Ook reageert de minister op de brief van de Landelijke Cliëntenraad en Centrale Cliëntenraad van UWV waarin aandacht is gevraagd voor de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 31 augustus 2021 over de hoogte van een WIA-uitkering.
Vaststelling daglonen
De wet- en regelgeving rondom de vaststelling van daglonen van werknemersverzekeringen is ingewikkelde materie. De systematiek in het Dagloonbesluit kent diverse uitgangspunten.
Aan de ene kant beoogt het een representatieve weergave te geven van het inkomen dat in een voorliggende periode is ontvangen. Aan de andere kant moet het een simpele en heldere manier van
berekening te bieden, die geautomatiseerd kan worden uitgevoerd en duidelijkheid over de uitkomst biedt voor zowel de uitkeringsgerechtigde als de uitvoerder.
Referteperiode: 261 dagloondagen
De hoofdregel voor de dagloonvaststelling is dat het totaal genoten inkomen uit arbeid of werknemersuitkering in de vastgestelde periode (referteperiode) wordt gedeeld door het aantal werkbare dagen (dagloondagen) in diezelfde periode. Meestal is de referteperiode een jaar, bestaande uit 261 dagloondagen. Hiermee wordt het genoten inkomen teruggerekend naar een inkomen per dag. Dit
inkomen per dag (dagloon) is de grondslag voor de werknemersuitkering.
Uitzonderingen op hoofdregel
Op de hoofdregel bestaan diverse uitzonderingen, bedoeld om te voorkomen dat bepaalde incidentele gebeurtenissen die leiden tot een lager inkomen in de referteperiode onevenredig drukken op het vast te stellen dagloon. Dit lagere inkomen kan bijvoorbeeld veroorzaakt zijn door ziekte, bijzondere verlofvormen (zoals geboorteverlof of ouderschapsverlof), onbetaald verlof of staking tijdens de
referteperiode. Het incidenteel lagere inkomen in een betreffend tijdvak wordt niet als voldoende representatief gezien ten opzichte van het inkomen zonder die bijzondere (incidentele) gebeurtenis. Daarom zou dat lagere inkomen niet als basis mogen worden gebruikt voor het bepalen van het dagloon.
Knelpunten dagloonvaststelling
De afgelopen decennia zijn op de regels in het Dagloonbesluit diverse uitzonderingen ingevoerd om geconstateerde knelpunten voor bepaalde groepen op te lossen. Hierdoor is de systematiek van de dagloonvaststelling complexer geworden. Tegelijkertijd zijn met de aanpassingen nieuwe knelpunten voor andere groepen ontstaan.
In de knelpuntenbrief van UWV van 6 juli 2021 noemt UWV als voorbeeld hiervan het verschil tussen enerzijds de dagloonvaststelling voor de WW en ZW en anderzijds de dagloonvaststelling voor de WIA, specifiek ten aanzien van de loonloze perioden in de referteperiode.
Daarnaast heeft UWV enkele andere knelpunten aan mij kenbaar gemaakt. Het gaat hierbij onder andere om (ongewenste) situaties rondom de dagloonvaststelling na faillissement, uitbreiding van de definitie van het begrip ‘verlof’ en de gevolgen daarvan en de invloed van WAZO-uitkeringen op andere
uitkeringen op grond van de werknemersverzekeringen.
Gesprekken met UWV
Op dit moment vinden er met UWV gesprekken plaats over knelpunten in de dagloonsystematiek en wordt gezocht naar mogelijke oplossingen.
Gelet op de veelheid aan factoren die een rol speelt, moeten besluiten tot aanpassingen van het Dagloonbesluit weloverwogen worden genomen.
Vaststelling WIA-dagloon
Ter illustratie bespreekt de minister de situatie rondom de loonloze perioden (tijdvakken) bij de vaststelling van het WIA-dagloon, die UWV in haar knelpuntenbrief benoemt en waarover de Tweede Kamer eerder een motie aannam.
Een denkbare oplossingsrichting voor dit knelpunt is het bij de vaststelling van WIA-dagloon buiten beschouwing laten van aangiftetijdvakken waarin geen loon is genoten. Een tweede oplossingsrichting is om loonloze tijdvakken in de referteperiode, die door specifieke en identificeerbare oorzaken ontstaan, te corrigeren.
Loonloze tijdvakken
Het uitsluiten van loonloze tijdvakken bij de WIA-dagloonvaststelling heeft een dagloonverhogend effect voor diverse groepen. Bijvoorbeeld voor werknemers die een WW-uitkering, die een maand ‘vertraagd’ wordt uitbetaald, in de referteperiode toegekend hebben gekregen.
Dit dagloonverhogende effect zou dan ook optreden voor werknemers die bewust hebben gekozen voor een periode zonder loon, bijvoorbeeld vanwege een sabbatical tussen twee banen in. Of voor gedetineerden die om die reden in een tijdvak geen loon hebben genoten.
Loonloos tijdvak nu niet mogelijk
Het huidige Dagloonbesluit, waarbij een belangrijk uitgangspunt is dat een dagloon (geautomatiseerd) wordt vastgesteld aan de hand van loongegevens uit de polisadministratie, en de huidige loonaangiftepraktijk bieden nu (in de meeste gevallen) geen mogelijkheid om onderscheid te maken naar de reden van een loonloos tijdvak.
Gunstiger behandeling
Er moet daarom zorgvuldig worden afgewogen of het wenselijk is alle werknemers met een loonloos tijdvak in de referteperiode een hoger dagloon te geven. Een gevolg hiervan is namelijk dat werknemers met een loonloos tijdvak in de referteperiode een gunstigere behandeling krijgen dan werknemers met een tijdvak waarin, om dezelfde denkbare reden, minder loon is genoten.
