Minister Van Hijum van SZW informeert de Tweede Kamer over het Interdepartementaal Beleidsonderzoek Pensioenopbouw (IBO) in balans.
Met het rapport van Interdepartementaal Beleidsonderzoek Pensioenopbouw in balans (IBO) is onderzoek gedaan naar de pensioenopbouw van verschillende groepen: welke groepen bouwen minder pensioen op dan gewenst en welke groepen meer pensioen opbouwen dan nodig. En op welke manier bouwen ze dit pensioen op.
Twee doelen met pensioenstelsel
Het IBO constateert dat de overheid twee doelen nastreeft met het pensioenstelsel:
- het voorkomen van armoede onder ouderen door te voorzien in een minimuminkomen waar mensen van kunnen rondkomen;
- mensen in staat te stellen over hun levensloop een evenwichtig consumptiepatroon te kunnen hebben. Dit betekent dat zij hun consumptie gelijkmatig over het leven kunnen spreiden. Hiervoor is het van belang dat mensen voldoende sparen om niet in de knel te komen door een te grote inkomensterugval, maar moet ook voorkomen worden dat mensen te weinig bestedingsruimte overhouden in hun eerdere levensfases, omdat zij verplicht sparen voor later.
Te veel sparen voor later
Daarnaast benoemt het IBO dat er mensen zijn te veel sparen voor later. Dit oversparen leidt tot minder bestedingsruimte nu, bijvoorbeeld bij jonge gezinnen, en te veel bestedingsruimte later als men met pensioen is. Het inkomen is dan niet optimaal gespreid over iemands leven.
Bovendien kost de fiscale facilitering van pensioenopbouw de overheid publiek geld. Dit geld komt nu deels terecht bij groepen die meer sparen dan nodig is voor het behoud van hun levensstandaard na pensionering.
Randvoorwaarden
Bij het nastreven van deze doelen, hanteert de overheid diverse randvoorwaarden:
- het bewaken van een gelijk speelveld tussen verschillende typen werkenden door concurrentie op pensioen tegen te gaan;
- zorgen voor een financieel houdbaar en betaalbaar pensioenstelsel; en
- zorgen dat het stelsel zo ingericht is dat de macro-economische stabiliteit niet in het geding komt.
Nederlandse pensioenstelsel effectief
Met behulp van een analyse van De Nederlandsche Bank is bekeken in hoeverre het pensioenstelsel er op dit moment in slaagt bovenstaande doelen te behalen. Hieruit blijkt dat het Nederlandse pensioenstelsel grotendeels effectief is in het voorkomen van armoede bij pensionering. De AOW speelt hierbij een cruciale rol, met name voor lage en middeninkomens.
Levensstandaard behouden
Het IBO laat zien dat een groot gedeelte van de huishoudens in staat is om eenzelfde levenstandaard te behouden na pensionering, zeker ook als de inzet van vermogen in de eigen woning of onderneming wordt meegenomen. Vooral voor zelfstandigen geldt dat het behouden van de levensstandaard voor een significant deel gebaseerd is op het aanspreken van hun veelal illiquide vermogen in de vierde pijler zoals hun woning of eigen onderneming.
Hogere inkomens hebben vaak een lagere vervangingsratio na pensionering, maar bij pensionering hebben zij vaker lagere kosten voor levensonderhoud waardoor de lagere vervangingsratio hen een minder groot financieel risico is.
Wel blijkt uit het IBO dat mensen met een middeninkomen en een onzekere positie op de arbeidsmarkt door bijvoorbeeld een tijdelijk contract, er minder vaak in slagen om na pensionering de levensstandaard te behouden.
Ruime afspraken over pensioenopbouw
Het pensioenstelsel pakt met name goed uit voor werknemers in sectoren waarbinnen ruime afspraken zijn gemaakt over pensioenopbouw. Werkenden waarvoor dit niet geldt, lopen een groter risico om op het moment van pensionering niet hun levensstandaard te kunnen behouden. Deze problematiek is nauw verbonden met bredere ongelijkheid en verschillen op de arbeidsmarkt.
