
Het rapport is opgesteld door een ambtelijke werkgroep met een onafhankelijke voorzitter en heeft als doel inzicht te bieden in de stand van zaken op de belangrijkste thema’s van het belastingstelsel wat betreft knelpunten, stappen die daarop zijn gezet, uitdagingen en oplossingsrichtingen.
Maatschappelijke opgaven
Dit rapport gaat over de rijksbelastingen en is gestructureerd langs diverse maatschappelijke opgaven.
De werkgroep heeft de volgende opgaven geselecteerd:
- bestaanszekerheid en werken moet lonen;
- een goed werkende arbeidsmarkt;
- behoud van een goed ondernemingsklimaat en concurrentievermogen;
- een evenwichtige bijdrage van mensen met vermogen;
- een beter functionerende woningmarkt;
- nakomen van klimaat- en milieuverplichtingen;
- een betere gezondheid met minder gezondheidsverschillen.
Op diverse terreinen is het fiscaal instrumentalisme doorgeschoten en is het belangrijk stappen te zetten naar een beter en eenvoudiger belastingstelsel. Dit rapport maakt beleidsmakers wegwijs in de fiscale instrumenten die beschikbaar zijn en kunnen passen in de aanpak van maatschappelijke opgaven.
Het rapport doet aanbevelingen voor een beter en eenvoudiger belastingstelsel zonder één eindbeeld te schetsen (geen blauwdruk).
Functies belastingstelsel
Belastingheffing dient om publieke uitgaven te financieren, de inkomensverdeling te beïnvloeden en gedrag te beïnvloeden (beprijzen). Dat zijn de drie belangrijkste functies van het belastingstelsel. Een grote meerderheid van Nederlanders ondersteunt deze doelen.
Een aantal punten uit het rapport worden hierna uitgelicht.
Geen wondermiddel
De fiscaliteit is geen wondermiddel tegen alle kwalen en moet niet oneigenlijk worden ingezet.
De inzet van (te) veel fiscale instrumenten maakt het stelsel complexer, zowel in de uitvoering als voor burgers en bedrijven. Dit terwijl het huidige stelsel, door steeds weer nieuwe aanpassingen, zonder uitvoering van groot onderhoud of het doorvoeren van echte hervormingen, voor burgers en bedrijven al niet goed doenlijk is en voor de Belastingdienst en andere partijen niet goed uitvoerbaar.
Doenvermogen
Het belastingstelsel moet beter rekening houden met het doenvermogen van mensen.
Gaandeweg is het stelsel van belastingen (en toeslagen) het minst doenlijk geworden voor die mensen die het stelsel het meest nodig hebben. Dit leidt tot niet-gebruik van (fiscale) regelingen, onjuist gebruik van aftrekposten met correcties door de Belastingdienst in de aangiften tot gevolg en daarmee ook extra onzekerheid.
Goed ingerichte digitale processen
Met goed ingerichte digitale processen kan de Belastingdienst ervoor zorgen dat belastingplichtigen zo veel mogelijk automatisch, in één keer goed en zonder veel moeite aan hun verplichtingen kunnen voldoen. In dit opzicht zijn de vooringevulde belastingaangiften een belangrijke verworvenheid.
Minder fiscale regelingen
Een doenlijk, uitvoerbaar en juridisch houdbaar belastingstelsel vraagt om minder fiscale regelingen. Tellen we de 190 fiscale regelingen bij elkaar op, dan gaat het om een derving van circa € 163 miljard op een totale belastingopbrengst van € 400 miljard. Het woud aan aftrekposten, vrijstellingen en uitzonderingen voor subgroepen en subdoelen leidt tot grondslagversmalling en hogere tarieven.
Het is belangrijk zeer terughoudend te zijn met het introduceren van nieuwe regelingen én stappen te zetten om de negatief geëvalueerde fiscale regelingen af te schaffen.
Andere belastinggrondslagen
Om de (oplopende) lastendruk op arbeid te verminderen is het belangrijk lasten te verschuiven naar andere belastinggrondslagen.
Ons belastingstelsel leunt voor bijna 50% op de grondslag arbeid, 30% op consumptie en ruim 20% op kapitaal. Het hoge aandeel van arbeid komt door de grote beschikbare grondslag en de beperkte mobiliteit van arbeid. Tegelijkertijd belemmert de hoge lastendruk op arbeid het functioneren van de toch al krappe arbeidsmarkt. De stijgende zorgkosten stuwen de lasten op arbeid de komende jaren verder omhoog, terwijl de vergrijzing de grondslag juist onder druk zet.
