In deze nota van wijziging zijn een aantal technische en redactionele aanpassingen opgenomen van de Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling (Wvb) van onder meer de uniforme partnerdefinitie. Een aantal opgenomen wijzigingen ziet op fiscale wijzigingen in de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001) en de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB 1964).
Nettopensioen
In de Wet IB 2001 wordt voorgesteld een overgangsbepaling op te nemen voor nettopensioen zodat ook een nettopensioen niet direct vanaf 1 januari 2023 aan het voorgestelde fiscale kader hoeft te voldoen maar pas per 1 januari 2027.
Een nettopensioen kan dan ook tijdens de transitiefase tot 2027 worden aangepast aan het voorgestelde fiscale kader. Dit is in lijn met hetgeen ook voor de civiele wetgeving op dit punt is voorgesteld.
De overige voorgestelde wijzigingen in de Wet IB 2001 en de Wet LB 1964 zien vooral op het herstellen van een aantal kleine technische omissies in het wetsvoorstel.
Verder is een wijziging van de Algemene wet bestuursrecht in deze nota van wijziging opgenomen naar aanleiding van een recente uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven
(CBb).
Collectieve waardeoverdracht
Het proces waarbij pensioen opgebouwd onder het oude systeem wordt omgezet naar aanspraken en rechten onder het nieuwe systeem, wordt ook wel ‘invaren’ genoemd. Bij deze collectieve waardeoverdracht geldt geen individueel recht om bezwaar te maken tegen de omzetting van het pensioen. Daarvoor in de plaats komen collectieve waarborgen waardoor de evenwichtigheid van het invaren zal worden gewogen en beoordeeld.
Hoewel de besluitvorming en de collectieve waardeoverdracht vooral collectief zijn geregeld, heeft het individu wel mogelijkheden om de omzetting van zijn pensioen ter discussie te stellen.
De collectieve waardeoverdracht moet worden gemeld bij DNB en DNB heeft de mogelijkheid om de waardeoverdracht te verbieden.
De regering is van mening dat de mogelijkheid voor een individuele deelnemer om bezwaar te maken tegen het besluit van DNB om (g)een verbod op te leggen niet is beoogd en ook niet in lijn
met het voorstel van Wet toekomst pensioenen is. DNB toetst de waardeoverdracht collectief en treedt niet in de beoordeling van het individuele belang van de individuele deelnemer. De regering acht de onafhankelijke geschilleninstantie, of de civiele rechter, hiervoor de meest geschikte partij.
Overbruggingsplan
In de transitie naar de nieuwe premieregelingen kunnen pensioenfondsen opteren voor het transitie-ftk. Als het pensioenfonds verwacht de waarde van opgebouwde pensioenaanspraken en
pensioenrechten te zullen aanwenden overeenkomstig de gewijzigde pensioenregeling, mag gebruik worden gemaakt van het transitie-ftk.
Door het indienen van een overbruggingsplan geeft het pensioenfonds aan gebruik te willen maken van het transitie ftk. In het overbruggingsplan geeft het pensioenfonds aan hoe het verwacht toe te groeien naar de invaardekkingsgraad.
In het Besluit toekomst pensioenen wordt de inhoud van het overbruggingsplan nader geregeld. Het overbruggingsplan moet ter instemming worden voorgelegd aan DNB.
DNB toetst het overbruggingsplan maar geeft geen oordeel over keuzes, zoals vermindering van pensioenaanspraken en –rechten of een premieverhoging, die het pensioenfonds hier maakt. De
regering acht het niet wenselijk dat in aanvulling hierop bezwaar en beroep zou kunnen worden ingesteld door individuele deelnemers.
Ook hierbij is de regering van mening dat de mogelijkheid voor een individuele deelnemer om bezwaar te maken tegen het besluit van DNB om al dan niet in te stemmen met het overbruggingsplan niet is beoogd en ook niet in lijn met het voorstel van Wet toekomst pensioenen is.
Nota van wijziging Wetsvoorstel toekomst pensioenen
Kom ook naar de Cursus Impact nieuwe Wet Toekomst Pensioenen per 1 januari 2023 op 4 oktober 2022 door Ron Mulder