De kantonrechter oordeelt dat de werkgever – gelet op het artikel in de cao dat een verdeelsleutel geeft als een werknemer niet het hele schooljaar in dienst is – de te veel genoten vakantiedagen in mindering mag brengen op de eindafrekening van de werkneemster.
Wat vordert de werkneemster?
De werkneemster (een docente) vordert dat de kantonrechter de werkgever (een scholengemeenschap) veroordeelt tot betaling van een ingehouden negatief verlofsaldo van € 5.017 bruto, de wettelijke verhoging van 50% en de wettelijke rente.
De werkneemster legt aan de vordering ten grondslag dat geen sprake is van een negatief verlofsaldo. De docente is op 1 september 2018 in dienst getreden en uit dienst getreden op 1 september 2022. Er is dus, anders dan de werkgever stelt, geen sprake van een tekort aan opgebouwde vakantie-uren of dagen.
Subsidiair, voor het geval er sprake is van een tekort, stelt de werkneemster dat dit tekort voor rekening van de werkgever komt. De werkneemster legt daaraan ten grondslag dat de vastgestelde vakanties omstandigheden vormen die voor rekening van de werkgever komen en dat maakt dat verrekening in strijd is met achtereenvolgens artikel 7:628 Burgerlijk Wetboek (BW); de cao; het goed werkgeverschap en de redelijkheid en billijkheid.
Wat zegt de werkgever?
De werkgever betwist de vordering. Hij voert primair aan dat de vordering van de werkneemster naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is en in strijd is met de eisen van goed werknemerschap.
De werkneemster heeft kort voor de zomervakantie haar dienstverband opgezegd en de werkgever zo voor problemen gesteld. De werkgever heeft de opzegging echter geaccepteerd en daarbij een voorbehoud gemaakt wat betreft verrekening van teveel genoten verlofuren.
De werkneemster heeft deze verrekening zonder voorbehoud aanvaard en door daar op terug te komen is haar vordering naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar en in strijd met de eisen van goed werknemerschap. Subsidiair voert de werkgever aan dat sprake is van een negatief saldo aan verlofuren en dat verrekening daarvan aan het einde van het dienstverband mogelijk is. Verrekening is niet strijdig met de cao of artikel 7:628 BW of het goed werkgeverschap en de eisen van redelijkheid en billijkheid.
Verrekening te veel betaald loon
De werkgever erkent gehouden te zijn het loon over de maand augustus door te betalen gelet op het einde dienstverband per 1 september 2022, maar de werkgever beroept zich op verrekening van te veel betaald loon in de vorm van te veel genoten vakantiedagen. En dat betreft een verrekening op grond van artikel 7:632 BW in welk artikel geregeld is dat aan het einde van het dienstverband verrekening van het loon met vorderingen op de werknemer is toegestaan.
Wat oordeelt de kantonrechter?
Anders dan de werkneemster is de kantonrechter van oordeel dat niet ter beoordeling voorligt de vraag in hoeverre het niet kunnen werken voor risico van de werknemer behoort te komen (artikel 7:628 BW).
Verder is naar aanleiding van hetgeen over en weer is verklaard op de zitting, tussen partijen niet langer in geschil dat de werkgever niet een bedrag van € 5.017 heeft ingehouden maar een bedrag van € 3.765,11 bruto, overeenkomend met 14,25 uur. De kantonrechter gaat er dan ook vanuit dat dit het bedrag is dat de werkneemster vordert.
Tekort aan opgebouwde vakantiedagen?
Het primaire standpunt van de werkneemster is dat zij betwist dat er een tekort is aan opgebouwde vakantiedagen. Onduidelijk is hoe het tekort is berekend en voor zover er al sprake zou zijn van een tekort, dan stelt de werkneemster zich op het standpunt dat zij te weinig vakantie heeft genoten in het schooljaar 2018/2019 en dat dit een eventueel tekort in het schooljaar 2021/2022 compenseert.
54 vakantiedagen
De werkgever heeft hiertegen aangevoerd dat de werkneemster in het schooljaar 2018/2019 alle van overheidswege vastgestelde schoolvakanties heeft genoten, waarmee zij 54 dagen vakantie heeft genoten (62 schooldagen minus 8 algemeen erkende feestdagen), te weten:
- Herfstvakantie 20 t/m 28 oktober: 9 dagen
- Kerstvakantie 22 december t/m 6 januari: 16 dagen
- Voorjaarsvakantie 16 t/m 24 februari: 9 dagen
- Meivakantie 27 april t/m 5 mei: 9 dagen
- Zomervakantie 13 t/m 31 juli: 19 dagen
De werkneemster heeft weliswaar verweer gevoerd tegen de wijze waarop het aantal vakantiedagen is berekend (namelijk inclusief de weekenddagen) maar heeft op zich niet betwist dat zij in alle schoolvakanties in het schooljaar 2018/2019 verlof heeft gehad.
In augustus vakantie genoten
De kantonrechter stelt vast dat er dan alleen sprake zou kunnen zijn van een tekort aan genoten vakantiedagen, als de werkneemster in de maand augustus 2018 geen vakantie zou hebben genoten. Ter zitting heeft de werkneemster verklaard dat zij bij haar vorige werkgever de hele maand augustus 2018 vakantie heeft genoten met behoud van loon.
