
Nu de werkneemster geen schriftelijk bericht van de werkgever heeft ontvangen over (niet) verlenging van de arbeidsovereenkomst, heeft de werkneemster recht op de aanzegvergoeding.
Door niet duidelijk te maken hoeveel uren de werkneemster nog extra moest inroosteren voor het einde van de arbeidsovereenkomst, heeft de werkgever haar niet deugdelijk in de gelegenheid gesteld deze min-uren in te halen. Dit komt rekening van de werkgever.
Wat vordert de werkneemster?
De werkneemster heeft van 1 juli 2022 tot en met 30 juni 2023 bij de werkgever gewerkt op basis van een contract voor bepaalde tijd.
De werkneemster vraagt in deze procedure de werkgever te veroordelen om de aanzegvergoeding aan haar te betalen (€ 3.076,15 bruto, inclusief vakantietoeslag), omdat de werkgever haar niet uiterlijk een maand voor het einde van de arbeidsovereenkomst schriftelijk heeft geïnformeerd over het al dan niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst. Ook verzoekt de werkneemster uitbetaling van niet uitbetaalde min-uren. De werkgever heeft geen verweer gevoerd.
Aanzegvergoeding betalen
Een werkgever moet een werknemer uiterlijk een maand voordat een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd eindigt, informeren of deze al dan niet wordt voortgezet. De werkneemster voert aan dat zij geen schriftelijk bericht van de werkgever heeft ontvangen dat haar arbeidsovereenkomst na 30 juni 2023 niet zou worden verlengd. De werkgever heeft dat in deze procedure niet weersproken.
Niet schriftelijk geïnformeerd
De kantonrechter gaat er daarom van uit dat de werkneemster niet schriftelijk is geïnformeerd, zodat de werkgever de aanzegvergoeding ter hoogte van één maandsalaris, € 3.076,15 bruto (inclusief vakantietoeslag), aan de werkneemster moet betalen.
Ingehouden vakantie-uren betalen
De werkgever heeft bij de eindafrekening te weinig vakantie-uren aan de werkneemster uitbetaald. De werkneemster had op grond van de arbeidsovereenkomst recht op 190 vakantie-uren (3,65 per week x 52).
Tijdens de zitting heeft de werkneemster verklaard dat zij in totaal acht vakantiedagen (8 x 7,6 uur = 60,8 uur) heeft opgenomen, zodat er nog 129,2 vakantie-uren resteren die de werkgever moet betalen. De werkgever heeft hiervan 11,74 uur uitbetaald en de overige uren (117,46) blijkbaar verrekend met de uren die de werkneemster tijdens het dienstverband te weinig heeft gewerkt. Dit was ten onrechte, gelet op het volgende.
Loon betalen, tenzij…
De werkgever moet het loon betalen, ook als de werknemer de overeengekomen arbeid geheel of gedeeltelijk niet heeft verricht, tenzij dit in redelijkheid voor rekening van de werknemer moet komen.
Minder uren in zomer
De werkneemster heeft tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat zij en haar collega’s in de zomerperiode minder uren werken dan waartoe zij op grond van hun arbeidsovereenkomst gehouden zijn, omdat er dan minder klanten zijn. Deze uren halen zij normaal gesproken op een ander moment in, als het drukker is met bezoekers.
Overzicht inhaaluren niet gekregen
De werkneemster voert aan dat zij meermaals heeft gevraagd om een overzicht van de uren die zij nog moest inhalen, omdat zij dit niet zelf kon zien in het systeem, maar dat zij dit overzicht niet heeft gekregen. De werkgever heeft dit alles niet weersproken.
Geen gelegenheid om min-uren in te halen
Aangezien de werkgever de werkneemster geen opgave heeft gedaan van de uren die zij nog moest inhalen, ondanks dat zij hier meerdere keren om had gevraagd, was het voor de werkneemster niet duidelijk hoeveel uren zij zichzelf nog extra moest inroosteren voor het einde van de arbeidsovereenkomst. Door niet duidelijk te maken hoeveel uren nog moest inhalen, heeft de werkgever haar niet deugdelijk in de gelegenheid gesteld deze min-uren in te halen.
Voor rekening van werkgever
Onder deze omstandigheden komt het voor rekening van de werkgever dat de werkneemster de overeengekomen arbeidsuren uiteindelijk niet volledig heeft gewerkt en moet de werkgever het salaris voor deze uren toch betalen. Dit komt neer op een bedrag van € 2.032,06 (117,46 uur x € 17,30 per uur bruto), te vermeerderen met 8% vakantietoeslag, dus in totaal € 2.194,62. Dit bedrag wijst de kantonrechter toe.
Wettelijke verhoging en rente
De gevraagde wettelijke verhoging van 50% over het ingehouden salaris wordt toegewezen (€ 1.097,31) , omdat de werkgever dit niet binnen de geldende termijnen heeft betaald. Ook de wettelijke rente wijst de kantonrechter als niet weersproken toe vanaf het moment van opeisbaarheid.
Correcte eindafrekening
De werkgever moet de werkneemster een nieuwe eindafrekening verstrekken, omdat hij de werkneemster nog loon moet betalen. De verzochte dwangsom wordt toegewezen voor iedere dag dat de werkgever in gebreke blijft de correcte bruto-netto-specificatie aan de werkneemster te verstrekken vanaf vijf werkdagen na betekening van deze beschikking, met een maximum van € 2.500.
Proceskosten
De werkgever wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten van de werkneemster betalen.
Uitspraak Rechtbank Rotterdam, 17 oktober 2023, ECLI:NL:RBROT:2023:9625