
Van de gelegenheid is gebruikgemaakt een aantal technische wijzigingen aan te brengen. Deze wijzigingen raken niet de inhoud van het wetsvoorstel en zijn toegelicht in de onderdeelsgewijze toelichting op deze wijzigingen.
De tweede nota van wijziging op het pakket Belastingplan 2023 bevat onder meer de volgende wijzigingen:
Verhoging gebruikelijk loon op Caribisch Nederland
De minimale omvang van het gebruikelijk loon in de Wet loonbelasting BES wordt verhoogd van USD 14.000 naar USD 25.000.
De verhoging van het gebruikelijk loon kent twee tegengestelde budgettaire effecten:
- de grondslag van de loon- en inkomstenbelasting neemt toe, wat leidt tot extra belastingopbrengsten.
- een hoger gebruikelijk loon leidt tot een lagere winst en daarmee tot een lagere grondslag en derving voor de opbrengstbelasting.
Het gecombineerde budgettaire effect betreft een budgettaire opbrengst van afgerond € 1 miljoen.
De minimale omvang van het gebruikelijk loon is sinds de invoering van de Wet loonbelasting BES op 1 januari 2011 – ondanks inflatie – nooit verhoogd. De minimale omvang van het gebruikelijk loon wordt de facto dus met minder dan USD 1.000 per jaar verhoogd.
Aanmerkelijkbelanghouders die aannemelijk maken dat bij soortgelijke dienstbetrekkingen waarbij een aanmerkelijk belang geen rol speelt in het economische verkeer een lager loon dan USD 25.000 gebruikelijk is, hun loon nog steeds op dat lagere loon kunnen stellen.
Onderdeelsgewijze toelichting
Artikel I, onderdeel A (artikel 2.10 van de Wet IB 2001)
Met de wijziging van artikel I, onderdeel A, wordt bewerkstelligd dat het in de derde kolom als tweede vermelde bedrag van de in artikel I, onderdeel A, opgenomen tarieftabel behorende bij artikel 2.10 Wet inkomstenbelasting 2001 wordt aangepast naar het juiste bedrag van € 16.968.
Artikel I, onderdeel X (artikel 5.5 van de Wet IB 2001)
De in artikel I, onderdeel X, opgenomen wijzigingsopdracht wordt zodanig aangepast dat alsnog rekening wordt gehouden met de in artikel LIX, eerste lid, onderdeel e, geregelde volgorde van de toepassing van de indexatie op het huidige bedrag van het heffingvrije vermogen in artikel 5.5 Wet IB 2001 (€ 50.650 in 2022) en de inwerkingtreding van de in artikel I, onderdeel X, opgenomen verhoging van het heffingvrije vermogen met ingang van 1 januari 2023.
Artikel IX, onderdelen E en F (artikelen 20a en 20b Wet LB 1964)
Met de wijziging van artikel IX, onderdelen E en F, wordt bewerkstelligd dat in deze onderdelen de juiste tarieftabellen behorende bij de loonbelasting worden opgenomen. Abusievelijk was dit niet gebeurd en waren de tarieftabellen behorende bij box 1 van de inkomstenbelasting opgenomen.
Daarnaast was het in de derde kolom als tweede vermelde bedrag van de in artikel IX, onderdeel E, opgenomen tarieftabel behorende bij artikel 20a van de Wet op de loonbelasting 1964 onjuist. Met deze wijziging wordt het juiste bedrag van € 16.968 opgenomen.
Artikelen IX, onderdelen J en Ja, en LIX (artikel 38p Wet LB 1964)
Ingevolge artikel LIX treedt de in artikel IX, onderdeel J, opgenomen toevoeging aan artikel 38p Wet LB 1964 van een vijfde lid met terugwerkende kracht tot en met 1 april 2017 in werking. Artikel 38p Wet LB 1964 had van 1 april 2017 tot en met 31 december 2019 echter al een vijfde lid. Daarom wordt voorgesteld het in artikel IX, onderdeel J, opgenomen vijfde lid te vernummeren tot zesde lid en deze nummering te laten gelden van 1 april 2017 tot en met 31 december 2019.
Artikelen LIIIA en LIX (artikel 10.1 Wet IB 2001 en artikel 22d Wet LB 1964)
Met het ingevolge deze nota van wijziging in het wetsvoorstel in te voegen artikel LIIIA en de bijbehorende wijziging van artikel LIX, eerste lid, onderdeel e, wordt bewerkstelligd dat de verhoging van de maximale arbeidskorting bij de verschillende knikpunten van artikel 8.11 Wet IB 2001 en artikel 22a Wet LB 1964 toepassing vindt nadat de inflatiecorrectie is toegepast en die inflatiecorrectie op een andere wijze dan gebruikelijk plaatsvindt om de juiste opbouwpercentages van de arbeidskorting te bewerkstelligen.