De vragen en antwoorden betreffen onder meer de rekenrente, de inkomenszekerheid, gegarandeerd pensioen, afschaffen doorsneesystematiek en de 45-dienstjarenregeling.
Vraag 1. Waarom is de rekenrente niet aangepast in het nieuwe pensioenakkoord maar is er gekozen voor een nieuw stelsel?
Een verhoging van de rekenrente biedt geen structurele oplossing voor de problemen waar het bestaande pensioenstelsel mee kampt. Veranderingen in de demografische opbouw van de beroepsbevolking, van de arbeidsmarkt en in de economie maken het huidige stelsel kwetsbaar.
De sturing op een vaste nominale opbouw en op nominaal zekere aanspraken heeft tot gevolg dat pensioenpremies en -uitkeringen in hoge mate gevoelig zijn voor ontwikkelingen op financiële markten. Als gevolg hiervan zijn de pensioenuitkeringen en – aanspraken van veel mensen al geruime tijd niet verhoogd, ondanks – gemiddeld – gunstige economische omstandigheden.
Transparanter en persoonlijker
De beoogde vernieuwing leidt tot een transparanter en persoonlijker pensioenstelsel dat beter past bij de huidige arbeidsmarkt. Het draagt daarmee bij aan het herstel van vertrouwen in en het draagvlak voor arbeidsvoorwaardelijk pensioen. Ingrepen in het huidige stelsel, zoals een verhoging van de rekenrente, gaan juist ten koste van dat vertrouwen, in het bijzonder bij jongeren.
Vraag 2. Wordt de inkomenszekerheid met het nieuwe stelsel groter of kleiner?
De pensioenen zullen in het nieuwe contract sneller en meer meebewegen met de financiële markten. Dat betekent dat wanneer de rendementen zich gunstig ontwikkelen de pensioenen sneller omhoog kunnen, en wanneer het financieel tegenzit de pensioenen sneller zullen worden verlaagd.
Drie afspraken zijn gemaakt om de pensioenuitkeringen te stabiliseren:
- Naarmate mensen ouder zijn, wegen mee- en tegenvallers minder zwaar mee. Pensioengerechtigden merken hier dus veel minder van dan jongeren. Jonge deelnemers kunnen beter gebruikmaken van een langere beleggingshorizon en zijn daarmee ook beter in staat om mee- en tegenvallers op te vangen.
- Mee- en tegenvallers kunnen in de tijd worden gespreid. Financieel slechte jaren worden hierdoor gecompenseerd door goede jaren.
- In slechte jaren kunnen tegenvallers verder worden gedempt met de solidariteitsreserve.
Vraag 3. Erkent u dat er nu geen gegarandeerd pensioen meer is voor toekomstige generaties?
Garanties bestaan niet. Niet in het nieuwe contract, en dat is ook nu in het huidige contract niet het geval. Omdat de uiteindelijke hoogte van het pensioen afhankelijk is van veel onzekere factoren – te denken valt aan de hoogte van de premie, de toekomstige beleggingsresultaten, de levensverwachting, et cetera – valt dit niet te garanderen. In het nieuwe contract worden niet langer meer beloftes gedaan over de uitkomst. De ambitie van het huidige stelsel blijft echter onveranderd: 80% middelloon in 42 opbouwjaren.
Vraag 4. Hoe gaat de compensatie voor het afschaffen van de doorsneesystematiek betaald worden?
Afgesproken is dat eventuele nadelen voor het te verwachten pensioen als gevolg van de overstap naar een nieuw contract en andere manier van pensioenopbouw adequaat en kostenneutraal worden gecompenseerd. Uit berekeningen van het CPB en 13 verschillende pensioenfondsen blijkt dat er – gegeven de huidige omstandigheden – in veel gevallen geen nadeel, maar een voordeel is. In het geval van een nadeel is afgesproken dat er een adequate compensatie moet komen.
Adequate compensatie vereist maatwerk op het niveau van de pensioenregeling of van de pensioenuitvoerder. Werkgevers en werknemers zullen dit echter per sector of onderneming moeten bezien. Waar nodig kunnen zij aanvullende afspraken maken.
Vraag 5. Wat is er precies ‘collectief’ en ‘individueel’ in het nieuwe stelsel?
In de kern blijft sprake van een collectief pensioencontract. Werknemers blijven automatisch deelnemen aan een pensioenregeling van hun werkgever. Werkgevers in bedrijfstakken blijven via de verplichtstelling gebonden aan een bedrijfstakbreed pensioenfonds met een bedrijfstakbrede pensioenregeling.
Er blijft sprake van één collectief fondsvermogen. Wel kunnen in het nieuwe contract deze risico’s gerichter naar deelnemersgroepen worden toebedeeld. De opbouw van het pensioen vindt plaats in de vorm van een persoonlijk voor de uitkering gereserveerd vermogen in plaats van loongerelateerde pensioenaanspraken. Deelnemers mogen op pensioendatum maximaal 10% van dit vermogen in één keer laten uitkeren.
Vraag 6. Hoe moeten deelnemers de compensatie met hun werkgever overeenkomen indien er geen centrale afspraken over (kunnen) worden gemaakt?
Alle werkgevers worden wettelijk verplicht een transitieplan op te (laten) stellen. Als de werkgever is aangesloten bij een bedrijfstakpensioenfonds, rust deze verplichting op de sociale partners die de pensioenregeling overeenkomen.
Transitieplan
In het transitieplan landen alle keuzes, overwegingen en berekeningen die ten grondslag liggen aan de gemaakte afspraken. Het wordt meegezonden bij het verzoek om inspraak of overleg voor de wijziging van de pensioenovereenkomst aan de OR, PVT of PV.