WW- en ZW-dagloonvastelling
Wat hierbij meespeelt is dat bij de WW- en ZW-dagloonvaststelling de effecten van het buiten beschouwing laten van loonloze tijdvakken, sinds de wijziging van het Dagloonbesluit per 1 december 20163, wel zijn geaccepteerd.
Bij die wijziging is het Dagloonbesluit zodanig aangepast dat de dagloonvaststelling kan leiden tot een hoger dagloon voor bepaalde groepen WW-uitkeringsgerechtigden, die door een eerdere wijziging grotere nadelige inkomensgevolgen ondervonden dan voorzien, en is geregeld dat tijdvakken waarin geen loon is genoten buiten beschouwing worden gelaten bij de bepaling van het WW- en ZW-dagloon.
Grote impact – budgettaire gevolgen
Voor de Wet WIA geldt dat het karakter van deze wet anders is dan van de WW en ZW. Met name vanwege de mogelijke langere uitkeringsduur kunnen dergelijke aanpassingen een veel grotere impact hebben. Zo’n dagloonverhogend effect heeft bijvoorbeeld grotere budgettaire gevolgen, die op dit moment nog niet duidelijk zijn, maar die grotendeels voor rekening komen van werkgevers,
vanwege doorwerking in premies of via het eigenrisicodragerschap voor de WGA.
Stand van de Uitvoering
In de Stand van de Uitvoering, die twee keer per jaar verschijnt, zal de minister informeren over de voortgang van de gesprekken met UWV wat betreft de vraagstukken rondom aanpassing van het Dagloonbesluit en de eventuele beleidsmatige keuzes die zij voorstelt, mede naar aanleiding van deze gesprekken.
Uitspraak Centrale Raad van Beroep
De Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft 31 augustus 2021 uitspraak gedaan inzake de hoogte van een WIA-uitkering.
De uitspraak van de CRvB ziet op de situatie van een WIA-uitkeringsgerechtigde die, voorafgaand aan het intreden van de arbeidsongeschiktheid een WW-uitkering ontving en daarvoor in loondienst werkzaam was.
UWV is bij de vaststelling van het WIA-dagloon van de betrokkene gebonden aan weten regelgeving – neergelegd in de Wet WIA, de WW en het Dagloonbesluit – die geen ruimte biedt om tot een ander dagloon te komen dan is vastgesteld, aldus de CRvB.
Twee reparatiemogelijkheden
De Landelijke Cliëntenraad (LCR) en Centrale Cliëntenraad van UWV (CC UWV) geven in hun brief aan dat de dagloonverlagende effecten ongewenst zijn en worden veroorzaakt door de betaalmomenten van de uitkering door UWV en doordat uitkeringsgerechtigden niet kunnen overzien dat het niet-aanvragen van een voorschot of het opnemen van vakantie tijdens de WW-uitkering een zodanige benadeling tot gevolg heeft. De LCR en CC UWV geven daarom twee reparatiemogelijkheden om de beschreven
benadeling te voorkomen.
1 Kosten en opbrengsten in één boekjaar
De eerste reparatiemogelijkheid die de LCR en CC UWV noemen, is dat in deze situaties het matchingsprincipe van de Belastingdienst moet worden gebruikt, waarbij kosten en opbrengsten toegerekend worden naar één boekjaar en een nabetaling in een nieuw jaar hoort te vallen in het boekjaar daarvoor.
Toerekenen aan aangiftetijdvak
In het Dagloonbesluit is er, voor de geautomatiseerde vaststelling van het dagloon van alle werknemersverzekeringen, bewust voor gekozen om het inkomen toe te rekenen aan het aangiftetijdvak (per kalendermaand of vier weken-periode) waarover de werkgever van dat loon opgave heeft gedaan. UWV wordt daarin gelijkgesteld met een werkgever in het geval van het betalen van uitkeringen.
Loon-in, loon-over
De werkgever heeft daarin de keuze wanneer het loon wordt uitbetaald (in dezelfde maand of op een ander moment) en op welke wijze het wordt verantwoord in de polisadministratie (naar het moment van uitbetaling of in de maand waarop het loon betrekking heeft: ‘loon in, loon over’-systematiek).
Aanpassing van deze systematiek zou voor werknemers, werkgevers én UWV een toename van administratieve lasten betekenen, wat ongewenst is.
2 Reparatie met terugwerkende kracht
Als tweede reparatiemogelijkheid geven de LCR en CC UWV aan dat bij aantoonbare ongunstige uitkomsten er een reparatiemogelijkheid met terugwerkende kracht moet worden geboden.
Deze optie bestaat nu niet voor UWV, waardoor het beleid volgens de LCR en CC UWV als knellend, hardvochtig en oneerlijk kan worden ervaren.
Reparatie achteraf is als oplossing voor knelpunten niet direct voor de hand liggend, omdat dit voor alle betrokken partijen (werknemer, werkgever en UWV) leidt tot minder duidelijkheid en rechtszekerheid ten aanzien van de hoogte van de uitkering.
Oplossingen voor ongewenste effecten
Van Gennip ziet dat er in bepaalde gevallen hardvochtige effecten kunnen optreden bij de
dagloonvaststelling. In de gesprekken met UWV wordt gezocht naar mogelijke oplossingen voor deze ongewenste effecten. De door de LCR en CC UWV aangedragen reparatiemogelijkheden worden hierbij betrokken.
Verder loopt de uitwerking van de dagloonregels in de werknemersverzekeringen ook mee in het onderzoek naar hardvochtigheden in de sociale zekerheid. Na afronding van het onderzoek zal de Tweede Kamer ook worden geïnformeerd over de uitkomsten en worden betrokken bij verdere
vervolgstappen.
Kamerbrief dagloonsystematiek werknemersverzekeringen