Werkgevers ontvangen nu nog een tegemoetkoming wanneer zij oudere werknemers vanuit een uitkering in dienst nemen. Dit loonkostenvoordeel heeft als doel bij te dragen aan een inclusieve arbeidsmarkt door werkgevers een tegemoetkoming te bieden wanneer zij oudere werknemers vanuit een uitkering in dienst nemen. Vanwege de beperkte doeltreffendheid heeft het kabinet in de voorjaarsnota 2023 aangekondigd om dit loonkostenvoordeel af te schaffen per 2026.
De stapsgewijze afschaffing van het LKV oudere werknemer vloeit voort uit twee besluiten van het kabinet.
- In de begroting van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2023 is een ombuiging opgenomen op de loonkostenvoordelen vanaf 2025. Besloten is toen ook om bij de voorjaarsnota 2023 de precieze invulling van de ombuiging te bekijken.
- Bij de voorjaarsnota is besloten om per 2026 het LKV oudere werknemer geheel af te schaffen. De ombuiging vanaf 2026 loopt hierin mee. De ombuiging per 2025 wordt ingevuld door het verlagen van het LKV oudere werknemer in 2025.
Via nota van wijziging
De minister informeert hoe de beoogde vormgeving van de afschaffing van het LKV oudere werknemer eruitziet.
Van Gennip is van plan om de stapsgewijze afschaffing van het LKV oudere werknemer via een nota van wijziging toe te voegen aan het op 26 oktober 2023 ingediende wetsvoorstel tot wijziging van de Wet tegemoetkomingen loondomein waarmee, naast enkele andere zaken die geregeld worden, het lage inkomensvoordeel (LIV) wordt afgeschaft.
Beoogde vormgeving
De beoogde vormgeving van de stapsgewijze afschaffing is als volgt.
Het LKV oudere werknemer dat is verleend voor dienstbetrekkingen die zijn begonnen op of na 1 januari 2024 wordt verlaagd (per 1 januari 2025) en afgeschaft (per 1 januari 2026). Voor dienstbetrekkingen die zijn begonnen vóór 1 januari 2024 wordt het LKV ouderen niet verlaagd en afgeschaft.
In tabel 1 is dit schematisch weergegeven.
Tabel 1: Overzicht met bedragen per verloond uur
2024 | 2025 | 2026 | |
Dienstbetrekkingen die beginnen vóór 1 januari 2024 | € 3,05 | € 3,05 | € 3,05 |
Dienstbetrekkingen die beginnen in 2024 | € 3,05 | € 1,35 | – |
Dienstbetrekkingen die beginnen in 2025 | n.v.t | € 1,35 | – |
Dienstbetrekkingen die beginnen in 2026 | n.v.t. | n.v.t. | – |
Voorbeeld
Een werkgever heeft voor een werknemer die op 1 maart 2024 in dienst treedt en voldoet aan de voorwaarden, voor de 10 resterende maanden in 2024 recht op het huidige bedrag van € 3,05 per uur. Voor de uren gemaakt in 2025 heeft de werkgever recht op het verlaagde bedrag van € 1,35 per uur. Vanaf 1 januari 2026 heeft de werkgever voor deze werknemer geen recht meer op LKV ouderen.
Samenhang met LKV arbeidsgehandicapte werknemer
Voor de vormgeving van de stapsgewijze afschaffing van het LKV oudere werknemer wordt gekozen vanwege de samenhang tussen het LKV oudere werknemer en het LKV arbeidsgehandicapte werknemer.
Werkgevers zouden zonder overgangsrecht te maken krijgen met de verlaging en afschaffing van het LKV oudere werknemer, terwijl zij ook recht hadden kunnen hebben op het LKV arbeidsgehandicapte werknemer. Deze werkgevers kunnen niet alsnog in aanmerking komen voor het LKV arbeidsgehandicapte werknemer (eveneens € 3,05 per uur tot ten hoogste € 6.000 per werknemer per kalenderjaar).
Het is namelijk niet mogelijk om een doelgroepverklaring voor het LKV arbeidsgehandicapte werknemer aan te vragen als er drie maanden verstreken zijn sinds de aanvang van de dienstbetrekking. Dit vind ik een onwenselijke situatie. Het beoogde overgangsrecht leidt ertoe dat die onwenselijke situatie zich niet voordoet.
Werkgevers die recht hebben op een LKV oudere werknemer en van wie de werknemers naast de doelgroep oudere werknemer ook tot de doelgroep arbeidsgehandicapte werknemer kunnen behoren, krijgen namelijk niet te maken met de verlaging en afschaffing van het LKV oudere werknemer.