Lastenverschuivingen
De (stijging van de) lastendruk op arbeid kan worden beperkt door één of meerdere van de volgende lastenverschuivingen:
- een grotere bijdrage van gepensioneerden door een fiscalisering van de AOW-premie;
- het afbouwen van de fiscale subsidie van het eigen huis en aftoppen van de pensioenopbouw;
- het evenwichtiger belasten van inkomen uit vermogen en vermogensoverdrachten;
- het beter beprijzen van negatieve effecten op klimaat, milieu en gezondheid;
- het afschaffen of aanpassen van negatief geëvalueerd fiscale regelingen.
De opbrengsten hiervan kunnen worden ingezet om de (oplopende) lastendruk op arbeid te verminderen en stappen te zetten naar een belastingmix met meer (brede) welvaart.
Werken moet lonen
Het is voor veel werkenden weinig inzichtelijk hoe een hoger uurloon of een langere werkweek zich vertaalt in extra besteedbaar inkomen. In tegenstelling tot wat vaak gedacht of opgeworpen wordt, loont het voor veel mensen om meer uren te werken; voor ongeveer 80 procent van de mensen is de marginale druk lager dan 60%. Tegelijkertijd is de spreiding van de marginale druk de laatste jaren toegenomen en kan voor bepaalde groepen zo hoog zijn dat een extra uur werk financieel niet of nauwelijks loont.
De inherente spanning tussen inkomensherverdeling enerzijds en het uitgangspunt dat werken moet lonen anderzijds is te verzachten door lasten te verschuiven of op de uitgaven te besparen. Daarnaast is het door het complexe stelsel voor veel mensen niet doenlijk te weten wat meer uren werken oplevert. Deze vertroebeling verlaagt de effectiviteit van arbeidsmarktprikkels zoals de arbeidskorting. Door het steeds verder verhogen van de arbeidskorting (en de combinatiekorting) raakt dit instrument uitgewerkt.
Arbeidskorting verlagen
Het is beter de arbeidskorting te verlagen, de arbeidskorting en algemene heffingskorting niet af te bouwen met het inkomen, maar in plaats daarvan de tariefstructuur aan te passen. Dit maakt het stelsel transparanter en eenvoudiger. Een verdergaande stap is te bewegen naar een stelsel met inkomensonafhankelijke toelagen en een groter aantal belastingtarieven, resulterend in veel meer gematigde marginale druk.
Alle werkenden gelijker belasten
Verdere stappen zijn nodig om alle werkenden gelijker te belasten (‘globaal evenwicht’). De ongelijke fiscale behandeling van werkenden – IB-zelfstandigen en directeur-grootaandeelhouders betalen doorgaans minder belasting dan werknemers – vormt een andere verstoring van de arbeidsmarkt.
Het is beter om de activiteiten van ondernemers met positieve externe effecten, zoals investeringen, innovatie en vergroening, te stimuleren in plaats van het ‘zijn’ van een ondernemer. Ook het verlagen van de lasten op arbeid is gunstig voor ondernemers.
Het gelijker belasten van alle werkenden betekent één Vpb-tarief, minder progressie bij aanmerkelijk belang, en het afschaffen van de fiscale ondernemingsfaciliteiten (met uitzondering van een beperkte MKB-winstvrijstelling).
Aof-premie verlagen
De middelen worden teruggesluisd in de tarieven inkomstenbelasting en een verlaging van de Aof-premie die werkgevers betalen. Deze Aof-premie is nu voor een deel een verkapte belasting van werknemers ten opzichte van andere werkenden, omdat de premie op een hoger dan kostendekkend niveau ligt.
Verduidelijking in arbeidsrecht
Samen leiden de maatregelen tot vereenvoudiging, minder belastingarbitrage en minder (groei van het aantal) zzp’ers. Overigens geldt dat de knelpunten op de arbeidsmarkt ook via niet-fiscale wegen moeten worden aangepakt zoals een verduidelijking van het arbeidsrecht.
Zie ook het rapport uit 2020 met 169 bouwstenen om knelpunten in het belastingsysteem op te lossen.