In de Algemene Ouderdomswet (AOW) is de stapsgewijze verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd en aanvangsleeftijd vastgelegd. Vanaf 2026 is de AOW- gerechtigde leeftijd en aanvangsleeftijd automatisch gekoppeld aan de ontwikkeling van de levensverwachting. Daartoe is in de wet vastgelegd dat een
eventuele verdere verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd en aanvangsleeftijd jaarlijks wordt bepaald aan de hand van de gemiddelde resterende levensverwachting op 65-jarige leeftijd.
De verhoging op basis van de resterende levensverwachting wordt telkens vijf jaar van tevoren aangekondigd. Vorig jaar is de AOW-gerechtigde leeftijd en aanvangsleeftijd 2026 vastgesteld op 67 jaar, respectievelijk 17 jaar.
Dat schrijft staatssecretaris Wiersma van Sociale Zaken in een brief aan de Tweede Kamer.
Prognose CBS
Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) komt jaarlijks met een prognose van de resterende levensverwachting op 65 jaar. Aan de hand van de prognose wordt volgens de Algemene Ouderdomswet de toekomstige AOW-leeftijd vastgesteld. Dat gebeurt op basis van een wettelijk vastgelegde formule. Uit de formule blijkt dat de AOW-gerechtigde leeftijd voor 2027 niet wordt verhoogd. Deze blijft net als in 2026 vastgesteld op 67 jaar.
Volgens de Algemene Ouderdomswet wordt de AOW-leeftijd in 2024 67 jaar. Ook voor 2025 en 2026 is de AOW-leeftijd vastgesteld op 67 jaar. Voor de jaren erna wordt de verhoging van de AOW-leeftijd bepaald aan de hand van de CBS-prognose van de levensverwachting.
Pensioenrichtleeftijd
De pensioenrichtleeftijd is op een vergelijkbare wijze gekoppeld aan de levensverwachting. Op grond van artikel 18a, achtste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 en de prognose van de gemiddelde resterende levensverwachting op 65-jarige leeftijd in 2033 blijft de pensioenrichtleeftijd ook in 2023 68 jaar.