Wijziging in aanvraagproces
Met UWV heeft de minister los van het overgangsrecht een wijziging in het aanvraagproces afgesproken waardoor werknemers die op of na 1 januari 2024 een doelgroepverklaring oudere werknemer aanvragen, door UWV erop worden gewezen dat zij in voorkomende gevallen in aanmerking komen voor een doelgroepverklaring arbeidsgehandicapte werknemer.
Het LKV arbeidsgehandicapte werknemer wordt niet verlaagd en afgeschaft, en faciliteert de werknemer mogelijk beter in het verkrijgen van een dienstbetrekking. Werknemers en werkgevers kunnen dan de keuze maken tussen een doelgroepverklaring oudere werknemer en de doelgroepverklaring arbeidsgehandicapte werknemer, wetende dat het voornemen bestaat om het LKV oudere werknemer te verlagen en af te schaffen.
Informeren over stapsgewijze afschaffing
Het ministerie van SZW gaat samen met UWV en de Belastingdienst werknemers en werkgevers informeren over de voorgenomen stapsgewijze afschaffing van het LKV oudere werknemer. Vanwege de mogelijkheid tot een aanvraag voor een doelgroepverklaring oudere werknemer via de gemeente betrekt de minister hierbij ook gemeenten.
De conceptnota van wijziging wordt momenteel door UWV en de Belastingdienst getoetst op uitvoerbaarheid. Indien de beoogde vormgeving uitvoerbaar en haalbaar is, stuurt Van Gennip deze zo spoedig mogelijk aan de Tweede Kamer. Zij wil werkgevers en werknemers die te maken hebben met het LKV oudere werknemer tijdig informeren over de beoogde vormgeving.
Onderzoek niet-gebruik loonkostenvoordelen
Uit de evaluatie van de loonkostenvoordelen is gebleken dat sprake is van een aanzienlijk niet-gebruik van de loonkostenvoordelen. Veel werkgevers die wel recht hebben op loonkostenvoordelen, vragen dit niet aan.
Uit het verdiepend onderzoek blijkt dat de meeste redenen voor niet-gebruik samenhangen met onbekendheid van het instrument en onbekendheid over tot welke doelgroep een werknemer behoort. Het aanvraagproces voor een loonkostenvoordeel zelf lijkt geen reden voor niet-gebruik te zijn.
Mogelijkheden om niet-gebruik te verlagen
In het onderzoek komt een aantal denkrichtingen aan de orde om het niet-gebruik te verlagen.
Het gaat om het vergroten van de communicatie, het periodiek screenen van het personeelsbestand op werknemers die tot een van de doelgroepen van de loonkostenvoordelen behoren en het automatisch verstrekken van de loonkostenvoordelen zonder aanvraag via de loonaangifte.
Het periodiek screenen van het personeelsbestand van werkgevers en het automatisch verstrekken van de loonkostenvoordelen vindt de minister niet wenselijk, vanwege privacy van de werknemer die daarmee in het gedrang komt.
Voor het automatisch verstrekken van de loonkostenvoordelen geldt dat de doelmatigheid lager zal worden. Door automatische verstrekking zouden immers ook werkgevers loonkostenvoordeel ontvangen voor werknemers die ze ook zonder financiële prikkel hadden aangenomen.
Communicatie over loonkostenvoordelen vergroten
De bewindsvrouw onderschrijft het belang om de communicatie over de loonkostenvoordelen te vergroten. Uit het onderzoek blijkt dat niet-gebruik met name speelt bij kleinere werkgevers en in de sectoren Groot- en detailhandel, Horeca, IT, Advisering, onderzoek en overige specialistische zakelijke dienstverlening en Bouw en Industrie.
De minister gaat daarom met werkgeversorganisaties, UWV en de Belastingdienst in gesprek over het vergroten van de communicatie richting kleine werkgevers en de genoemde sectoren.
Afschaffing doelgroepverklaring
Daarnaast verwacht Van Gennip dat het niet-gebruik bij het loonkostenvoordeel voor de doelgroep banenafspraak afneemt als de doelgroepverklaring die nodig is voor het aanvragen van dat loonkostenvoordeel wordt afgeschaft. Deze afschaffing is onderdeel op 16 oktober 2023 ingediende wetsvoorstel tot verbetering van de banenafspraak en de quotumregeling.
Kamerbrief over stapsgewijze afschaffing loonkostenvoordeel oudere werknemer