
De reiskostenvergoeding heeft deels betrekking op de reisafstand per OV en vermindert de reisaftrek. Dat oordeelt de rechtbank Zeeland-West-Brabant.
Wat is de situatie?
De werkneemster was tot 1 augustus 2019 in dienstbetrekking bij een werkgever. Per 1 augustus 2019 is zij in verband met een reorganisatie in dienstbetrekking gekomen bij een andere werkgever. Beide werkgevers zijn in 2019 gevestigd op het zelfde vestigingsadres.
De werkneemster heeft in de periode van 1 januari 2019 tot 8 februari 2019 vanaf haar woonadres naar het vestigingsadres van de werkgever met het openbaar vervoer gereisd. In de periode hierna heeft zij vanaf het station naar het vestigingsadres met het openbaar vervoer gereisd. Voor haar reis van haar woonadres naar station heeft zij gebruik gemaakt van de auto.
In 2019 heeft de werkneemster tenminste een bedrag van in totaal € 2.250 van haar werkgevers ontvangen als reiskostenvergoeding.
Reisaftrek openbaar vervoer
De werkneemster heeft op 19 maart 2020 aangifte IB/PVV 2019 gedaan en daarin een bedrag van € 1.418 aan reisaftrek openbaar vervoer vermeld.
De werkneemster is voor de hoogte van de reisaftrek uitgegaan van het tabelbedrag behorend bij een per openbaar vervoer afgelegde reisafstand van tussen de 50 en 60 kilometer op jaarbasis.
Definitieve aanslag IB/PVV 2019
De inspecteur heeft aan de werkneemster op 5 juni 2021 een definitieve aanslag IB/PVV 2019 opgelegd. In afwijking van de aangifte is geen reisaftrek openbaar vervoer verleend.
In de door de werkneemster ingediende herziene aangifte van 7 juni 2021 heeft zij een bedrag van € 2.018 aan reisaftrek openbaar vervoer vermeld. Zij heeft geen door haar ontvangen reiskostenvergoeding aangegeven.
De inspecteur heeft in een brief van 21 juli 2021 aangekondigd dat hij van plan is om het bezwaar van de werkneemster af te wijzen. Vervolgens heeft hij in de brief van 25 augustus 2021 onder verwijzing naar deze aankondiging beslist dat de aanslag wordt gehandhaafd. De beslissing luidt dat het verzoek wordt afgewezen.
Vermindering aanslag
De rechtbank verklaart het beroep gegrond. De inspecteur is gedurende de beroepsprocedure aan de werkneemster tegemoetgekomen door alsnog een deel van de door haar verzochte aftrek reiskosten openbaar vervoer te verlenen. Dit leidt tot een vermindering van de aanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 33.715.
Geen recht op hogere aftrek reiskosten OV
De rechtbank oordeelt dat de werkneemster geen recht heeft op een hogere aftrek reiskosten openbaar vervoer. De aanslag IB/PVV 2019 wordt daarom niet nog verder verminderd. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Tussen partijen is uitsluitend in geschil of en zo ja tot welk bedrag de reiskostenvergoeding betrekking heeft op de door haar per openbaar vervoer afgelegde reisafstand en daarom in mindering moet komen op de hiervoor bepaalde reisaftrek.
Reisafstand per OV
De inspecteur heeft zich gedurende de beroepsprocedure op het nader standpunt gesteld dat de door de werkneemster ontvangen reiskostenvergoeding in elk geval voor een bedrag van € 1.133 betrekking heeft op de door haar per openbaar vervoer afgelegde reisafstand.
De inspecteur heeft daarvoor onderstaande berekening toegepast. Op grond van deze berekening concludeert de inspecteur dat de te verlenen aftrek reiskosten openbaar vervoer € 186 (€ 1.319 – € 1.133) bedraagt.
