In de Notitie Fiscaal Verdragsbeleid 2020 (NFV 2020) staat beschreven wat bij verdragsonderhandelingen de Nederlandse inzet is met betrekking tot de heffing over het inkomen van sporters en artiesten.
De problematiek voor sporters en artiesten ontstaat doordat het internationaal gebruikelijk is dat belastingheffing bij deze groep plaatsvindt in het land van optreden. De gevolgen van
belastingheffing in het land van optreden zijn veel administratieve lasten en vaak ook een hoge belastingdruk. Nederland is geen voorstander van dit uitgangspunt, maar vrijwel alle andere
landen hechten hieraan.
Belast in woonland
Nederland is een van de weinige landen die zich (in internationaal verband) de afgelopen jaren ervoor hebben ingespannen dat sporters en artiesten alleen worden belast in het woonland. Allereerst door vanaf 2007 in veruit de meeste gevallen buitenlandse sporters en artiesten niet meer in de Nederlandse belastingheffing te betrekken, zoals ook Denemarken en Ierland buitenlandse sporters en artiesten niet in de belastingheffing betrekken. Ten tweede door sinds de Notitie Fiscaal Verdragsbeleid 2011 te streven naar het achterwege laten van een afzonderlijk sporters- en artiestenartikel in belastingverdragen.
Afzonderlijk sporters- en artiestenartikel
De afgelopen jaren is in de onderhandelingen met verschillende landen gepoogd om een afzonderlijk sporters- en artiestenartikel in belastingverdragen achterwege te laten. Hiermee
zou in veruit de meeste gevallen worden voorkomen dat sporters en artiesten in het land van optreden worden belast en daarmee zouden de daarmee gepaard gaande problemen zich niet
voordoen. Voor vrijwel alle landen waarmee hierover is gesproken inclusief ontwikkelingslanden bleek dit een brug te ver, omdat die landen sterk hechten aan belastingheffing in het land van
optreden.
Het is daarom niet zinvol gebleken om het huidige beleid te continueren en is het wenselijk om op een andere wijze zoveel mogelijk vorm te geven aan het uitgangspunt van het
Nederlandse beleid (kort gezegd: woonstaatheffing). Dit zal naar verwachting voor de sporters en artiesten die (ook) in het buitenland optreden een beter resultaat opleveren. In de NFV 2020 is daarom als uitgangspunt opgenomen om voortaan een afzonderlijk sporters- en artiestenartikel op te nemen met zoveel mogelijk uitzonderingen.
Daarbij geldt dat Nederland voor elke onderhandelingsronde onderzoekt hoe de nationale wet van de (toekomstige) verdragspartner in elkaar zit en wat de verdragspartner in verdragen met
andere landen heeft afgesproken. Als uit dit onderzoek blijkt dat de (toekomstige) verdragspartner ook geen bronstaatheffing kent op het inkomen van buitenlandse sporters en
artiesten, of als blijkt dat dit land als verdragsbeleid heeft om geen artikel voor sporters en artiesten op te nemen, zal Nederland eerst voorstellen om geen artikel voor sporters en
artiesten op te nemen. In de praktijk zal dit echter om een zeer beperkt aantal (toekomstige) verdragspartners gaan.
Drempelbedrag
Ingezet wordt op een drempelbedrag in de sporters- en artiestenbepaling.
Een drempelbedrag is een goede generieke maatregel die een grote groep sporters en artiesten uitsluit van de bronstaatheffing. Indien het drempelbedrag niet wordt overschreden, zullen Nederlandse sporters en artiesten namelijk (uiteindelijk) uitsluitend in het woonland belast worden. Als gevolg daarvan blijft de mogelijke dubbele belastingheffing die gepaard gaat met een
bronstaatheffing achterwege.
In het OESO-commentaar wordt voor de hoogte van een dergelijke drempel aangesloten bij 15.000 ‘IMF drawing rights’ per belastingplichtige per jaar. Dit is het equivalent van thans circa €18.000. Dit is een realistisch uitgangspunt. Daarbij zal Nederland waar mogelijk inzetten op een hoger bedrag ook omdat dit de effectiviteit van de drempel vergroot. Om praktische redenen zal de drempel (doorgaans) pas achteraf kunnen worden toegepast door (de belastingdiensten van) verdragspartners.
Dubbele belastingheffing voorkomen
Verder zet Nederland zich ervoor in dat inkomsten van sporters en artiesten van wie het optreden grotendeels (voor meer dan 50 procent) gefinancierd wordt uit publieke middelen uitsluitend ter belastingheffing aan de woonstaat zijn toegewezen.
Daarnaast staat Nederland toe dat sporters en artiesten buitenlandse (bron)belasting met Nederlandse belasting kunnen verrekenen om dubbele belastingheffing te voorkomen. Om
verschillende redenen is het echter niet altijd mogelijk om de volledige buitenlandse belastingheffing te verrekenen met de Nederlandse belastingheffing.
Zo vindt de verrekening van buitenlandse (bron)belasting in het woonland ook in Nederland plaats op basis van het (netto)inkomen dat in de belastingheffing wordt betrokken, oftewel op basis van het inkomen nádat kostenaftrek heeft plaatsgevonden. In het buitenland wordt echter vaak geen kostenaftrek toegestaan waardoor de belastingdruk aanzienlijk hoger kan uitvallen dan de Nederlandse belastingdruk. Hierdoor is volledige verrekening van buitenlandse (bron)belasting niet altijd mogelijk.
Nederland zet daarom in op de mogelijkheid dat de sporter of artiest op diens verzoek ook in het land van optreden op nettobasis wordt belast. Nederlandse sporters en artiesten kunnen dan in Nederland de in het land van optreden geheven belasting eenvoudiger verrekenen.
Belastingplicht
Het (her)introduceren van een belastingplicht voor buitenlandse sporters en artiesten die in Nederland optreden, zou de Nederlandse onderhandelingspositie in bilaterale verdragsonderhandelingen kunnen verbeteren en daarmee bijdragen aan een beter onderhandelingsresultaat voor de Nederlandse sporters en artiesten die in het buitenland actief zijn. Voor andere belanghebbenden kan zo’n herintroductie echter negatieve gevolgen hebben, bijvoorbeeld voor de Nederlandse organisatoren van evenementen. De staatssecretaris wil daarom benadrukken dat eerst zal worden onderzocht of het (her)introduceren van een Nederlandse belastingplicht wenselijk is.
Beantwoording Kamervragen over bilaterale verdragen ter voorkoming van dubbele belasting