De werkgever vordert van de ex-werknemer een vergoeding van opleidingskosten en cursuskosten die hij voor hem heeft betaald tijdens de (tijdelijke) arbeidsovereenkomst tussen partijen. De man is het hier niet mee eens. Het hof oordeelt dat de ex-werknemer deze kosten niet hoeft te vergoeden omdat hij niet op verwijtbare wijze aanleiding heeft gegeven tot het doen eindigen van de arbeidsovereenkomst zonder verlenging en niet uitdrukkelijk heeft toegezegd om de kosten te vergoeden. De werknemer is hiertoe ook niet op grond van redelijkheid en billijkheid dan wel goed werknemerschap verplicht.
Wat is de situatie?
De ex-werknemer is van 1 maart 2017 tot en met 31 december 2017 in dienst geweest van de werkgever als Field Service Engineer op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. De arbeidsovereenkomst is van rechtswege geëindigd.
In artikel 9 van de schriftelijke arbeidsovereenkomst zijn partijen het volgende overeengekomen:
“Werkgever is bereid de opleidingskosten voor het HBO Elektrotechniek met als specialisatie mechatronica ten bedrage van € 17.800,– voor zijn rekening te nemen onder voorwaarde dat het diploma uiterlijk in 2019 behaald wordt. Indien de opleiding niet succesvol wordt afgerond zal werknemer de opleidingskosten aan werkgever restitueren.
Indien werknemer binnen 3 jaar na het behalen van het HBO examen de arbeidsrelatie verbreekt, zal hij naar rato een deel van de totale opleidingskosten aan werkgever terugbetalen. Dit deel wordt als volgt berekend: de totale opleidingskosten gedeeld door 36 (maanden) x het resterend aantal maanden.
Daarnaast zal werkgever gedurende 2 jaar investeren in cursuskosten met betrekking tot de apparatuur (…) (thans geschat op € 15.000,–). (…)
Indien werknemer binnen 2 jaar na het volgen van de bedrijfscursussen de arbeidsrelatie verbreekt, zal hij naar rato 50% van deze cursuskosten aan werkgever terugbetalen met een maximum van € 7.500,–. (…)
Onder het verbreken van de arbeidsrelatie in de overeenkomst wordt verstaan: een nadrukkelijke beëindiging door de werknemer of een beëindiging door de werkgever waartoe de werknemer op verwijtbare wijze aanleiding heeft gegeven.
De werkgever is in deze situatie gerechtigd het bedrag van de opleiding(en) dat werknemer op grond van de bovengenoemde staffeling alsdan aan werkgever verschuldigd is, met de eindafrekening te verrekenen.”
Functioneringsgesprek
Op 13 oktober 2017 hebben partijen een gesprek over het functioneren van de ex-werknemer gevoerd, waarvan een verslag is opgemaakt. In dat gesprek heeft de werkgever de ex-werknemer aangesproken op diens privégebruik van de bedrijfswagen en hem verweten dat hij niet volgens de geldende richtlijnen werkbonnen en serviceberichten opstelde, dat hij zich niet hield aan de werktijden, dat hij niet respectvol communiceerde met collega’s en management en dat hij onvoldoende nauwkeurig reis- en werkuren en gereden kilometers noteerde. Hiervoor heeft de ex-werknemer van de werkgever een officiële waarschuwing gekregen die bij brief van 19 oktober 2017 schriftelijk is bevestigd.
Arbeidsovereenkomst niet verlengd
Op 24 november 2017 heeft de werkgever aan de ex-werknemer mondeling aangezegd dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen op 31 december 2017 van rechtswege zou eindigen en niet verlengd zou worden, wat bij brief van dezelfde datum schriftelijk is bevestigd. In de brief staat onder meer het volgende:
“In verband met hetgeen ook tijdens ons gesprek op 13 oktober 2017 is besproken wordt u na afloop van dit dienstverband geen nieuwe arbeidsovereenkomst aangeboden.”
Opleidingskosten terugbetalen
Bij brief van 2 januari 2018 heeft de werkgever aanspraak gemaakt op betaling van de opleidingskosten (€ 17.800) en de cursuskosten (tot een bedrag van € 2.803,18). Na verrekening met een bedrag van € 3.448,68 netto dat de werkgever aan de ex-werknemer verschuldigd was in het kader van de eindafrekening, resteerde volgens de werkgever een door de ex-werknemer te voldoen totaalbedrag van € 17.154,50 (netto).
