
De werknemer betaalde voorheen belasting over de aandelenopties op het moment dat de optierechten werden omgezet in aandelen. Het heffingsmoment is sinds 1 januari 2023 verschoven naar het moment dat de aandelen verhandelbaar worden. Er is wel een keuzeregeling: de werknemer kan er nog altijd voor kiezen om bij uitoefening van de opties al belasting te betalen, ook als de aandelen dan nog niet verhandelbaar zijn.
Hoofdregel sinds 2023
Je bepaalt het loon voor een aandelenoptieregeling vanaf 2023 op het volgende moment:
het moment waarop de aandelen verhandelbaar zijn of worden
Met ‘verhandelbaar zijn of worden’ wordt het eerste moment bedoeld waarop de werknemer de mogelijkheid heeft de aandelen te vervreemden. Op dat moment hoeft dus geen sprake te zijn van daadwerkelijke vervreemding. Voor het bepalen van het loon ga je uit van de waarde in het economisch verkeer van de aandelen op dat 1e moment. De verschuldigde loonheffingen draag je op aangifte af over dat tijdvak.
Let op: als de werknemer al voordeel geniet uit de verkregen aandelen nog voordat ze verhandelbaar zijn geworden, zoals dividend, is dat voordeel voor hem loon op het moment dat hij dat voordeel geniet.
het moment waarop de werknemer de optierechten vervreemdt
Als loon geldt het voordeel dat de werknemer met de vervreemding van dat recht geniet. Hierop breng je in mindering wat je de werknemer daarvoor eerder in rekening hebt gebracht, zoals een uitoefenprijs of optieprijs. Het saldo mag niet lager dan € 0 zijn. Je betrekt het saldo op het moment van vervreemding in de heffing. De verschuldigde loonheffingen draag je op aangifte af over dat tijdvak.
Uitzondering op hoofdregel
Uitzondering op verhandelbaar zijn van de aandelen: fictief genietingsmoment na 5 jaar.
Een uitzondering op de hoofdregel geldt om langdurig uitstel van heffing te voorkomen.
Als de werknemer de verkregen aandelen niet mag vervreemden als gevolg van een contractuele bepaling waardoor de aandelen nog niet verhandelbaar zijn, geldt als genietingsmoment een van de volgende momenten:
- bij een beursgenoteerde vennootschap: maximaal vijf jaar na uitoefening van het aandelenoptierecht; of
- bij een niet-beursgenoteerde vennootschap: maximaal vijf jaar na een toekomstige beursgang van die vennootschap.
Op dat moment bepaal je het voordeel tegen de waarde in het economisch verkeer van de aandelen. De verschuldigde loonheffingen draag je op aangifte af over dat tijdvak.
Let op: deze termijn van 5 jaar geldt niet zolang de aandelen ingevolge een wettelijke bepaling niet verhandelbaar zijn. In dat geval is de termijn gelijk aan de duur van de wettelijke bepaling.
Schending bepaling
Als de werknemer in strijd met de contractuele of wettelijke bepaling zijn aandelen vervreemdt, geldt als loon het voordeel dat de werknemer geniet met de vervreemding van de aandelen. Hierop komt in mindering het bedrag dat de werknemer voor de schending van de bepaling in rekening is gebracht. Het saldo mag niet lager dan € 0 zijn.
Afwijken van hoofdregel
De werknemer heeft een keuzerecht om af te wijken van de hoofdregel. Als op het moment van het uitoefenen van de aandelenoptierechten de daaruit te verkrijgen aandelen nog niet verhandelbaar zijn, kan hij ervoor kiezen om het heffingsmoment toch te laten vallen op het moment van uitoefenen van die optierechten. Je bepaalt het loon dan tegen de waarde in het economisch verkeer van de aandelen op het moment van uitoefenen van de optierechten.
Schriftelijke keuze
De werknemer moet zijn keuze schriftelijk aan jou kenbaar maken. Hij moet dit uiterlijk doen op het moment van uitoefening van de aandelenoptierechten. Je moet deze schriftelijke keuze bewaren bij de loonadministratie.
Hierna volgen vier voorbeelden ten aanzien van het uitoefenen van aandelenoptierechten en de gevolgen voor de loonheffingen.
Voorbeeld 1 – aandelen nog niet verhandelbaar
De werknemer oefent op 1 februari 2023 zijn aandelenoptierechten uit. Op dat moment zijn de aandelen nog niet verhandelbaar. De werknemer kiest ervoor om het voordeel op dat moment in de heffing te laten betrekken.
