Deze zaak gaat over de transitievergoeding van buschauffeurs die in dienst zijn geweest bij Workbus. Volgens de buschauffeurs moet bij de vaststelling van hun recht op de transitievergoeding en de hoogte daarvan, rekening worden gehouden met hun diensttijd bij vorige werkgevers. De kantonrechter geeft de buschauffeurs gelijk.
Volgens de wet moet rekening gehouden worden met de diensttijd bij vorige werkgevers, omdat de buschauffeurs bij die werkgevers dezelfde werkzaamheden hebben verricht. Dat geldt ook voor de diensttijd vóór 1 juli 2015, vanwege de banden tussen Workbus en die vorige werkgevers. Dat Workbus de buschauffeurs heeft overgenomen van een failliete werkgever, maakt niet uit.
Wat zeggen de werknemers?
Volgens de buschauffeurs moet de transitievergoeding worden vastgesteld op basis van hun gehele arbeidsverleden als buschauffeur, ook vóór de datum van het faillissement van TCR, en zijn zij al vanaf 2009, 2010, 2011 en 2013 werkzaam in hun functie.
Wat zegt de werkgever?
Workbus verweert zich tegen het verzoek. Workbus voert aan dat geen sprake is van zogeheten opvolgend werkgeverschap en dat het arbeidsverleden van de buschauffeurs van vóór 7 maart 2020 niet meetelt bij de berekening van de transitievergoeding.
Volgens Workbus is de verschuldigdheid van de transitievergoeding van TCR vervallen vanwege het faillissement van TCR op 12 februari 2020 en kunnen de buschauffeurs geen aanspraak meer maken op een transitievergoeding op basis van hun diensttijd bij TCR en eventuele rechtsvoorgangers van TCR. Workbus stelt dat dit ook volgt uit de collectieve arbeidsovereenkomst voor uitzendkrachten.
Wat oordeelt de rechter?
Moet Workbus worden veroordeeld tot betaling van een (aanvullende) transitievergoeding aan de buschauffeurs?
Volgens de kantonrechter hebben de buschauffeurs gelijk en moet hun verzoek om betaling van een (aanvullende) transitievergoeding worden toegewezen.
Wat staat in het BW?
Uit de wet, het Burgerlijk Wetboek (BW), volgt dat de transitievergoeding voor elk jaar dat de arbeidsovereenkomst heeft geduurd, gelijk is aan een derde van het loon per maand.
Daarbij worden voor de berekening van de duur van de arbeidsovereenkomst een of meer voorafgaande arbeidsovereenkomsten tussen dezelfde partijen, die elkaar met tussenpozen van ten hoogste zes maanden hebben opgevolgd, samengeteld.
Opvolgend werkgeverschap
De hiervoor genoemde samentelling is ook van toepassing indien de werknemer achtereenvolgens in dienst is geweest bij verschillende werkgevers die, ongeacht of inzicht bestaat in de hoedanigheid en geschiktheid van de werknemer, ten aanzien van de verrichte arbeid redelijkerwijze geacht moeten worden elkaars opvolger te zijn. Deze wettelijke regel wordt ook wel aangeduid met de term ‘opvolgend werkgeverschap’.
Hetzelfde werk
De bedoeling van de wet is dat werkgevers ten aanzien van de verrichte arbeid als elkaars opvolger moeten worden gezien, als de werknemer bij de opvolgende werkgevers dezelfde of vergelijkbare werkzaamheden verricht.
Vast staat dat de buschauffeurs vóór hun dienstverband met Workbus en vóór 7 maart 2020 hetzelfde werk deden bij TCR. De buschauffeurs werkten immers vóór 7 maart 2020 ook als buschauffeur voor Connexxion in de stadsregio Arnhem-Nijmegen.
Diensttijd telt mee
De conclusie moet dan ook zijn dat Workbus de opvolgend werkgever is van TCR, waar het gaat om de vaststelling van het recht op en de berekening van de hoogte van de transitievergoeding, omdat de buschauffeurs vóór hun dienstverband met Workbus en vóór 7 maart 2020 hetzelfde werk deden bij TCR. De diensttijd van de buschauffeurs bij TCR moet dus meegeteld worden bij de berekening van de transitievergoeding die Workbus moet betalen.
Faillissement
De stelling van Workbus dat de diensttijd bij TCR niet meegeteld moet worden, vanwege het faillissement van TCR op 12 februari 2020, gaat niet op. Het klopt dat TCR op grond van de wet geen transitievergoeding verschuldigd was aan de buschauffeurs vanwege haar faillissement.
Maar ondanks het faillissement van TCR telt de diensttijd van de buschauffeurs bij TCR wel mee bij de vaststelling en berekening van de transitievergoeding die Workbus verschuldigd is.
Voor opvolgend werkgeverschap maakt wet geen uitzondering bij faillissement
De wet maakt voor opvolgend werkgeverschap geen uitzondering in geval van faillissement. De bedoeling van de wet is juist dat ook sprake is van opvolgend werkgeverschap na een faillissement van een vorige werkgever en een ‘doorstart’.
Ook uit rechtspraak volgt dat aan opvolgend werkgeverschap niet in de weg staat dat de vorige werkgever failliet is verklaard, en evenmin dat de curator de arbeidsovereenkomsten heeft opgezegd en dat de opvolgend werkgever het bedrijfsonderdeel van deze vorige werkgever uit de faillissementsboedel heeft overgenomen.
CAO wijkt niet af
De verwijzing door Workbus naar de CAO voor Uitzendkrachten leidt niet tot een ander resultaat. In artikel 12 van de CAO voor Uitzendkrachten staan regels voor opvolgend werkgeverschap, maar die gaan alleen over de vraag of en wanneer een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd ontstaat. Dat artikel gaat niet over het recht op en de berekening van de transitievergoeding.
Daarnaast staat in de wettelijke regels over het recht op en de berekening van de transitievergoeding geen mogelijkheid om daarvan (ten nadele van de werknemer) af te wijken in een collectieve arbeidsovereenkomst.
Artikel 12 van de CAO voor Uitzendkrachten wijkt dus niet af en kan ook niet afwijken van de wettelijke regels over het recht op en de berekening van de transitievergoeding.
Diensttijd vorige werkgevers
De kantonrechter neemt als vaststaand aan dat de diensttijd van de buschauffeurs bij de vorige werkgevers vanaf 1 juli 2015 moet worden meegeteld bij de berekening van de transitievergoeding.
Voor de werkgeverswisselingen die hebben plaatsgevonden voor 1 juli 2015 geldt dat niet alleen sprake moet zijn van dezelfde werkzaamheden, maar ook dat tussen de nieuwe werkgever en de vorige werkgevers zodanige banden bestaan dat het door de vorige werkgever op grond van zijn ervaringen met de werknemer verkregen inzicht in diens hoedanigheden en geschiktheid in redelijkheid ook moet worden toegerekend aan de nieuwe werkgever.
Bestaande banden
Volgens de kantonrechter is voldoende gebleken dat tussen Workbus en de genoemde vorige werkgevers zodanige banden bestaan dat het door de vorige werkgevers verkregen inzicht in de geschiktheid van de buschauffeurs in redelijkheid moet worden toegerekend aan Workbus.
De kantonrechter neemt dus ook aan dat de diensttijd van de buschauffeurs bij de vorige werkgevers vóór 1 juli 2015 moet worden meegeteld.
De kantonrechter veroordeelt Workbus tot betaling van transitievergoeding van de buschauffeurs, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 oktober 2020 tot aan de dag van de gehele betaling.
Uitspraak Rechtbank Noord-Holland, 1 maart 2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:2252