De Eerste Kamer heeft op 14 februari 2023 het initiatiefwetsvoorstel van de leden Kathmann en Maatoug houdende wijziging van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag en enige andere wetten in verband met de invoering van een uniform wettelijk minimumuurloon en enige andere wijzigingen (Wet invoering minimumuurloon, Kamerstuk 35 335) aanvaard.
Minister Van Gennip van SZW heeft de bekrachtiging van het initiatiefwetsvoorstel ter instemming aan de ministerraad voorgelegd. De ministerraad is op woensdag 26 april 2023 akkoord is gegaan met het voordragen van het wetsvoorstel voor bekrachtiging door de Koning.
De regering zal zorgdragen voor een bekrachtiging, bekendmaking door plaatsing in het Staatsblad en voor een inwerkingtredingsbesluit. De beoogde inwerkingtredingsdatum van de wet is 1 januari 2024.
Besluit invoering minimumuurloon
Daarnaast zal de minister zorgdragen voor een algemene maatregel van bestuur (amvb) en een ministeriële regeling ter uitvoering van de Wet invoering minimumuurloon. Op 19 april 2023 heeft de Afdeling advisering van de Raad van State advies uitgebracht op het ontwerp van deze amvb (Besluit invoering minimumuurloon).
Ontwerpbesluit tot uitvoering Wet invoering minimumuurloon gepubliceerd
Artikel 11 Wet invoering minimumuurloon
Artikel 11 uit het initiatiefwetsvoorstel blijkt voor onduidelijkheid te zorgen bij uitvoerende partijen. Daarom is de minister van plan om dit artikel door middel van de Verzamelwet SZW 2024 aan
te passen, zodat het artikel in overeenstemming is met hetgeen in de memorie van toelichting bij het initiatiefwetsvoorstel wordt vermeld.
Dit houdt in dat de bestaande praktijk van een vaste maandbetaling bij een vast overeengekomen arbeidsduur per week, kan worden gecontinueerd. Daarnaast wordt geregeld dat de bestaande praktijk van de in cao’s overeengekomen plus-min-urensystematiek kan worden voortgezet.
Verzamelwet SZW 2024
Het conceptvoorstel van de Verzamelwet SZW 2024 is op 21 april 2023 voor internetconsultatie gepubliceerd.
Daarin staat het volgende vermeld:
Vaste maandbetaling (artikel 11, eerste lid)
In de Wet invoering minimumuurloon wordt geregeld dat per gewerkt uur het minimumuurloon moet worden betaald. Dit heeft ten gevolge dat niet meer kan worden uitgegaan van een
gemiddeld aantal werkbare uren per maand (gebaseerd op een vaste overeengekomen arbeidsduur per week) met een vaste maandelijkse beloning. Deze praktijk komt echter wel vaak voor en met
het huidige artikel 11 werd destijds door de initiatiefnemers beoogd deze bestaande praktijk te continueren.
Gemiddeld aantal te werken uren per maand
In artikel 11, eerste lid is daarom geregeld dat – uitgaande van een vast overeengekomen arbeidsduur per week – mag worden uitgegaan van een gemiddeld aantal te werken uren per
maand.
Over het gemiddelde aantal arbeidsuren per maand moet minimaal het in die maand van toepassing zijnde minimumuurloon worden betaald aan de werknemer.
Voorbeeld
Bij een vaste overeengekomen arbeidsduur van 36 uur per week, geldt bijvoorbeeld een totale arbeidsduur van 1.872 uren per jaar. Per maand is dit gemiddeld 156 uren en elke maand moet minimaal 156 maal het minimumuurloon van het betreffende tijdvak worden betaald.
Plus-min-urensysteem (artikel 11, tweede lid)
Een andere praktijk waarvan wenselijk is dat deze wordt gecontinueerd na de inwerkingtreding van de Wet invoering minimumuurloon, is de toepassing van een plus-min-urensysteem indien deze is vastgelegd in een cao (of publiekrechtelijke regeling).
Jaarurensystematiek
De bekendste is de jaarurensystematiek. Hierbij wordt de arbeidsduur niet uitgedrukt in een aantal te werken uren per week, maar in een aantal te werken uren per jaar (jaarurennorm). Aan het
einde van het jaar is dan de periode van afrekening. Een periode van afrekening omvat meerdere uitbetalingstermijnen.
De jaarurennorm levert een gemiddeld aantal te werken uren per betalingstermijn op en over het gemiddelde aantal werkbare uren per betalingstermijn wordt dan minimaal het wettelijk minimumloon betaald. In een cao kan ook een kortere periode van afrekening worden afgesproken, bijvoorbeeld drie of zes maanden.
In meerdere (grote) cao’s
Op dit moment is een plus-minurensysteem in meerdere (grote) cao’s geregeld. Voor werkgevers is het hierdoor mogelijk om werknemers in bepaalde periodes van het jaar meer uren te laten werken dan in andere periodes. Dit is aan de orde wanneer het werk gebruikelijke fluctuaties in dal- en piekmomenten kent.
Het salaris is per periode (maand) gelijk, maar het feitelijk aantal gewerkte uren niet. Hierdoor ontstaan zogenaamde plus- en minuren. Wanneer een werknemer in een bepaalde periode meer heeft gewerkt, kunnen de meer gewerkte uren gecompenseerd worden met periodes waarin minder wordt gewerkt.
Urennorm gehaald?
Na de periode van afrekening wordt vervolgens bekeken of de werknemer de urennorm heeft gehaald. In een cao kan vervolgens ook geregeld zijn hoe aan het einde van de periode van afrekening wordt omgegaan met eventuele plus- en/of minuren.
Herstel
Abusievelijk is de bestaande praktijk van een plus-min-urensysteem niet meegenomen in het huidige artikel 11. Dit wordt met het wetsvoorstel SZW 2024 hersteld. Dit is wenselijk, omdat deze
systematiek in diverse cao’s geregeld is, en bovendien in cao’s van branches waarin al sprake is van grote personeelstekorten, bijvoorbeeld in de kinderopvang en in de gehandicaptenzorg.
Kamerbrief over voorstel invoering uniform wettelijk minimumuurloon
Minimumuurloon per 1 januari 2024 – antwoorden op veelgestelde vragen