- Totale reis – heen en terug 126,0 km (63 km x 2)
- Af: Deel per auto – heen 30,6 km
- Af: Deel per auto – terug 31,9 km
- Blijft over: Totale reis per OV 63,5 km
63,5/126 x € 2.250 = € 1.133 van de vergoeding is voor de reis per openbaar vervoer.
Door auto afgelegde reisafstand
De werkneemster heeft zich op het standpunt gesteld dat de reiskostenvergoeding uitsluitend ziet op de door haar per auto afgelegde reisafstand van woonplaats naar het station. Bij indiensttreding in 2016 is haar een parkeerplek bij het werk beloofd en is afgesproken dat zij een vergoeding krijgt voor het woon-werkverkeer met de auto.
€ 0,19 per km voor woon-werkverkeer
De werkneemster verwijst naar haar arbeidscontract dat zij oorspronkelijk met werkgever 1 heeft gesloten en waarin staat dat een reiskostenvergoeding (traveling expenses) van € 0,19 per kilometer voor woon-werkverkeer (commute from home to work and vice versa) wordt toegekend.
Daarnaast heeft de werkneemster benadrukt dat zij veel kosten heeft moeten maken voor het woon-werkverkeer en heeft zij bij haar beroepschrift een berekening gevoegd van de door haar gemaakte kosten voor reizen met het de auto en het openbaar vervoer.
Niet alleen voor per auto afgelegde reisafstand
De rechtbank overweegt dat het aan de werkneemster is om aannemelijk te maken dat aan de voorwaarden voor het verlenen van de reisaftrek openbaar vervoer is voldaan. De rechtbank is van oordeel dat de werkneemster niet aannemelijk heeft gemaakt dat de van de werkgevers ontvangen reiskostenvergoeding uitsluitend ziet op de door haar per auto afgelegde reisafstand van haar woonplaats naar het station.
Vaste reiskostenvergoeding
De rechtbank overweegt daartoe als volgt. De werkneemster heeft ter zitting toegelicht dat zij vanaf het moment dat zij in dienstbetrekking kwam bij werkgever 1 een vaste reiskostenvergoeding heeft afgesproken met haar werkgever die zag op het traject van haar woonplaats naar het vestigingsadres.
Reiskostenvergoeding hetzelfde gebleven
Op het moment dat de situatie wijzigde en zij in verband met een reorganisatie in dienstbetrekking kwam bij werkgever 2 is die reiskostenvergoeding hetzelfde gebleven. Dat zij vervolgens (gedeeltelijk) gebruik is gaan maken van het openbaar vervoer heeft daar geen verandering in gebracht.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op het voorgaande niet gezegd kan worden dat de door de werkneemster over het onderhavige jaar ontvangen reiskostenvergoeding uitsluitend ziet op de door de werkneemster per auto afgelegde reisafstand tussen haar woonplaats en het station en geen betrekking heeft op de door de werkneemster per openbaar afgelegde reisafstand tussen het station en het vestigingsadres.
Vergoeding beperkt zich niet tot kosten voor reizen per auto
Dat in het arbeidscontract dat de werkneemster oorspronkelijke met de werkgever 1 heeft gesloten, staat dat een reiskostenvergoeding van € 0,19 per kilometer voor woon-werkverkeer wordt toegekend, doet daar niet aan af. Hieruit volgt immers niet dat de vergoeding zich beperkt tot kosten voor reizen per auto.
Mede betrekking op per OV afgelegd reisafstand
Gelet op het voorgaande heeft de door de werkneemster over het onderhavige jaar ontvangen reiskostenvergoeding (mede) betrekking op de door haar per openbaar vervoer afgelegde reisafstand en komt deze daarom in mindering op de eerder bepaalde reisaftrek. De rechtbank sluit voor de hoogte daarvan aan bij de berekening van de inspecteur.
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande het belastbaar inkomen uit werk woning vast op € 33.715 (€ 186 reisaftrek en € 3 meer aan aftrek specifieke zorgkosten in verband met het gewijzigde drempelbedrag).
Uitspraak Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 9 januari 2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:87