De expatregeling (30%-regeling) houdt in dat de werkgever aan bepaalde werknemers zonder nader bewijs maximaal 30% van het loon inclusief de vergoeding belastingvrij kan geven (gerichte vrijstelling).
De werkgever kan de expatregeling (30%-regeling) alleen toepassen voor werknemers die bij de werkgever in dienst zijn. Werknemers die speciaal zijn geworven vanuit een ander land (niet Nederland) om in Nederland te komen werken. De werknemer moet kwalificeren als ‘inkomende werknemer’.
De rechtbank oordeelt dat de inspecteur het verzoek om toepassing van de 30%-bewijsregel in deze casus terecht heeft afgewezen.
Waar gaat deze zaak over?
Een vrouw is samen met haar kinderen op 2 augustus 2022 vanuit Turkije naar Nederland geëmigreerd en staat sinds 11 augustus 2022 in de Basisregistratie Personen ingeschreven op een woonadres in Nederland. De vrouw is op het moment van immigratie gehuwd en haar echtgenoot verblijft op dat moment in Nederland.
Op 26 augustus 2022 is de vrouw een schriftelijke arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd met een Nederlandse werkgever overeengekomen. De tewerkstelling van de vrouw bij de werkgever is op 29 augustus 2022 gestart.
Op 30 september 2022 heeft de inspecteur een door de werkgever, mede namens de vrouw gedaan, verzoek om toepassing van de 30%-bewijsregel ontvangen (de eerste aanvraag).
Bij brief van 2 december 2022 heeft de inspecteur verzocht nadere informatie te verstrekken over de datum van totstandkoming van de arbeidsovereenkomst. Op het verzoek om informatie van de inspecteur is niet gereageerd.
De inspecteur heeft het verzoek om toepassing van de 30%-bewijsregel bij brief van 6 februari 2023 afgewezen. De vrouw heeft geen bezwaar gemaakt tegen de afwijzende beschikking.
De vrouw werkt sinds 28 april 2023 niet meer bij de werkgever.
Op 28 juni 2023 heeft de inspecteur van de werkgever een verzoek tot heroverweging van de afwijzende beslissing van 6 februari 2023 ontvangen.
De inspecteur heeft het verzoek als een hernieuwd verzoek om toepassing van de 30%-bewijsregel in behandeling genomen (de tweede aanvraag) en de tweede aanvraag bij beschikking van 22 september 2023 afgewezen.
Op 2 november 2023 heeft de inspecteur een door de gemachtigde ingediend verzoek met dagtekening 30 oktober 2023 om ambtshalve herbeoordeling van de beslissing van 6 februari 2022.
De vrouw heeft bij brief van 31 oktober 2023 bezwaar gemaakt tegen de afwijzende beschikking van 22 september 2023. De vrouw heeft de inspecteur verzocht om het verzoek en het bezwaar samen te voegen en als één zaak in behandeling te nemen.
De inspecteur heeft de vrouw vervolgens onder meer verzocht informatie te overleggen waaruit volgt dat de arbeidsovereenkomst tussen de vrouw met de werkgever voorafgaand aan haar komst naar Nederland tot stand is gekomen.
In reactie daarop heeft de vrouw onder meer tekstberichten tussen de vrouw en een contactpersoon van de werkgever in de periode van 26 juli 2022 tot en met 29 juli 2022 overgelegd.
De inspecteur heeft het bezwaar op 25 juni 2024 ongegrond verklaard.
Ingekomen werknemer?
Voor de vraag of iemand als ingekomen werknemer kwalificeert, is het moment van totstandkoming van de arbeidsovereenkomst bepalend.
Bij de beantwoording van de vraag of de vrouw als een werknemer uit een ander land is aangeworven moet de rechtbank beoordelen of de werkgever en de vrouw een arbeidsovereenkomst zijn aangegaan op een moment waarop de de vrouw haar woonplaats buiten Nederland had.
Bewijslast bij vrouw
De rechtbank stelt voorop dat de 30%-regeling een begunstigende regeling is. Een redelijke verdeling van de bewijslast brengt dan mee dat de vrouw de feiten en omstandigheden stelt waaruit volgt dat is voldaan aan de voorwaarden van de regeling en dat zij die feiten en omstandigheden – bij gemotiveerde betwisting door de inspecteur – aannemelijk maakt.
Niet meer werkzaam
Wat betreft de beslissing tot afwijzing van een nieuwe aanvraag voor de toepassing van de bewijsregel (de tweede aanvraag), heeft de inspecteur het bezwaar hiertegen terecht afgewezen. Op het moment van de tweede aanvraag was de vrouw namelijk al niet meer werkzaam voor de werkgever of voor enig andere werkgever in Nederland.
Nog geen contract voor emigratie
Wat betreft de heroverweging van afwijzende beslissing op de eerste aanvraag, heeft de inspecteur het bezwaar hiertegen ook terecht afgewezen. Als een heroverweging van de eerste aanvraag al mogelijk zou kunnen zijn, heeft de vrouw met alles wat zij heeft aangevoerd niet aannemelijk gemaakt dat de arbeidsovereenkomst al tot stand was gekomen voordat zij naar Nederland was geëmigreerd.
Uit tekstberichten volgt niet dat er al mondeling contract was
Uit de uitwisseling van de tekstberichten volgt dit volgens de rechtbank niet. Aan het eind van deze berichten verzoekt de contactpersoon van de werkgever namelijk om een update van de CV van de vrouw, zodat de manager van de werkgever kan beslissen of hij de vrouw zal uitnodigen voor een eerste gesprek. In het laatste bericht van de vrouw geeft zij aan dat zij de CV per email heeft verzonden. Hieruit volgt dus niet dat de arbeidsovereenkomst al mondeling tot stand was gekomen voor haar vertrek naar Nederland.
Verder volgt ook uit geen ander stuk dat tussen de vrouw en de werkgever al mondeling een arbeidsovereenkomst tot stand zou zijn gekomen. Met de stelling van de vrouw dat zij anders nooit met haar kinderen naar Nederland zou zijn gekomen, heeft zij ook niet aannemelijk gemaakt dat eerder een mondelinge overeenkomst tot stand was gekomen, aangezien daaraan ook andere redenen ten grondslag zouden kunnen liggen, gelet op de omstandigheid dat haar echtgenoot al in Nederland woonde.
Uitspraak Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 16 oktober 2025, ECLI:NL:RBZWB:2025:6976