De ex-werknemer heeft op 1 oktober 2019 de HBO-opleiding Elektrotechniek met succes afgerond.
Wat oordeelde de kantonrechter?
De kantonrechter heeft de ex-werknemer veroordeeld om aan de werkgever te betalen € 14.351,32 aan opleidingskosten en € 918,51 aan vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten, met rente over € 14.351,32 en daarnaast veroordeeld in de proceskosten.
De kantonrechter heeft daartoe het volgende overwogen.
Het geschil tussen partijen betreft in de kern de vraag naar de uitleg van artikel 9 van de arbeidsovereenkomst.
Taalkundig bezien kan de werkgever zich voor wat betreft de opleidingskosten en de cursuskosten niet beroepen op artikel 9 van de arbeidsovereenkomst; deze bepaling regelt slechts twee situaties die zien op omstandigheden die zich op de langere termijn zouden kunnen voordoen (het niet-halen van het diploma in 2019 en het verbreken van de arbeidsrelatie binnen drie jaar) en aldus ná het van rechtswege eindigen van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd per 31 december 2017.
Met dit artikel lijkt dus te zijn beoogd een regeling te treffen voor het geval de arbeidsovereenkomst na die datum zou zijn voortgezet.
Het komt volgens de kantonrechter echter ook aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepaling mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. De kantonrechter maakt daarbij een onderscheid tussen de gevorderde opleidingskosten en de cursuskosten.
Vruchten plukken van investering
De redelijkheid en billijkheid verzetten zich er niet tegen dat de ex-werknemer de opleidingskosten aan de werkgever moet terugbetalen. De ratio van artikel 9 is dat de werkgever bereid was om de opleidingskosten en cursuskosten op zich te nemen maar dat hij tenminste gedurende een bepaalde periode de vruchten van deze investering wilde plukken.
Door het einde van rechtswege van de arbeidsovereenkomst op 31 december 2017, toen de ex-werknemer de HBO-opleiding Elektrotechniek nog niet had afgerond, heeft de werkgever voor wat betreft de opleidingskosten niet of nauwelijks kunnen profiteren van haar investering.
Niet zonder meer en om niet
De werkgever was niet gehouden om de opleidingskosten op zich te nemen. De werkgever heeft dit bedrag ook niet zonder meer en om niet ten behoeve van de ex-werknemer voldaan: van de ex-werknemer werd immers verwacht dat hij na voltooiing van de HBO-opleiding nog geruime tijd bij de werkgever in dienst zou blijven en anders moest hij (een deel van) de opleidingskosten aan de werkgever terugbetalen.
De ex-werknemer heeft daarom uit het feit dat in de arbeidsovereenkomst niet met zoveel woorden een terugbetalingsregeling is opgenomen voor het geval de arbeidsovereenkomst van rechtswege zou eindigen, niet mogen afleiden dat hij in dat geval de opleidingskosten niet aan de werkgever behoefde terug te betalen.
Duidelijke regeling ontbreekt
Voor de cursuskosten geldt dat de werkgever enig, zij het wellicht heel weinig, genot heeft gehad van zijn investering. Van de werkgever had verwacht mogen worden dat hij voor deze kosten een duidelijke regeling over de consequentie van een eventueel einde van rechtswege van de arbeidsovereenkomst op 31 december 2017 in de arbeidsovereenkomst zou hebben opgenomen.
Bovendien heeft de werkgever ermee ingestemd dat de ex-werknemer de cursussen ging volgen terwijl hij daarmee had kunnen wachten totdat hij er meer zicht op had of zij na 31 december 2017 wel met de ex-werknemer verder zou willen.
Cursuskosten niet terugbetalen
Gezien deze omstandigheden verzetten de redelijkheid en billijkheid zich ertegen dat de ex-werknemer de cursuskosten waarvan de werkgever betaling vordert aan de werkgever moet vergoeden. Dit deel van de vordering is daarom afgewezen.
De werkgever heeft op goede grond het aan de ex-werknemer toekomende salaris en de eindafrekening verrekend met de vordering tot betaling van opleidingskosten, aldus nog steeds de kantonrechter.
In hoger beroep
Tegen deze beslissingen en de daaraan ten grondslag gelegde overwegingen komt de ex-werknemer met elf grieven op in principaal hoger beroep.
In incidenteel hoger beroep heeft de werkgever zestien grieven voorgesteld.
Beoordeeld moet worden of de ex-werknemer in de gegeven omstandigheden op grond van artikel 9 van de arbeidsovereenkomst gehouden is om de opleidingskosten en cursuskosten aan de werkgever terug te betalen.