Mate waarin je zelf kunt kiezen om pensioen op te bouwen
Het IBO concludeert dat de grote verschillen in pensioenopbouw tussen typen werkenden grotendeels verklaard kunnen worden door de mate waarin mensen zelf kunnen kiezen om pensioen op te bouwen. Veel werkenden, met name werknemers, doen dit verplicht via de tweede pijler. Anderen kunnen op meer vrijwillige basis te sparen voor hun oudedagsvoorziening, bijvoorbeeld via de derde of vierde pijler. Deze mate van vrijwilligheid binnen het pensioenstelsel en de neiging van mensen om te focussen op de korte termijn, kan op termijn leiden tot een ongelijkere opbouw van pensioen. Hiervoor geldt dat dit niet alleen een pensioenvraagstuk is, maar een breder arbeidsmarktvraagstuk.
Fiscale facilitering pensioensparen
Het IBO concludeert dat de fiscale facilitering van pensioensparen belangrijk is voor veel werkenden om een goed pensioen op te bouwen. Deze facilitering kan ook leiden tot overstimulering waardoor mensen meer kunnen opbouwen dan nodig. Zo heeft ongeveer tweederde van de huizenbezitters naar verwachting meer dan voldoende pensioeninkomen. Dit kost de overheid ook veel publiek geld.
Geen ingrijpende wijzigingen
Het IBO concludeert dat het afhankelijk is van welke doelen nagestreefd worden met het pensioenstelsel tot welke hoogte van inkomen fiscaal gefaciliteerde pensioenopbouw mogelijk wordt gemaakt, of in welke mate tijdens de gepensioneerde fase nog aanvullende inkomensondersteuning wordt gegeven. Het IBO concludeert dat het pensioenstelsel volgens de gestelde doelen effectief blijkt. Daarom en gegeven de pensioentransitie die loopt tot 2028 raadt het IBO aan om geen ingrijpende wijzigingen te nemen.
Vijf aanbevelingen
Wel zijn er vijf aanbevelingen gedaan om het pensioenstelsel toekomstbestendig te houden:
- Voer de maatregelen in die eraan kunnen bijdragen (zowel direct als indirect) dat meer groepen een adequaat pensioen opbouwen, waaronder het arbeidsmarktpakket, en maatregelen rond fiscale facilitering van de eigen woning, zoals genoemd in ‘Bouwstenen voor een beter belastingstelsel’.
- Monitor nauwlettend de pensioensituatie van bepaalde groepen . Verschillende ontwikkelingen kunnen van invloed zijn op de mate van pensioenopbouw. Wanneer deze groepen langdurig te weinig pensioen opbouwen kunnen de consequenties voor deze groepen groot zijn.
- Onderzoek in hoeverre het mogelijk is om voortaan met netto vervangingsratio’s te werken bij beleidsontwikkeling in plaats van met bruto vervangingsratio’s. Een vervangingsratio geeft aan hoe hoog het pensioeninkomen is t.o.v. van het inkomen voor pensionering en in de netto vervangingsratio’s wordt daarbij rekening gehouden met bijvoorbeeld de hoogte van belastingen en in bruto vervangingsratio’s niet. Daarom sluiten netto vervangingsratio’s beter aan bij belevingswereld van burgers.
- Start met een betere informatievoorziening over pensioen
- Vereenvoudig het pensioenstelsel door het aantal regelingen voor groepen die relatief veel pensioen opbouwen te beperken.
Geen ingrijpende koerswijzigingen
De overheid heeft de taak om te zorgen voor bestaanszekerheid. Een belangrijk onderdeel daarvan is zorgdragen voor een goede oudedagsvoorziening. Nederland heeft een pensioenstelsel dat voor veel mensen goed werkt, en om dat pensioenstelsel houdbaar te houden zijn we bezig met een ingrijpende pensioentransitie. In lijn met de adviezen voegt het kabinet daar geen ingrijpende koerswijzigingen aan toe: een verstandige en voorspelbare transitie staat nu voorop.