Een overzicht van de effecten per leeftijdscohort van de overstap op een (nieuwe) premieregeling met leeftijdsonafhankelijke premies, berekend aan de hand van de voorgeschreven maatstaven, maakt deel uit van het transitieplan. Daarnaast maken de afspraken over compensatie hier deel van uit. Deze gegevens zijn dus kenbaar voor de werknemers.
Pensioenovereenkomst wijzigen
De wetswijzigingen die worden voorgesteld in de hoofdlijnennota leiden ertoe dat bijna alle pensioenovereenkomsten moeten worden gewijzigd. Indien de pensioenregeling niet is overeengekomen door sociale partners kan het wijzigen van een pensioenovereenkomst alleen met instemming van de deelnemer, of als er een schriftelijk eenzijdig wijzigingsbeding is overeengekomen en de werkgever een zodanig zwaarwichtig belang bij de wijziging heeft, dat het belang van de werknemer moet wijken.
De compensatieregelingen gelden voor alle deelnemers aan de bijbehorende pensioenregeling. Het is niet de bedoeling dat hierin onderscheid wordt gemaakt tussen bijvoorbeeld werknemers met een vast of een tijdelijk contract.
Vraag 7. Kan er in de toekomst nog steeds worden gewerkt met pensioenstaffels van 3% en 4% rekenrente? Zo ja, waarom?
In het pensioenakkoord is afgesproken dat werkgevers ervoor kunnen kiezen om voor bestaande deelnemers in premieregelingen een progressieve premie te blijven faciliteren. Hiervoor is gekozen zodat er voor huidige deelnemers in premieregelingen in principe geen compensatieproblematiek is.
De pensioenstaffels van 3% en 4% rekenrente passen ruimschoots binnen de nieuwe fiscale begrenzing en zullen dat naar verwachting in de toekomst ook blijven, waardoor de regeling fiscaal zuiver zal zijn.
Voor nieuwe gevallen geldt te allen tijde het vereiste van een vlakke (leeftijdsonafhankelijke) premie.
Vraag 8. Komt de rekenrente op één of andere wijze nog aan de orde, of zijn discussies over rekenrente definitief verleden tijd?
De rekenrente vervalt in het nieuwe contract. Er vindt in het nieuwe contract geen opbouw van pensioenaanspraken meer plaats, waardoor ook geen rekenrente meer nodig is om de contante waarde van de die aanspraken te kunnen bepalen. Wel blijft de rente structureel een rol spelen bij het toedelen van het beschermingsrendement in het nieuwe contract en eenmalig bij het invaren van al opgebouwde pensioenrechten en aanspraken in het nieuwe contract.
Vraag 9. Kunt u meer details geven over de collectieve waardeoverdracht (met voorbeelden)?
Een collectieve waardeoverdracht impliceert dat alle reeds opgebouwde pensioenaanspraken en pensioenrechten worden overgedragen naar een nieuw pensioencontract. De regels die gelden in dat nieuwe pensioencontract worden door de collectieve waardeoverdracht ook van toepassing op de pensioenaanspraken en –rechten die in het oude pensioencontract zijn opgebouwd.
Vraag 10. Welke leeftijdsgroep is het minst gunstig af en welke leeftijdsgroep is het meest gunstig af met het nieuwe stelsel?
Uit de doorrekeningen van het CPB en 13 pensioenfondsen blijkt dat in de mediane economische scenario’s het nieuwe contract tot betere resultaten leidt voor alle huidige deelnemers. Voor toekomstige deelnemers is het beeld diffuus: zij hebben voordeel van de afschaffing van de doorsneesystematiek, maar profiteren in mindere mate van de bufferopbouw dan onder het financieel toetsingskader (ftk) het geval zou zijn geweest.
Voor alle leeftijdsgroepen geldt dat het pensioenstelsel transparanter en persoonlijker wordt en beter aansluit op de huidige arbeidsmarkt. In de transitie wordt geborgd dat de overgang generatie-evenwichtig moet plaatsvinden. Afgesproken is dat eventuele nadelen voor het te verwachten pensioen als gevolg van de overstap naar een nieuw contract en andere manier van pensioenopbouw adequaat en kostenneutraal worden gecompenseerd.
Vraag 11. Kunt u bevestigen dat er vóór het einde van dit jaar nog een beslissing genomen gaat worden over stoppen met werken na 45 jaar op basis van de uitkomsten van het onderzoek hierover?
Het onderzoek naar de vraag of het mogelijk is om het moment van uittreden onder voorwaarden te koppelen aan het aantal dienstjaren, bijvoorbeeld 45 is inmiddels gestart. In dit onderzoek worden mogelijke contouren en verschillende scenario’s voor een 45-dienstjarenregeling in beeld gebracht en onderzocht op de gevolgen voor de arbeidsparticipatie en inkomensverdeling, de gevolgen voor de uitvoering, de juridische en internationaalrechtelijke implicaties en de houdbaarheid van de overheidsfinanciën.
Het onderzoek zal naar verwachting eind 2020 worden afgerond, waarna het kabinet dit zo snel mogelijk met sociale partners zal bespreken.
Vraag 12. Erkent u dat de tegenstelling tussen arm en rijk hierdoor groter wordt?
De minister ziet niet niet op welke wijze de overstap op een nieuw pensioencontract de tegenstelling tussen arm en rijk kan vergroten. Andere onderdelen van het pensioenakkoord kunnen die tegenstelling wel kleiner maken. Koolmees denkt hierbij aan maatregelen om de mogelijkheden voor pensioenopbouw voor werknemers die nu geen pensioen opbouwen te vergroten (de aanpak witte vlek) en aan het aantrekkelijker maken van pensioenopbouw voor zzp-ers.
Antwoorden op Kamervragen over het pensioenakkoord