Onvoldoende onderbouwd is dat wonen in de regio een arbeidsvoorwaarde is. Langere reistijd is aannemelijk maar daarmee is echter nog niet onderbouwd dat sprake is van productiviteitsverlies, aldus het hof.
Wat is de situatie?
De werkgever heeft de kantonrechter verzocht de arbeidsovereenkomst te ontbinden op de h-grond (andere omstandigheden). Aan dat verzoek heeft de werkgever is ten grondslag gelegd dat de werknemer op eigen initiatief heeft besloten te verhuizen van [B] naar [A] maar dat zijn werkzaamheden gebonden zijn aan de regio Utrecht.
Overtreding Arbeidstijdenwet
Het gevolg van de verhuizing zal dan ook zijn, aldus de werkgever, dat de reistijd van de werknemer langer wordt. Daardoor zal ofwel de Arbeidstijdenwet (Atw) worden overtreden ofwel zal de werkgever aanzienlijk inboeten op de productiviteit van de werknemer.
Volgens de kantonrechter is onvoldoende onderbouwd dat de werknemer als gevolg van de verhuizing de Atw zal overtreden en dat herplaatsing in de regio Oost-Nederland onmogelijk is. Alternatieven zijn onvoldoende onderzocht. Daarom doet zich niet de situatie voor dat van de werkgever niet in redelijkheid gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst voort te zetten. De verzoeken van de werkgever zijn daarom afgewezen.
De werkgever gaat in hoger beroep.
Het bedrijf is verdeeld in regio’s. De man werkte in de regio Utrecht. Die regio bediende hij vanuit zijn woonplaats [B]. De arbeidsovereenkomst met hem hield ook in dat hij moest wonen in de regio Utrecht. Doordat de man naar [A] is verhuisd is zijn reistijd met drie uren per dag toegenomen.
Extra reistijd
Die extra reistijd moet worden meegenomen bij de bepaling van de maximale arbeidstijd, aldus de werkgever.
De Atw bepaalt dat maximaal 12 uur per dienst gewerkt mag worden en maximaal 60 uur per week. Dat laatste mag niet iedere week: over een periode van vier weken mag een werknemer gemiddeld 55 uur per week werken, over een periode van 16 weken is dat gemiddelde 48 uur per week.
Productiviteitsverlies
De werkgever gaat uit van een werkdag voor haar monteurs van acht uren, waarvan drie uren reistijd zijn. Dit betekent dat vijf uur per dag declarabel is. De extra reistijd van de man is drie uur per dag. Dat betekent dat hij nog maar voor 2 uur per dag declarabel kan worden ingezet. Op jaarbasis levert dat een productieverlies op van € 54.570. Dat kan redelijkerwijs niet van het bedrijf worden verwacht, zo stelt de werkgever.
Woonplaats
In de arbeidsovereenkomst staat: “De werkzaamheden worden gewoonlijk verricht vanuit de woonplaats [B]“. Die formulering is onvoldoende dwingend om daaruit te kunnen afleiden dat het wonen in [B] een (overeengekomen) arbeidsvoorwaarde is.
Dit neemt overigens niet weg dat, volgens de tekst van de arbeidsovereenkomst en het feit dat de werknemer vanuit [B] werkte, partijen er destijds kennelijk vanuit zijn gegaan dat de man in zijn regio woonde. Van een arbeidsvoorwaarde daar te wonen was dan weliswaar geen sprake, maar deze omstandigheid hield voor de werknemer wel de beperking in dat een dergelijke verandering van woonplaats slechts toelaatbaar was indien deze kon plaats vinden onder handhaving van zijn inzetbaarheid en productiviteit.
Minder productief?
De stellingen van de werkgever zijn gebaseerd op een verwachting over de productiviteit van [verweerder] na verhuizing. Om te kunnen beoordelen of die verwachting reëel is zal moeten worden vergeleken de situatie zoals die was voor de verhuizing met die zoals die naar verwachting zal zijn vanaf de verhuizing.
Dat de werknemer dagelijks meer reistijd zal hebben is echter onvoldoende om te kunnen vaststellen dat hij ‘dus’ minder productief zal zijn.
De man heeft over de maanden maart en april 2019 bijgehouden hoeveel ‘arbeidsuren’ door hem gemaakt zijn. Het overzicht vermeldt op vele dagen meer declarabele uren dan de 2 uren per dag die de werkgever aan haar verwachting over de situatie na verhuizing ten grondslag legt.
Het overzicht wijst niet op verminderde productiviteit.
Onvoldoende onderbouwd is dat de verhuizing van de man naar [A] leidt tot verminderde productiviteit.
Is voldoende gedaan om productiviteitsverlies te voorkomen of beperken?
Extra problemen
De woonplaatskeuze van de werknemer plaatste de werkgever voor extra problemen. De planning van werkzaamheden in een bedrijf waarin niet slechts sprake is van regulier onderhoud aan installaties, maar ook van (ad hoc) storingsmeldingen is sowieso al ingewikkeld. De complexiteit daarvan is toegenomen – dat heeft het bedrijf tijdens de behandeling in hoger beroep voldoende aannemelijk gemaakt – doordat de man op grotere afstand is gaan wonen van de regio (Utrecht) waarin of van waaruit hij ingezet werd.
Goed werkgever
Van een goed werkgever mag echter, ook wanneer deze geconfronteerd wordt met een voor hem belastende woonplaatskeuze van de werknemer, verwacht worden dat hij de nieuwe realiteit tot uitgangspunt neemt en de mogelijkheden van inzet van de werknemer daarin onderzoekt. