
Het kabinet is van plan om in te stemmen met het voorlopig akkoord ten aanzien van de richtlijn toereikende minimumlonen in de Europese Unie (EU).
De minister gaat in op de voornaamste elementen uit het voorliggend akkoord.
Artikel 1 – onderwerp
Na de bekendmaking van het voorlopig akkoord is in sommige media gesuggereerd dat deze richtlijn de hoogte van het Nederlands minimumloon voorschrijft. Dat is niet zo. Het Verdrag over de werking van de EU (VWEU) biedt hier geen juridische basis voor.
Lidstaten stellen minimumloon vast
Het kabinet hecht aan de bestaande bevoegdheidsverdeling waarbij alleen de lidstaten bevoegd zijn om de hoogte van het minimumloon vast te stellen. Het voorlopig compromis op dit artikel verduidelijkt dat de richtlijn beoogt de toereikendheid van minimumlonen te verbeteren en de sociale dialoog te promoten, maar dat het niet ingrijpt in de autonomie van sociale partners en ook niet in de nationale bevoegdheid van lidstaten om het minimumloon vast te stellen.
Artikel 2 – reikwijdte
De vereisten van de richtlijn in de Nederlandse rechtsorde zijn van toepassing voor mensen die volgens het Nederlands recht als ‘werknemer’ worden aangeduid, en sluit daarmee aan bij de reikwijdte van de Wet op het minimumloon en minimumvakantiebijslag (WML). Uiteraard moet rekening worden gehouden met de rechtspraak hierover van het Europees Hof van Justitie.
Artikel 4 – versterking sociale dialoog
In het Commissievoorstel stond dat lidstaten met een cao-dekking lager dan 70 procent een actieplan moeten opstellen ter bevordering van collectief onderhandelen. In het voorlopig akkoord is dit percentage verhoogd naar 80 procent. Over de mogelijkheden om de cao-dekkingsgraad te verhogen zal het kabinet in overleg treden met de sociale partners om tot een actieplan te komen.
Artikel 5 – procedures om toereikende minimumlonen vast te stellen
Het Commissievoorstel schreef voor dat vier elementen moesten worden gebruikt bij de vaststelling van het minimumloon. Het ging om de elementen: koopkracht, het loonniveau en de -verdeling, loongroei en arbeidsproductiviteit. Het voorlopig akkoord stelt dat lidstaten kunnen bepalen hoe deze elementen gewogen kunnen worden bij het vaststellen van het minimumloon.
Loongroei is een element dat in Nederland al in de Wet op het minimumloon en minimumvakantiebijslag (WML) is opgenomen: de gemiddelde groei van contractlonen staat aan de basis van de Nederlandse automatische indexatieformule.
Voor Nederland zal dit betekenen dat de regelgeving voor zal schrijven dat de elementen koopkracht, het loonniveau en de -verdeling en arbeidsproductiviteit onderdeel uitmaken van de periodieke evaluatie van de WML.
Automatische indexatieformule
In de richtlijn is een nieuw artikel opgenomen dat verduidelijkt dat lidstaten die een automatische indexatieformule hebben, zoals Nederland, de formule in overeenstemming met de nationale
wetgeving of praktijken mogen invullen. In het voorlopig akkoord is dit artikel overgenomen en is ook opgenomen dat het gebruik van automatische indexatieformules niet mag leiden tot de neerwaartse bijstelling van het minimumloon, zoals al in de Nederlandse wet opgenomen.
Ook is opgenomen dat in lidstaten met een automatisch indexatie-mechanisme eens in de vier jaar moeten bekijken of aanvullende bijstellingen nodig zijn. Dit mag in de vorm van een evaluatie zijn, zoals Nederland al kent.
Referentiewaarden
Op basis van het voorlopig akkoord staat het lidstaten vrij om te kiezen welke referentiewaarden worden gebruikt.
Als voorbeeld worden referentiewaarden genoemd in relatie tot het algemene niveau van bruto lonen. De overwegingen van het voorlopig akkoord bevatten tevens voorbeelden die zien op referentiewaarden die afgezet worden tegen armoedegrenzen of de koopkracht van het minimumloon.
Toereikendheid minimumlonen
In de discussies over minimumlonen wordt vaak gekeken naar het brutoloon in verhouding tot het mediane of gemiddelde bruto-inkomen. Om de toereikendheid van minimumlonen te beoordelen, moet volgens het kabinet echter niet alleen naar deze indicator worden gekeken, aangezien deze geen volledig beeld geeft van de toereikendheid.
