
Eén van de plannen uit het Klimaatakkoord is om te komen tot een CO2-reductie van de werkgerelateerde personenmobiliteit. Wat houden die plannen precies in?
Registratie werkgebonden personenverkeer
Onder de noemer ‘verduurzaming personenmobiliteit’ zijn afspraken gemaakt voor werkgevers met 100 of meer werknemers. In totaal gaat het om circa 8.000 werkgevers. De peildatum voor het meten van het aantal werknemers is 1 januari van elk jaar.
Grote werkgevers rapporteren vanaf 1 januari 2023 verplicht en jaarlijks, uiterlijk op 30 juni, over de werkgerelateerde personenmobiliteit in het voorafgaande kalenderjaar. Daarbij gaat het om woon-werkverkeer en alle zakelijke ritten waarvoor de werknemer een financiële vergoeding ontvangt of waarvoor aan de werknemer een vervoermiddel ter beschikking is gesteld.
De werkgever moet gegevens verstrekken over het aantal reizigerskilometers voor woon-werkverkeer en zakelijke mobiliteit, de gebruikte vervoermiddelen en het brandstoftype voor bromfiets, scooter of motorvoertuig.
Totalen hele organisatie
Bij het opstellen van de regelgeving was het respecteren van de privacy van werknemers een belangrijke voorwaarde. Zo mogen werkgevers alleen de totalen van de hele organisatie rapporteren.
Ook vindt het kabinet het belangrijk dat het rapporteren werkgevers zo weinig mogelijk extra werk oplevert. Daarom worden vooral gegevens gevraagd die werkgevers vaak toch al bijhouden. Zij hoeven de CO2-uitstoot dus niet zelf bij te houden of te berekenen.
Digitaal platform via RVO
Voor de rapportage en de berekeningen komt een digitaal platform beschikbaar via de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). In 2023 kunnen werkgevers op vrijwillige basis gegevens over het werkgebonden personenverkeer in 2022 registreren.
Tussentijds emissieplafond (collectief)
Tot 2026 geldt geen norm voor individuele werkgevers. In plaats daarvan geldt een tussentijds emissieplafond (collectief). De hoogte van dit plafond is gebaseerd op het graduele pad richting het reductiedoel van 1 Megaton in 2030.
Individuele wettelijke norm vanaf 2026
In 2025 wordt de totale CO2-emissie vastgesteld. Als de CO2-emissie onder het plafond blijft, volgen nieuwe collectieve afspraken voor de jaren tot 2030. Komt de CO2-uitstoot boven het vastgestelde plafond uit, dan volgt vanaf 2026 alsnog een verplichte norm voor individuele werkgevers. Als hiervan sprake is, bedraagt die individuele, wettelijke norm per 1 januari 2026 96 g per reizigerskilometer.
Geen emissiegrenswaarde voor woon-werkverkeer
Voor woon-werkverkeer is nog geen emissiegrenswaarde vastgesteld. De reden hiervoor is dat de wetgever onderkent dat woon-werkverkeer deels plaatsvindt in de privésfeer van de werknemer. De wetgever vindt het vooralsnog te ver gaan om een wettelijke plicht op te nemen voor de werknemer om te kiezen voor een bepaald vervoermiddel.
De wet gaat naar verwachting in per 1 januari 2023. Deze datum is nog niet definitief.
Voorbeeld: registratie CO2-uitstoot in de praktijk
Een onderneming valt met ingang van 2023 onder de regels. In dat jaar worden 25.000 reizigerskilometers afgelegd in het kader van zakelijke mobiliteit. Dit aantal is de som van alle door de werknemers gereisde kilometers met door de onderneming beschikbaar gestelde lease- of bedrijfsauto’s of business-kaarten en de door werknemers gedeclareerde kilometers die te voet of met eigen vervoer (auto, OV en fiets) zijn afgelegd tegen kilometervergoeding.
De elektronische voorziening die voor het rapporteren van de gegevens moet worden gebruikt, berekent voor elke reismodaliteit de CO2-emissie per reizigerskilometer. De door de voorziening berekende CO2-emissie van de onderneming is over 2023 2.875.000 gram. Per reizigerskilometer komt de CO2-uitstoot daarmee uit op 115 gram.
Om in 2026 aan de emissiegrenswaarde van 96 gram in kalenderjaargemiddelde per reizigerskilometer te kunnen voldoen, moet de onderneming de totale CO2-emissie terugbrengen tot 2.400.000 gram. Dit betekent dus een vermindering van 475.000 gram (2.400.000/25.000 = 96 gram in kalenderjaargemiddelde per reizigerskilometer).
Te nemen maatregelen
De onderneming kan in de periode tot 2026 zelf bepalen welke maatregelen worden getroffen om aan de emissiegrenswaarde te voldoen. Voorbeelden van te nemen maatregelen:
- minder reizen door meer online vergaderen en thuiswerken;
- anders reizen door meer gebruik te maken van de fiets en openbaar vervoer;
- schoner reizen door elektrificatie van het wagenpark en het bieden van een hogere kilometervergoeding bij gebruik van auto’s met een lage CO2-uitstoot.
Optie 1 leidt tot minder reizigerskilometers en dus een vermindering van de totale CO2-emissie, zonder dat de emissie per vervoermiddel omlaag gaat. Bij deze optie hoeft niets te veranderen aan het wagenpark of de leasevloot.
Bij de opties 2 en 3 wordt de emissie per kilometer wel omlaag gebracht, terwijl het aantal reizigerskilometers gelijk blijft. Deze opties zullen vooral in beeld komen als een vermindering van het aantal reizigerskilometers niet haalbaar is, zoals in de thuiszorg.
Combinaties zijn ook mogelijk, zoals minder, andere en schonere reizen.
Bron: AWVN.nl
Grote werkgevers moeten CO2-uitstoot woon-werk en zakelijk verkeer verlagen