Als bewijs voor de te late betaling heeft de inspecteur van de Belastingdienst schermafdrukken uit het systeem van de ontvanger en uit zijn eigen systeem overgelegd. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur met deze afdrukken niet aannemelijk maakt dat de werkgever te laat heeft betaald. Uit deze stukken kan de rechtbank niet opmaken wanneer de betalingen precies op de rekening van de Belastingdienst zijn ontvangen.
Wat is de situatie?
De werkgever doet vierwekelijks aangifte voor de loonheffingen.
De werkgever heeft op 5 mei 2019 aangifte voor de loonheffingen over het vierde tijdvak van 2019 (25 maart 2019 tot en met 21 april 2019) gedaan. Volgens de aangifte moet de werkgever een bedrag van € 66.300 afdragen.
De werkgever heeft op 21 mei 2019 in twee delen € 48.000 overgemaakt naar het rekeningnummer van de Belastingdienst ter voldoening van de afdracht loonheffingen over het vierde tijdvak van 2019.
De inspecteur van de Belastingdienst heeft op 20 juni 2019 € 18.300 van de werkgever ontvangen ter voldoening van de afdracht loonheffingen over het vierde tijdvak van 2019.
De werkgever heeft op 2 juni 2019 aangifte voor de loonheffingen over het vijfde tijdvak van 2019 (22 april 2019 tot en met 19 mei 2019) gedaan. Volgens de aangifte moet de werkgever een bedrag van € 75.965 afdragen.
De inspecteur van de Belastingdienst heeft op 19 juni 2019 € 1.961 ontvangen ter voldoening van de afdracht loonheffingen over het vijfde tijdvak van 2019.
De werkgever heeft op 19 juni 2019 in twee delen € 74.004 overgemaakt naar het rekeningnummer van de Belastingdienst.
De uiterste betaaldatum voor het vierde tijdvak van 2019 is 21 mei 2019. De uiterste betaaldatum voor het vijfde tijdvak van 2019 is 19 juni 2019.
Verzuimboeten terecht?
In geschil is of de verzuimboeten terecht en tot de juiste bedragen zijn opgelegd.
Niet in geschil is dat een bedrag van € 18.300 dat betrekking heeft op de aangifte over het vierde tijdvak van 2019 te laat is betaald. Evenmin is in geschil dat een bedrag van € 1.961 dat betrekking heeft op de aangifte over het vijfde tijdvak van 2019 op tijd is betaald.
Wat stelt de inspecteur?
De inspecteur van de Belastingdienst stelt dat de werkgever de afdracht aan loonheffingen over het vierde tijdvak van 2019 geheel en die over het vijfde tijdvak van 2019 gedeeltelijk te laat heeft betaald.
De inspecteur stelt dat ten aanzien van de afdracht aan loonheffingen over het vierde tijdvak van 2019 op 22 mei 2019 twee betalingen – één van € 20.000 en één van € 28.000 – en op 20 juni 2019 een betaling van € 18.300 zijn ontvangen.
Ten aanzien van het vijfde tijdvak van 2019 stelt de inspecteur dat op 19 juni 2019 een betaling van € 1.961 en op 20 juni 2019 twee betalingen – één van € 30.004 en één van € 44.000 – zijn ontvangen.
Wat stelt de werkgever?
De werkgever stelt dat een bedrag van € 48.000 dat betrekking heeft op de afdracht over het vierde tijdvak van 2019 tijdig is overgemaakt aan de inspecteur van de Belastingdienst, namelijk op 21 mei 2019.
Ten aanzien van de afdracht over het vijfde tijdvak van 2019 stelt de werkgever dat het volledige bedrag tijdig is overgemaakt, namelijk op 19 juni 2019.
Oordeel rechter
De rechtbank stelt voorop dat, nu het om boeten gaat, op de inspecteur van de Belastingdienst de bewijslast rust ten aanzien van de beboetbare gedragingen. Die gedragingen zijn in dit concrete geval het te laat betalen van de afdracht loonheffingen.
De rechtbank stelt verder voorop dat ter beoordeling van de vraag of tijdig betaald is, het moment waarop de bedragen bijgeschreven zijn op de rekening van de Belastingdienst doorslaggevend is.
Afdrukken uit systemen
Ter ondersteuning van zijn stelling dat te laat betaald is, heeft de inspecteur van de Belastingdienst een aantal afdrukken uit interne systemen van de Belastingdienst overgelegd. Volgens de inspecteur van de Belastingdienst volgt uit deze gegevens dat de betalingen te laat zijn ontvangen.
Ter zitting heeft de inspecteur toegelicht dat uit hetgeen onder ‘AANTEKENINGEN’ staat afgeleid kan worden wanneer de betaling is ontvangen. De afdrukken opgenomen in bijlage 1 bij de beide verweerschriften komen uit het systeem van de inspecteur. De vermelde gegevens heeft de inspecteur van de Belastingdienst doorgekregen.
Niet aannemelijk gemaakt
De rechtbank is van oordeel dat de inspecteur met hetgeen hij heeft aangevoerd niet in de op hem rustende bewijslast is geslaagd. Uit de door hem overgelegde afdrukken van gegevens uit het systeem van de ontvanger kan de rechtbank niet opmaken op welk moment de betalingen op de rekening van de Belastingdienst zijn ontvangen. Gelet daarop maakt de inspecteur niet aannemelijk dat de werkgever de in geschil zijnde bedragen aan afdracht loonheffingen te laat heeft betaald.
De boete behorende bij het vijfde tijdvak van 2019 is volgens de rechter ten onrechte opgelegd. De rechtbank zal deze boete daarom vernietigen.
Terechte verzuimboete
Omdat ten aanzien van het vierde tijdvak van 2019 vaststaat dat € 18.300 circa een maand te laat betaald is, heeft de inspecteur volgens de rechtbank daar terecht een verzuimboete voor opgelegd.
Gelet op alle feiten en omstandigheden acht de rechtbank een boete van 3 procent van het te laat betaalde bedrag in dit geval gepast en geboden. De rechtbank zal de boete daarom verminderen tot € 549.
Binnen bezwaarprocedure?
De werkgever stelt dat de inspecteur van de Belastingdienst niet op alle bezwaargronden heeft beslist. De werkgever stelt dat de inspecteur het werkgeversverzoek om informatie over de onderlinge afspraken tussen banken over ‘Instant Payment’ en de verwerking van ‘Instant Payment’ door de Belastingdienst had moeten afhandelen binnen de bezwaarprocedure.
Naar het oordeel van de rechtbank hoefde de inspecteur niet in de uitspraken op bezwaar in te gaan op het verzoek van de werkgever om informatie. De inspecteur heeft het verzoek terecht doorgezet naar de afdeling van de Belastingdienst waar betalingen worden verwerkt.
Uitspraak Rechtbank Noord-Nederland, 22 januari 2021, ECLI:NL:RBNNE:2021:162