
Er zijn vorderingen van de pensioenuitvoerder en drie stichtingen bij de werkgever tot betaling van facturen. Het betreft afdracht van pensioen en diverse bijdragen. De werkgever heeft zich niet afgemeld bij het pensioenfonds en niet aangetoond dat hij op enig moment elders aangemeld was. Vorderingen toegewezen.
De werkgever heeft een aantal facturen ontvangen van het administratiekantoor van de eisers.
De werkgever zou op grond van artikel 8 van de Wet Bpf 2000 verplicht zijn om premie onderdomspensioen en ANW-pensioen te betalen aan het pensioenfonds. De werkgever is het niet eens met de eis en voert het volgende aan.
Ten aanzien van Stichting Pensioenfonds Metaal en Techniek (SPMT): het bedrijf is geen werkgever in de metaal en techniek en hoeft daarom geen premies aan SPMT te betalen. De normale bedrijfsactiviteiten bestaan uit het uitzenden van personeel, alleen in 2020 zijn ook andere activiteiten verricht in verband met een tijdelijk project. Het verzoek van 11 maart 2020 om werknemers onder te brengen bij PMT mag niet worden aangemerkt als een verzoek om blijvend aansluiting te zoeken, maar hooguit voor het jaar 2020. Vanaf 2021 wil de werkgever weer aansluiten bij STIPP; de herbeoordeling daarvan moet worden afgewacht. Als de werkgever al iets moet betalen, dan is er geen grondslag voor de gevorderde boete, althans kan naar redelijkheid geen boete worden vastgesteld. SPMT heeft zelf geen aanspraak op de boete gemaakt.
Ten aanzien van Stichting Wij Techniek (SWT): de werkgever is geen werkgever in de metaal en techniek, zodat hij de cao Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor het Technische Installatiebedrijf niet hoeft toe te passen.
Ten aanzien van Stichting Sociaal Fonds Metaal en Techniek (SSFMT): de werkgever betwijfelt of hij onder de cao Werkgeversbijdrage Sociaal Fonds Metaal en Techniek valt.
Ten aanzien van Stichting Private Aanvulling WW en WGA Metaal en Techniek (SPAWWMT): de werkgever betwist dat de cao Private Aanvulling WW en WGA Metaal en Techniek van toepassing is.
Verplichte deelname vanaf 1 januari 2020
In deze procedure staat vast dat de werkgever zich op 11 maart 2020 heeft aangemeld bij (het administratiekantoor van) eisers en dat deze aanmelding is verwerkt. De werkgever heeft zelf doorgegeven vanaf 2020 een tweede bedrijfsactiviteit te hebben (elektrotechnische werkzaamheden), die qua omvang de eerste activiteit (het uitzenden en detacheren van personeel) overstijgt. Deze aanmelding is verwerkt. Het administratiekantoor van eisers heeft op 9 april 2020 bevestigd dat de werkgever vanaf 1 januari 2020 (verplicht) deelneemt aan het Pensioenfonds Metaal en Techniek, het Sociaal Fonds Metaal en Techniek, het derde jaar WW/WGA en O&O voor het Technisch Installatiebedrijf.
Betwisting staat haaks op aanmelding
Met het voorgaande acht de kantonrechter voldoende vast komen te staan dat de werkgever met ingang van 1 januari 2020 heeft te gelden als werkgever in de metaal en techniek, zoals bedoeld in de door eisers aangehaalde cao’s. De betwisting van de werkgever staat haaks op haar eigen aanmelding en is daarom niet geloofwaardig. Bovendien heeft de werkgever zijn betwisting vrijwel niet onderbouwd.
Geen deugdelijke onderbouwing
De opmerking dat de werkgever niet weet uit welke documenten de door eisers overgelegde delen van de Verplichtstellingsbeschikking, de cao Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor het Technisch Installatiebedrijf, de cao Werkgeversbijdrage Sociaal Fonds Metaal en Techniek en de cao Private Aanvulling WW en WGA Metaal en Techniek geldt niet als deugdelijke onderbouwing voor de betwisting. De enkele mededeling van de werkgever dat de activiteiten sinds 2021 weer hoofdzakelijk bestaan uit het uitzenden en detacheren van personeel, is ook onvoldoende. Niet is gebleken dat de werkgever zich per 1 januari 2021 heeft afgemeld bij (het administratiekantoor van) eisers. De juistheid van de stelling dat de activiteiten sinds 1 januari 2021 zijn gewijzigd, volgt verder ook nergens uit. Dat de werkgever (nog) niet in staat is om stukken over te leggen waaruit dit blijkt, komt voor haar eigen rekening en risico.
Gevorderde premies en bijdragen betalen
De werkgever heeft niet betwist dat een werkgever in de metaal en techniek op grond van de door eisers genoemde cao’s de in rekening gebrachte bedragen verschuldigd is. Nu de kantonrechter van oordeel is dat de werkgever een werkgever in de metaal en techniek is, staat daarmee de verschuldigdheid van de gevorderde premies en bijdragen vast. De gevorderde hoofdsommen zijn daarom toewijsbaar. Er is geen reden om te wachten met het toewijzen van deze bedragen totdat duidelijk is of de werkgever per 1 januari 2021 (kennelijk met terugwerkende kracht) weer is aangesloten bij Stipp. De werkgever zal zo nodig zelf voor een verrekening moeten zorgen als deze aansluiting wordt gerealiseerd.
De kantonrechter veroordeelt de werkgever:
- om aan SPMT te betalen € 106.342,43 met de wettelijke rente over een bedrag van € 103.958,71 vanaf 1 maart 2022 tot de dag van volledige betaling;
- om aan SWT te betalen € 5.924,30 met de wettelijke rente over een bedrag van € 5.791,50 vanaf 1 maart 2022 tot de dag van volledige betaling;
- om aan SSFMT te betalen € 1.393,96 met de wettelijke rente over een bedrag van € 1.362,71 vanaf 1 maart 2022 tot de dag van volledige betaling;
- om aan SPAWWMT te betalen € 2.787,94 met de wettelijke rente over een bedrag van € 2.725,45 vanaf 1 maart 2022 tot de dag van volledige betaling;
- in de proceskosten, voorlopig vastgesteld op € 3.259,06.
Uitspraak Rechtbank Rotterdam, 7 oktober 2022, ECLI:NL:RBROT:2022:8405