Uitleg van het Verplichtstellingsbesluit. Bemiddelt Booking.com bij het tot stand komen van overeenkomsten op het gebied van reizen door het aanbieden van diensten via een online reserveringsplatform.
De Hoge Raad deed uitspraak in de zaak die het bedrijfstakpensioenfonds voor de reisbranche had aangespannen tegen Booking.com met als thema: jullie zijn een reisbureau versus wij zijn een IT-bedrijf dat algoritmes loslaat op hotelkamers.
De kantonrechter en het Hof gaven Booking.com gelijk, de Hoge Raad niet. Hoewel de uitspraak eigenlijk alleen maar gaat om de uitleg en toepassing van het begrip ‘bemiddeling’, is het toch interessant om ernaar te kijken.
Bpf reisbranche
Bpf Reisbranche is een bedrijfstakpensioenfonds en heeft tot doel het uitkeren en het doen uitkeren van pensioenen aan de (gewezen) deelnemers en hun nabestaanden.
Bij besluit van de staatssecretaris van Sociale Zaken van 23 december 1996 ( verplichtstellingsbesluit), zoals gewijzigd bij besluit van 31 januari 2008 (wijzigingsbesluit 2008) en bij besluit van 8 juni 2015 (wijzigingsbesluit 2015), is deelneming in Bpf Reisbranche verplicht gesteld voor werknemers van 21 tot 67 jaar die werkzaam zijn in de bedrijfstak van de reisbranche.
In het wijzigingsbesluit 2008 staan de volgende begripsomschrijvingen, die bijna gelijkluidend zijn aan die in het verplichtstellingsbesluit:
“reisbranche:
de bedrijfstak waarin ondernemingen of onderdelen van ondernemingen werkzaam zijn die uitsluitend of in hoofdzaak het bedrijf uitoefenen van reisorganisator of reisagent;
reisorganisator:
degene die in de uitoefening van zijn bedrijf op eigen naam al dan niet van tevoren georganiseerde reizen aanbiedt. Hieronder wordt tevens verstaan degene die in Nederland ten behoeve van al dan niet uit Nederland afkomstige reizigers c.q. ten behoeve van niet in Nederland gevestigde reisondernemingen bemiddelt bij de uitvoering van reizen of onderdelen daarvan;
reisagent:
degene die in de uitoefening van zijn bedrijf bemiddelt bij het tot stand komen van overeenkomsten op het gebied van reizen in de ruimste zin des woords, waaronder worden begrepen overeenkomsten inzake vervoer, verblijf en pakketreizen.”
Bij brief van 3 april 2015 heeft Bpf Reisbranche de minister van Sociale Zaken verzocht om het verplichtstellingsbesluit, zoals laatstelijk gewijzigd bij het wijzigingsbesluit 2008, te wijzigen. In die brief staat onder meer:
“Online diensten
De sociale partners in de reisbranche hebben, uitsluitend ter verduidelijking, besloten expliciet in de werkingssfeer op te nemen dat ook werkgevers in de reisbranche die online diensten leveren, onder de verplichtstelling vallen. Dit is geen uitbreiding van de verplichtstelling daar deze werkgevers al onder de verplichtstelling vielen.”
Ter uitvoering van dit verzoek is bij het wijzigingsbesluit 2015 aan de begrippen reisorganisator en reisagent ‘(online)’ toegevoegd. De omschrijving van beide begrippen is inhoudelijk niet gewijzigd.
Beoordeling klachten
Onderdeel 1 van het middel klaagt dat het hof zijn oordeel dat Booking.com geen (online) reisagent is, ten onrechte erop heeft gegrond dat Booking.com de overeenkomsten tussen klanten en accommodatieverstrekkers niet zelf sluit.
Volgens de klacht heeft het hof miskend dat voor de toepassing van het verplichtstellingsbesluit niet is vereist dat de tussenpersoon de overeenkomst zelf of namens een van de partijen sluit.
Bemiddelen
Het onderdeel neemt terecht tot uitgangspunt dat voor het oordeel dat sprake is van bemiddelen, niet vereist is dat de tussenpersoon de overeenkomst zelf of namens een van de partijen sluit. Uit de overwegingen van het hof blijkt echter niet dat het hof dat heeft miskend, aangezien zijn oordeel dat Booking.com niet bemiddelt, niet erop berust dat Booking.com niet zelf of namens een van partijen de overeenkomsten sluit. Het onderdeel kan dus bij gebrek aan feitelijke grondslag niet tot cassatie leiden.
Het hof heeft miskend dat Booking.com al door het bieden van de mogelijkheid om via haar website de overeenkomst met de accommodatieverstrekker aan te gaan, en door klanten en aanbieders van de accommodaties de administratieve verwerking uit handen te nemen doordat zij de reserveringsgegevens aan de aanbieder verstrekt en de bevestiging aan de reiziger, werkzaamheden verricht die eraan bijdragen dat reisovereenkomsten tot stand komen.
Er is sprake van werkzaamheden die dienstbaar zijn aan het tot stand brengen van de reisovereenkomsten.
Een accommodatieverstrekker is commissie verschuldigd aan Booking.com voor de plaatsing van de accommodatie op de website van Booking.com.
De overweging van het hof is onbegrijpelijk, nu uit de website van Booking.com blijkt – en tussen partijen vaststaat – dat Booking.com als onderdeel van haar contractuele relatie met de aanbieder van de accommodatie, een commissie van de aanbieder ontvangt (niet voor het plaatsen van de accommodatie op de website, maar) nadat de gast bij de accommodatie van de aanbieder heeft verbleven of gebruik heeft gemaakt van de service of het product.
Het hof heeft miskend dat de beloningsstructuur van Booking.com erop wijst dat sprake is van bemiddeling. Deze klacht is gegrond.
Op grond van de door het hof vastgestelde feiten en hetgeen hiervoor is overwogen staat vast:
- dat Booking.com een online reserveringsplatform exploiteert waarop accommodaties van accommodatiehouders (aanbieders) worden getoond,
- dat klanten op die website, door gebruik te maken van daarop aanwezige digitale faciliteiten, een accommodatie van die aanbieders kunnen boeken,
- dat de administratieve verwerking van de boeking plaatsvindt doordat Booking.com via haar website de reserveringsgegevens aan de aanbieder verstrekt en de bevestiging aan de reiziger,
- en dat Booking.com een commissie van de aanbieder ontvangt nadat de klant bij de accommodatie van de aanbieder heeft verbleven of gebruik heeft gemaakt van de service of het product.
Een en ander laat geen andere conclusie toe dan dat Booking.com in de uitoefening van haar bedrijf ‘bemiddelt bij het tot stand komen van overeenkomsten op het gebied van reizen’, en dus een ‘(online) reisagent’ is, een en ander zoals bedoeld in het verplichtstellingsbesluit.
Het arrest van het hof kan daarom niet in stand blijven.
Uitspraak Hoge Raad, 9 april 2021, ECLI:NL:HR:2021:527