
Het belastingtarief in de eerste schijf wordt verlaagd naar 8,17% (belasting + premies 35,82%) en het
tarief in de tweede schijf wordt verhoogd naar 37,48% in 2025. Het toptarief blijft 49,5%.
Het aangrijpingspunt voor het toptarief wordt € 76.817. Hierin zit een beleidsmatige verhoging uit
het Belastingplan 2019 en een beleidsmatige verlaging uit de Voorjaarsnota 2024, per saldo
resteert een beleidsmatige verhoging van € 392.
Het afbouwpunt van de algemene heffingskorting wordt gekoppeld aan het wettelijk minimumloon
(Wml) inclusief vakantietoeslag. Het afbouwpunt voor 2025 wordt daarmee € 28.406. Het afbouwpercentage bedraagt 6,337%. Dit bedrag en percentage zijn pas definitief na vaststelling van het WML in november 2024.
De algemene heffingskorting wordt verlaagd met € 335.
Werken loont
Het kabinet heeft ingezet op het doel om werken te laten lonen door de huurtoeslag te vereenvoudigen en het belastingtarief in de eerste schijf te verlagen. Door de aanpassing in de huurtoeslag wordt het afbouwpad lineair, waardoor het verlies aan huurtoeslag bij een hoger inkomen minder groot is dan voorheen. Dit verlaagt de hoge piek in de marginale druk bij sommige huishoudens met inkomens tussen circa € 35.000 en € 50.000. Deze maatregelen maken het aantrekkelijker om meer uren te gaan werken.
Tegelijkertijd zorgen de intensiveringen van de huurtoeslag en het kindgebonden budget ervoor dat de armoede in het algemeen en specifiek onder kinderen niet oploopt. Tot slot is bij deze afweging gekeken naar de effecten op verschillende (inkomens)groepen, en naar het evenwicht tussen werkenden, gepensioneerden en uitkeringsgerechtigden. De middelste inkomensgroep gaat er, net als in de mediaan van het totaal, in 2025 met 0,7% op vooruit. De tweede en vierde inkomensgroep gaan er ook op vooruit, respectievelijk 1,1% en 0,6%.
Algemene heffingskorting
Waarom wordt de algemene heffingskorting verlaagd, en waarom met het specifieke bedrag van 335 euro?
Ondanks de verlaging van de algemene heffingskorting stijgt de armoede niet. De mediane koopkrachtontwikkeling van uitkeringsgerechtigden is voor 2025 1,0% en voor de eerste inkomensgroep 0,5%. Er is niet gekozen voor een verlaging van de arbeidskorting, omdat dit niet past bij het doel om werken te laten lonen. De balans tussen verschillende doelen (op gebied van werken moet lonen en armoede , waarbij niet verder wordt genivelleerd), heeft geleid tot het bedrag van 335 euro.
De aanpassingen aan de algemene heffingskorting (het verlagen van het maximale bedrag met € 335 en het verschuiven van het afbouwpunt) leiden tot een mediaan inkomenseffect van -0,2%. De laagste 20% inkomens (-0,4%) gaan er door deze afzonderlijke maatregel meer op achteruit dan andere inkomensgroepen (-0,1%/0,2%).
Ondanks de verlaging van de algemene heffingskorting stijgt de bijstandshoogte. Dit komt doordat de algemene heffingskorting vanaf een hoger inkomen gaat afbouwen. Tegenover de verlaging van de AHK staat daarnaast een (verdere) verlaging van het belastingtarief in de nieuwe eerste schijf.
Onderstaande tabel toont de inkomenseffecten van de aanpassingen in de AHK afzonderlijk (verlagen van het maximale bedrag met € 335 en het verschuiven van het afbouwpunt). Het inkomenseffect is het effect van een maatregel in een bepaald jaar op het besteedbaar inkomen van huishoudens. Hierbij is geen rekening gehouden met de impact op het macro-economische beeld.

Koopkrachtontwikkeling
Hoeveel mensen met het minimumloon er per maand in euro’s op vooruitgaan hangt af van een aantal factoren, waaronder het aantal gewerkte uren, of iemand een partner heeft, of iemand kinderen heeft, of iemand in een koop- of huurwoning woont, en indien dat laatste het geval is, of iemand in een sociale huurwoning (met recht op huurtoeslag) of een vrije sectorwoning (zonder recht op huurtoeslag) woont.
Onderstaande tabel toont de koopkrachtontwikkeling voor 2025 in termen van percentages en euro’s. De koopkrachtontwikkeling geeft de stijging van het besteedbaar inkomen weer, gecorrigeerd voor inflatie.

Werkende arme
Gaat de groep werkende armen erop achteruitdoor de aanpassingen van de algemene heffingskorting (AHK)?

Uit tabel 3 volgt dat werkenden met een inkomen (ruim) onder het wettelijk minimumloon meer belasting gaan betalen als gevolg van de fiscale maatregelen uit het Belastingplan. Vanaf een inkomen van € 25.110 neemt het nadeel van de aanpassingen van de AHK af, terwijl het voordeel van de tariefsaanpassingen nog oploopt.
Het omslagpunt ligt bij een inkomen van € 26.060, wat neerkomt op ongeveer 91% van het wettelijk minimumloon. Dit betekent dat iemand 33 uur moet werken tegen het minimumloon om dit omslagpunt te bereiken. Bij een hoger uurloon of meer uren werken levert dit per saldo een belastingvoordeel op. Daarnaast bevat het koopkrachtpakket nog andere maatregelen naast de aanpassingen van de AHK en tarieven. Dit pakket bestaat ook uit een intensivering van de huurtoeslag en het kindgebonden budget. Hiervan profiteren veel werkende armen.
Nota naar aanleiding van het verslag Belastingplan 2025
Factsheetbundel pakket Belastingplan 2025