
Minister Schouten van Pensioenen informeert de Tweede Kamer over de prognose van de stapsgewijze verhoging van de AOW-leeftijd en de leeftijd waarop de AOW-opbouw begint. De AOW-leeftijd wordt telkens 5 jaar van tevoren aangekondigd.
Levensverwachting
Het al dan niet stijgen van de AOW-leeftijd volgt automatisch uit de levensverwachting die het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) vaststelt voor 2029. Voor de jaren 2024 tot en met 2027 is de AOW-leeftijd vastgesteld op 67 jaar en in 2028 is deze 67 jaar en drie maanden.
Het CBS heeft dit jaar ook de prognose voor 2028 aangepast. Op basis van deze nieuwe prognose zou de AOW-leeftijd voor 2028 niet verhoogd zijn naar 67 jaar en drie maanden, maar op 67 jaar blijven. In de wet is echter geregeld dat de AOW-leeftijd vijf jaar van tevoren moet zijn vastgesteld, zodat mensen weten waar ze aan toe zijn. Als de AOW-leeftijd eenmaal is vastgesteld kan deze niet meer gewijzigd worden.
Het CBS gaat ervan uit dat de leeftijdsverwachting de komende jaren wel blijft stijgen, maar minder snel dan eerst werd aangenomen.
Pensioenrichtleeftijd in 2025
De pensioenrichtleeftijd is op een vergelijkbare wijze gekoppeld aan de levensverwachting. Op grond van artikel 18a, achtste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964, zoals dat luidde op 30 juni 2023, de dag voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet toekomst pensioenen, en de prognose van de gemiddelde resterende levensverwachting op 65-jarige leeftijd in 2035 blijft de pensioenrichtleeftijd ook in 2025 68 jaar.
Sinds de inwerkingtreding per 1 juli 2023 van de Wet toekomst pensioenen komt de fiscale pensioenrichtleeftijd als zodanig niet meer terug in het fiscale kader. De fiscale pensioenrichtleeftijd blijft nog wel van belang voor het overgangsrecht.
Kamerbrief over vaststelling AOW-leeftijd 2029 en pensioenrichtleeftijd 2025