
De werknemer vordert in kort geding betaling van het ingehouden deel van het loon. Die vordering wijst de kantonrechter af.
Het bestaan van de vordering van de werknemer is niet voldoende aannemelijk geworden om in kort geding op de toewijzing daarvan vooruit te lopen. Er zijn aanwijzingen dat de werknemer heeft verzuimd alle zaken in te leveren. Voor een aantal zaken is nader onderzoek en bewijslevering op zijn plaats.
Wat speelt er in deze zaak?
De werknemer is op 1 juli 2023 in dienst getreden van de werkgever. Tussen partijen bestaat een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd tot en met 30 juni 2024.
Op 17 november 2023 heeft de werknemer zich ziek gemeld. Hij heeft vervolgens niet meer gewerkt bij de werkgever.
Bij brief van 30 november 2023 heeft de werkgever de werknemer verzocht om een notebook, een telefoon, kabels en sleutels van de werkgever in te leveren. Bij brief van 25 januari 2024 heeft de werkgever het verzoek aan de werknemer herhaald.
De werkgever heeft vervolgens € 2.813,56 netto ingehouden op het loon van februari 2024 van de werknemer . Bij e-mail van 29 februari 2024 heeft de gemachtigde van de werkgever aan de gemachtigde van de werknemer gemeld dat wanneer de werknemer de sleutels, de notebook, de iPhone met simkaart en toebehoren van de werkgever op haar kantoor inlevert, het ingehouden deel van het loon wordt betaald aan de werknemer.
Partijen hebben met elkaar gecorrespondeerd, maar zij hebben hierover geen overeenstemming bereikt.
Alle zaken ingeleverd?
Tussen partijen is in geschil of de werknemer alle zaken die hij van de werkgever in zijn bezit had, heeft ingeleverd. Indien de werknemer dat niet heeft gedaan, is de werkgever gerechtigd om, onder nadere voorwaarden, boetes en schadevergoeding te verrekenen met het loon van de werknemer (artikel 7:632 BW).
‘Notebook, iPhone en simkaart niet ingeleverd’
De werkgever stelt dat de werknemer heeft verzuimd de notebook, de iPhone en de simkaart in te leveren. Hij legt daarvoor over een lijst met inloggegevens waaruit volgens haar blijkt dat de werknemer na zijn ziekte heeft ingelogd met de notebook vanuit zijn woning.
Volgens de werkgever is inloggen op de notebook slechts mogelijk als men ook over de iPhone beschikt. De werkgever legt ook verklaringen van medewerkers over die verklaren dat de werknemer een iPhone van de werkgever in gebruik heeft genomen.
‘Inloggegevens geven geen inzicht in gebruik apparatuur’
De werknemer betwist dat gemotiveerd. Hij voert aan dat de inloggegevens geen inzicht geven in het gebruik van de apparatuur. Ook voert hij aan dat de verklaringen van de medewerkers niet juist zijn en niet betrouwbaar zijn, omdat die medewerkers afhankelijk zijn van de werkgever.
De kantonrechter overweegt dat in de lijst van inloggegevens staat dat er is ingelogd vanuit de woonplaats van de werknemer. De kantonrechter leest daarin niet dat dit is gebeurd met de betreffende notebook en dat daarbij gebruik is gemaakt van de betreffende iPhone. Er staan tabellen met codes, maar zonder nadere toelichting, die ontbreekt, kan niet worden vastgesteld hoe die codes zich verhouden tot de notebook en de iPhone.
Iphone wel in bezit gehad
Anderzijds wijzen de verklaringen van de medewerkers van de werkgever er wel op dat de werknemer de iPhone in zijn bezit heeft gehad. De omstandigheid dat het medewerkers van de werkgever zijn en tussen hen en de werkgever een mate van afhankelijkheid bestaat, betekent op zichzelf nog niet dat de verklaringen onbetrouwbaar zijn, zoals de werknemer aanvoert.
Wie spreekt de waarheid?
De heren [naam 2] en [naam 1] verklaren, onder meer:
“Om een eventueel lastige discussie zo vroeg in zijn dienstverband te vermijden, hebben wij gehoor gegeven aan zijn verzoek en op 14 september 2023 heeft [naam 1] bij de [winkel] in [plaats 2] in nieuwe I-Phone 11 64 GB zwart met toebehoren gekocht.
Deze telefoon heeft hij op maandag 17 september aan [naam 2] overhandigd, die vervolgens de gesloten verpakking met toebehoren weer aan de werknemer overhandigd heeft.
In de dagen hierop volgend, is door onderstaande personen meerdere keren gezien dat de werknemer bezig was met het installeren van deze nieuwe I-Phone 11.
Ons extern ICT bedrijf [bedrijf] , Dhr. [naam 3] , heeft op 19 juli [de werknemer] op afstand geïnstrueerd, hoe hij de thuiswerk app Duo moest installeren. Hiermee is aantoonbaar diverse keren vanuit huis ingelogd. Zie ook de verklaring omtrent de onafscheidelijke verbinding tussen I-Phone en notebook (mail van 16-02-2024).”
De werknemer betwist dat het juist is wat de heren verklaren. Het is echter het woord van de werknemer tegenover dat van de heren. Om na te gaan wie van hen de waarheid spreekt, is nader onderzoek en bewijslevering nodig, maar daarvoor is geen plaats in dit kort geding.
Simkaart
Ten aanzien van de simkaart legt de werknemer een foto over van de zaken die volgens hem op 4 maart 2024 per aangetekende brief naar de werkgever zijn verzonden. Daartegenover voert de werkgever aan dat hij de brief heeft ontvangen, maar dat bij de brief niet de simkaart zat. Hij legt daarvoor een foto en verklaringen van medewerkers over. Op de door de werknemer overgelegde foto is een simkaart te zien. Dit bewijst echter nog niet dat hij die simkaart met de brief heeft verzonden en dat de simkaart vervolgens door de werkgever is ontvangen.
Nader onderzoek en bewijslevering nodig
Gelet op het bovenstaande zijn er dus omstandigheden die een aanwijzing vormen dat de werknemer heeft verzuimd om de simkaart in te leveren en voor het antwoord op de vraag wat er met de notebook en de iPhone is gebeurd, is nader onderzoek en bewijslevering op zijn plaats.
Het bestaan van de vordering van de werknemer is niet voldoende aannemelijk geworden om in dit kort geding vooruit te kunnen lopen op toewijzing daarvan in een bodemprocedure. De vordering van de werknemer wordt daarom afgewezen.
Uitspraak Rechtbank Zeeland West-Brabant, 25 april 2024, ECLI:NL:RBZWB:2024:2852