Geen andere taalkundige uitleg
Het hof is van oordeel dat de kantonrechter op goede gronden de betreffende alinea’s van dit artikel aldus heeft uitgelegd. Een andere uitleg van deze alinea’s, in onderling verband gelezen, is taalkundig bezien niet voorstelbaar en de werknemer heeft de alinea’s redelijkerwijs niet anders kunnen opvatten.
De conclusie kan dan niet anders zijn dan dat in dit artikel is beoogd een regeling op te nemen voor de situatie die zou ontstaan als:
- de werknemer niet uiterlijk in 2019 zijn diploma HBO-Elektrotechniek zou behalen, dan wel
- binnen drie jaar na het behalen van dat diploma de arbeidsrelatie zou verbreken – of: de arbeidsrelatie door de werkgever zou worden verbroken, waartoe de werknemer op verwijtbare wijze aanleiding zou hebben gegeven – respectievelijk de situatie
- dat de werknemer binnen twee jaar na het volgen van de bedrijfscursussen de arbeidsrelatie zou verbreken – of: de arbeidsrelatie door de werkgever zou worden verbroken, waartoe de werknemer op verwijtbare wijze aanleiding zou hebben gegeven.
Partijen hebben in dit artikel specifieke situaties vermeld die zich op de langere termijn zouden kunnen voordoen en niet een voorziening opgenomen voor de situatie dat de arbeidsovereenkomst op 31 december 2017 van rechtswege zou eindigen en niet aansluitend zou worden opgevolgd door een tweede arbeidsovereenkomst tussen partijen.
Redelijke verwachtingen
Het gaat voor de uitleg van artikel 9 echter niet alleen om de letterlijke bewoordingen maar ook om de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepaling mochten toekennen en om hetgeen zij ten aanzien hiervan redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten, waarbij rekening moet worden gehouden met alle bijzondere omstandigheden van het geval.
De afspraak over het overnemen van de opleidingskosten is niet een gebruikelijk studiekostenbeding.
Weliswaar heeft de werkgever gesteld dat in een gesprek bij het begin van de arbeidsovereenkomst aan de werknemer duidelijk kenbaar is gemaakt dat de opleidingskosten in alle gevallen terugbetaald zouden moeten worden behalve indien niet-verlenging gebaseerd zou zijn op bedrijfseconomische redenen, maar deze stelling is door de werknemer gemotiveerd betwist en strookt niet met de tekst van artikel 9.
Uit niets blijkt dat de werknemer de tekst van dit artikel toch zo had moeten opvatten en de werkgever heeft daarover ook niets gesteld.
Maar mede gezien de hoogte van het bedrag, de relatief korte duur van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd en zijn ervaringen bij zijn vorige werkgevers had de werknemer volgens het hof in redelijkheid niet uit het ontbreken van een specifieke bepaling over terugbetaling van de opleidingskosten als de arbeidsovereenkomst al op 31 december 2017 van rechtswege zonder verlenging zou eindigen, mogen afleiden dat hij in dat geval de opleidingskosten zeker niet aan de werkgever hoefde terug te betalen.
Niet verwijtbaar aanleiding gegeven
Voor het aannemen van een verplichting tot terugbetaling in dat geval moet de voorwaarde gelden dat de werknemer op verwijtbare wijze aanleiding heeft gegeven tot het doen eindigen van de arbeidsovereenkomst zonder verlenging. Het hof is van oordeel dat daarvan geen sprake is geweest. Dat de werknemer qua prestaties en gedrag mogelijk niet aan de verwachtingen van de werkgever heeft voldaan, acht het hof daarvoor onvoldoende.
Ook voor de cursuskosten geldt dat niet kan worden geoordeeld dat de werknemer op verwijtbare wijze aanleiding heeft gegeven tot het doen eindigen van de arbeidsovereenkomst zonder verlenging als bedoeld in artikel 9 van de arbeidsovereenkomst.
Geen grondslag voor terugvorderen
Uit het voorgaande volgt dat de arbeidsovereenkomst de werkgever geen grondslag gaf om de opleidingskosten en de gevorderde cursuskosten terug te vorderen van de ex-werknemer.
De ex-werknemer is niet gehouden om de opleidings- en cursuskosten aan de werkgever te vergoeden. De werkgever heeft ten onrechte bedragen verrekend.
Uitspraak Hof Den Haag, 27 juli 2021, ECLI:NL:GHDHA:2021:1529