
De minister blijft zich actief inzetten voor een passende stagevergoeding voor alle studenten en houdt de voortgang hiervan in de gaten via de jaarlijkse monitoring van het cao-onderzoek van SZW en het CBS-onderzoek.
Stagevergoedingen in cao’s
De belangrijkste opbrengsten uit het cao-onderzoek van SZW over 2024 zijn:
- Werkgevers en werknemers maken steeds vaker afspraken over stagevergoedingen in cao’s. Ten opzichte van 2023 is er in 2024 een toename te zien van 60 cao’s (10%) naar 103 cao’s (17%) met afspraken over stagevergoedingen. Dit betreffen voornamelijk grote cao’s, circa 48% van de werknemers met een cao valt onder deze afspraken. In 2023 was dit 32%.
- Er zijn grote verschillen tussen sectoren. Zo hebben de sectoren zorg (65%) en horeca (68%) ruim bovengemiddeld vaak afspraken opgenomen in cao’s, terwijl er in de sectoren Landbouw, bosbouw, en visserij (8%) en vervoer en opslag (8%) relatief weinig afspraken zijn gemaakt.
- In 2024 wordt bijna dubbel zo vaak (81 keer) als in 2023 (48 keer) een bedrag voor stagevergoedingen genoemd in cao’s. De bedragen variëren tussen de € 150 en € 750 waarbij € 400 net als in 2023 het meest voorkomend is.
- In 2024 is er in bijna vier keer zoveel cao’s (39 ten opzichte van 11 in 2023) afgesproken dat de bedragen gelijk worden getrokken voor alle studenten, ongeacht opleidingsniveau.
- Het aantal afspraken over een onkostenvergoeding is iets toegenomen, maar blijft erg laag (8%). Een onkostenvergoeding is iets anders dan een stagevergoeding en gaat om de kosten die een student moet maken om stage te kunnen lopen, zoals reiskosten en een VOG. In het Stagepact mbo is afgesproken dat deze onkosten moeten worden vergoed.
Minimumstagevergoeding: voor- en nadelen
Onderzoeksbureau Dialogic heeft een onderzoek uitgevoerd naar de voor- en nadelen van de invoering van een minimumstagevergoeding, op welke manier het ingevoerd kan worden en met welke kosten en uitvoeringsgevolgen dit gepaard gaat.
Overkoepelend geeft het onderzoek inzicht in de verschillende perspectieven en mogelijke effecten van een wettelijk minimumstagevergoeding. De onderzoekers laten daarbij zien dat er geen sluitende conclusies kunnen worden getrokken als het gaat om een wettelijke minimumstagevergoeding, omdat de waarschijnlijkheid en omvang van de verwachte effecten niet of moeilijk te kwantificeren zijn.
Uit het onderzoek komt naar voren dat het risico bestaat dat de invoering van een wettelijke minimumstagevergoeding zou kunnen leiden tot minder stageplekken, omdat sommige stagebedrijven hogere kosten zouden maken. Naar verwachting zal dit vooral effect hebben op het stageaanbod vanuit kleine bedrijven, zelfstandigen en bedrijven in sectoren waar nu weinig stagevergoedingen worden gegeven. Ook is de verwachting dat eerstejaars studenten en mbo-studenten, in het bijzonder entree en niveau 2, moeilijker een stageplek kunnen krijgen.
Hoogte passende stagevergoeding
Het vaststellen van de hoogte van een passende stagevergoeding kan op verschillende manieren. De onderzoekers noemen als optie om een vergoeding te hanteren die hoog genoeg zou zijn om in de vaste lasten te voorzien, wat voor mbo-studenten gemiddeld € 601 en voor hbo- en wo-studenten gemiddeld € 1.020 per maand is. Oudere studenten en uitwonende studenten geven gemiddeld meer uit per maand.
Daarnaast wordt genoemd dat de hoogte van de vergoeding gebaseerd zou kunnen worden op de uitgevoerde werkzaamheden. In stages staat echter het leren voorop, en niet de productieve bijdrage. Het huidige mediaanbedrag van uitgekeerde stagevergoedingen is € 350 – € 400. Dit is vergelijkbaar met de regelgeving in Frankrijk, waar 15% van het minimumloon wordt gehanteerd.
Wettelijk minimumstagevergoeding
Er zijn verschillende manieren onderzocht om een passende stagevergoeding te realiseren. In het onderzoek wordt geconcludeerd dat een wettelijke minimumstagevergoeding het meest effectief is ten opzichte van afspraken vastleggen in cao’s of in het erkenningsreglement van Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB).
De verantwoordelijkheid van de inhoud van een cao ligt bij de cao-partijen. Het maken van stageafspraken via cao’s is daarmee afhankelijk van de bereidheid van cao-partijen om zulke afspraken te maken. Daarnaast valt 71,8% van de werknemers onder een cao. Bij afspraken in cao’s is er daardoor geen algehele dekking mogelijk.
Er is echter wel te zien dat er afspraken over stagevergoedingen gemaakt worden in cao’s en dat werkgevers deze toepassen in de praktijk. Afspraken vastleggen in het erkenningsreglement van SBB kan effectief zijn, omdat SBB erkenningen van leerbedrijven kan intrekken, maar dat geldt alleen voor het mbo. Een verplichting hierin zou dus niet gelden voor het hbo en wo.
In het onderzoek wordt verder aangegeven dat een wettelijke invoering het meest logisch zou passen in onderwijswetgeving (in plaats van in arbeidswetgeving), omdat er bij stages geen sprake is van een arbeidsovereenkomst en stages een onderdeel zijn van de opleiding.
Afspraken in cao’s maken
De minister roept de sociale partners op om afspraken over stagevergoedingen te maken in cao’s, waar dit nog niet in is opgenomen, en roept werkgevers op om passende en gelijke stagevergoedingen te geven aan hun stagiairs. Bruins verwacht dat werkgevers en werknemers hun verantwoordelijkheid nemen.
Bruins komt tot de conclusie dat het nu niet gepast is om via een wettelijke minimumstagevergoeding passende stagevergoedingen af te dwingen. Bij achterblijvende ontwikkelingen, maakt hij deze afweging opnieuw aan het einde van het Stagepact mbo in 2027.