Geen sprake van te weinig genoten verlof
Uit het voorgaande volgt dat geen sprake is van te weinig genoten verlof in het schooljaar 2018/2019. Dat een deel van deze verlofrechten bij een andere werkgever zou zijn genoten, kan hieraan niet afdoen. Het primaire standpunt van de werkneemster kan dan ook niet slagen.
‘Minimum aanspraak op vakantie volgens cao’
Subsidiair is de werkneemster van mening dat artikel 14.1.2. van de cao aldus moet worden uitgelegd dat dit artikel een minimum aanspraak op vakantie waarborgt van de werknemer die voor een gedeelte van een schooljaar is benoemd. Dit cao-artikel luidt als volgt:
‘1. De werknemer die behoort tot de functiecategorie directie, dan wel tot de functiecategorie leraar, geniet:
gedurende de schoolvakanties en 5 extra, door de werkgever in overleg met de (G)MR vastgestelde, dagen vakantieverlof met behoud van bezoldiging;
buiten de in lid a genoemde periodes geen vakantieverlof.
- De werknemer die niet gedurende het gehele schooljaar in dienst is van de instelling, maakt aanspraak op een aantal dagen vakantieverlof, dat wordt berekend volgens de formule:
(W x 1,15) – (S). In deze formule is:
W: het aantal (delen van) weken dat de werknemer in dienst is gedurende het schooljaar;
S: het aantal schoolvakantiedagen dat valt in de periode dat de werknemer is benoemd, exclusief de algemeen erkende feestdagen zoals genoemd in bijlage 4 van deze cao. (…)’
Geen terugvorderingsbevoegdheid
Dit artikel ziet volgens de werkneemster niet op een terugvorderingsbevoegdheid voor het geval de leraar gedurende het schooljaar uit dienst gaat. Want een dergelijke uitleg is in strijd in strijd is met artikel 7:628 BW dan wel in strijd met goed werkgeverschap en de redelijkheid en billijkheid.
Cao-norm
Een cao-bepaling moet volgens vaste rechtspraak worden uitgelegd aan de hand van de zogenoemde cao-norm. Deze norm houdt in dat aan een bepaling van een cao een uitleg naar objectieve maatstaven moet worden gegeven, waarbij de bewoordingen van die bepaling, gelezen in het licht van de gehele tekst van de cao, van doorslaggevende betekenis zijn.
Ook de bewoordingen van de eventueel bij de cao behorende schriftelijke toelichting moeten bij de uitleg van de cao worden betrokken.
Verdeelsleutel in cao bij niet hele schooljaar in dienst
Bezien tegen de achtergrond van dit toetsingskader is de kantonrechter van oordeel dat art 14.1.2. van de cao een verdeelsleutel geeft voor de werknemer die niet gedurende het hele schooljaar in dienst is van de instelling, ongeacht de vraag of deze verdeelsleutel in het voordeel of het nadeel van deze werknemer werkt. En uit artikel 1 van de Wet op het Voortgezet Onderwijs (WVO) volgt dat een schooljaar loopt van 1 augustus van enig kalenderjaar tot 31 juli van het daaropvolgende kalenderjaar.
Gedurende maand in dienst in nieuwe schooljaar
Vaststaat dat de werkneemster uit dienst is getreden per 1 september 2022. Zij was dus slechts gedurende een maand van het nieuwe schooljaar in dienst bij de werkgever. Toepassing van de formule uit artikel 14.1.2 van de cao resulteert in een hoeveelheid van 14,25 te veel genoten vakantiedagen.
14,25 te veel genoten vakantiedagen in mindering brengen
De kantonrechter is dan ook van oordeel dat de werkgever gelet op artikel 14.1.2. van de cao, het met 14,25 uur overeenstemmende bruto loonbedrag van € 3.765,11 bruto op de eindafrekening van de werkneemster van augustus 2022 in mindering heeft mogen brengen.
Schoolvakanties bij ministeriële regeling vastgelegd
Voor zover de werkneemster stelt dat verrekening strijdig is met het goed werkgeverschap of de eisen van redelijkheid en billijkheid gaat dit ook niet op, omdat de schoolvakanties bij ministeriële regeling worden vastgelegd en zowel scholen als docenten daaraan gebonden zijn.
Geen strijd met goed werkgeverschap of onredelijk of onbillijk
Van de werkgever kan dan ook niet worden verwacht dat hij de werkneemster in de gelegenheid stelt om tijdens de zomervakantie werkzaamheden te verrichten omdat er dan nu eenmaal geen onderwijs gegeven wordt. Dat maakt dat ook geen sprake is van strijd met goed werkgeverschap dan wel de eisen van redelijkheid en billijkheid.
Door werkgever gewezen op verrekening
Daarbij komt dat de werkneemster er door de werkgever naar aanleiding van haar opzegging ook op is gewezen dat artikel 14.1.2 van de cao toegepast zou worden en zij ook wist dat een schooljaar loopt van 1 augustus tot en met 31 juli van het volgende jaar, zodat zij er rekening mee had kunnen houden dat vakantiedagen of verlofuren verrekend zouden kunnen worden bij een opzegging tegen een andere datum dan het ‘reguliere’ einde van het schooljaar.
Voor zover partijen beiden hebben betoogd dat de regeling ten aanzien van verlofopbouw zoals opgenomen in de cao een leemte bevat, is het uiteindelijk aan de cao-partijen om hiervoor een nadere regeling te treffen.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van de werkneemster afwijst.
Uitspraak Rechtbank Noord-Holland, 12 juli 2023, ECLI:NL:RBNHO:2023:6403