Het voordeel naar de waarde in het economische verkeer van de aandelen op dat moment is € 25.000 (na aftrek van wat je de werknemer daarvoor eerder in rekening hebt gebracht). Op dat moment betrek je het voordeel van € 25.000 in de loonheffingen. Je berekent de loonheffingen over dat voordeel en geeft het loon en de loonheffingen aan in de aangifte over februari 2023.
Het voordeel dat de werknemer geniet ten tijde van de eventuele vervreemding van de uit de aandelenoptieregeling verkregen aandelen blijft dan buiten de loonheffingen.
Voorbeeld 2 – aandelen verhandelbaar
De werknemer oefent op 1 februari 2023 zijn aandelenoptierechten uit. Op dat moment zijn de aandelen nog niet verhandelbaar. Op dat moment is de theoretische waarde in het economische
verkeer € 25.000. Maar omdat de werknemer niet kiest voor heffen op dat moment is die waarde niet relevant.
Op 10 augustus 2024 zijn de aandelen verhandelbaar. Het voordeel naar de waarde in het economische verkeer van de aandelen op dat moment is € 30.000 (na aftrek van wat je de werknemer daarvoor eerder in rekening hebt gebracht). Op dat moment betrek je het voordeel van € 30.000 in de loonheffingen.
Je berekent de loonheffingen over dat voordeel en geeft het loon en de loonheffingen aan in de aangifte over augustus 2024. De werknemer hoeft op dat moment zijn uit de aandelenoptieregeling verkregen aandelen niet te vervreemden.
Het voordeel dat de werknemer eventueel later geniet als hij deze aandelen vervreemdt blijft dan buiten de loonheffingen.
Voorbeeld 3 – beursgenoteerde vennootschap
De werknemer oefent op 1 februari 2023 zijn aandelenoptierechten uit van aandelen van een beursgenoteerde vennootschap. Op dat moment zijn de aandelen als gevolg van een contractuele
bepaling nog niet verhandelbaar. Op dat moment is de theoretische waarde in het economische verkeer € 25.000. Maar omdat de werknemer niet kiest voor heffen op dat moment is dat voordeel
niet relevant.
Fictief voordeel
Op 1 februari 2028 is de 5-jaarstermijn verstreken, maar de aandelen zijn dan nog niet verhandelbaar. Op dat moment bereken je een fictief voordeel naar de waarde in het economische verkeer van de aandelen op dat moment, stel € 35.000 (na aftrek van wat je de werknemer daarvoor eerder in rekening hebt gebracht).
Dit voordeel van € 35.000 betrek je in de aangifte loonheffingen waarin dat moment valt. Je berekent de loonheffingen over dat voordeel en geeft het loon en de loonheffingen aan in de
aangifte over februari 2028.
Voorbeeld 4 – niet-beursgenoteerde vennootschap
De werknemer oefent op 1 februari 2023 zijn aandelenoptierechten uit van aandelen van een niet-beursgenoteerde vennootschap. Op dat moment zijn de aandelen op grond van een contractuele
bepaling gedurende 10 jaar nog niet verhandelbaar. Op dat moment is het theoretische voordeel € 25.000. Maar omdat de werknemer niet kiest voor heffen op dat moment is dat voordeel niet
relevant. Zolang de aandelen van de niet-beursgenoteerde vennootschap niet verhandelbaar zijn, is er geen heffingsmoment.
Fictief voordeel
Op 17 maart 2024 gaat de vennootschap naar de beurs. Op 17 maart 2029 is de termijn van 5 jaar na beursgang verstreken. Ook nu de aandelen op grond van een contractuele bepaling dan nog niet verhandelbaar zijn, is er op dat moment wel een heffingsmoment. Je berekent een fictief voordeel naar de waarde in het economische verkeer van de aandelen op dat moment, stel € 45.000.
Op dat moment betrek je het voordeel van € 45.000 in de loonheffingen. Je berekent de loonheffingen over dat voordeel en geeft het loon en de loonheffingen aan in de aangifte over maart 2029.
In internationale situaties kan de belastbaarheid van aandelenopties complexer liggen. Je kunt de situatie vooraf aan de Belastingdienst voorleggen.
Bron: Nieuwsbrief Loonheffingen 2023