Nederland heeft zich ervoor ingezet dat lidstaten voldoende ruimte houden om indicatoren te kiezen die een beter beeld geven over de toereikendheid van minimumlonen. Deze flexibiliteit was al opgenomen in de Algemene Oriëntatie en is behouden in het voorlopig akkoord.
Artikel 6 – afwijkingen en inhoudingen
Het kabinet deelt de opvatting van de Commissie dat afwijkingen en inhoudingen op het minimumloon onder meer gerechtvaardigd en proportioneel moeten zijn, en het kabinet is van mening dat alleen de lidstaten bevoegd zijn om te besluiten welke afwijkingen en inhoudingen zij gewenst achten. In het voorlopig akkoord is nauw aangesloten bij teksten van de Algemene Oriëntatie, waarbij werd aangesloten bij deze rechtsbeginselen die al in Nederland van toepassing zijn.
In het voorlopig akkoord is ook opgenomen dat de beleidsafwegingen bij geldende afwijkingen en inhoudingen op het minimumloon worden opgenomen in de periodieke data- en informatieverschaffingsmomenten aan de Commissie. Dit houdt een zeer beperkte verzwaring van de administratieve lasten in.
Artikel 10 – Monitoring-, data- en informatievereisten
De vereisten over de monitoring en vergaring van data zijn in de Algemene Oriëntatie significant teruggebracht. Zo moeten rapporten niet jaarlijks maar eens in de twee jaar worden opgesteld. Ook is de hoeveelheid aan te leveren statistieken sterk verminderd en deels afhankelijk gemaakt van de beschikbaarheid. Het voorlopig akkoord sluit grotendeels aan bij de Algemene Oriëntatie.
Artikel 11 – Recht op verhaal en bescherming tegen nadelige behandeling of gevolgen
In de Algemene Oriëntatie is Nederland akkoord gegaan met vereisten die stelden dat lidstaten ervoor zorgen dat bij nationale wet werknemers toegang hebben tot doeltreffende en onpartijdige geschillenbeslechting. Dit is in lijn met Nederlandse wetgeving. In het voorlopig compromis staat ook dat lidstaten maatregelen nemen om werknemers te beschermen tegen elke nadelige behandeling door de werkgever en te beschermen tegen nadelige gevolgen ten gevolge van een klacht of procedure die is ingeleid met als doel naleving bij een inbreuk in het kader van
minimumloon.
Conclusie
De Nederlandse inzet is geënt op het creëren van meer manoeuvreerruimte en minder gedetailleerde voorschriften, zodat het uiteindelijk compromis goed zou aansluiten bij de huidige, goedwerkende, Nederlandse systematiek. Dit geldt in het bijzonder voor de criteria ter bijstelling van een minimumloon, voor de indicatoren over toereikendheid daarvan en voor de keuze welke afwijkingen en inhoudingen op het minimumloon een lidstaat gewenst acht. Daarnaast zet Nederland in op het voorkomen van overlap in administratieve lasten bij de aanlevering van statistieken.
Vervolgproces
Het voorlopig akkoord staat geagendeerd voor de Coreper van 15 juni aanstaande. Dit betreft nog geen formele instemming. Alvorens het uiteindelijke compromis formeel ter stemming wordt gebracht, moeten er nog verschillende formaliteiten worden afgerond.
Als zowel het Europees Parlement als de Raad van de EU formeel met het akkoord instemmen, wordt het akkoord kort erna gepresenteerd in het Publicatieblad van de EU. Vanaf dat moment hebben lidstaten twee jaar om de bepalingen uit de richtlijn, om te zetten in nationale wet- en regelgeving.
Minimumloon omhoog
Het kabinet is parallel aan implementatie van de richtlijn van plan om het minimumloon te verhogen. Zo is in het Coalitieakkoord opgenomen dat het minimumloon stapsgewijs met 7,5 procent wordt verhoogd, los van de halfjaarlijkse indexatie.
In de Voorjaarsnota 2022 is aangekondigd dat deze extra verhoging versneld wordt doorgevoerd. De minister beoogt de eerste extra verhoging van 2,5 procent al in januari 2023, door middel van een algemene maatregel van bestuur die als ontwerp bij de Tweede Kamer wordt voorgehangen, toe te passen.
Minimumloon en onbelaste reiskostenvergoeding al vanaf 2023 omhoog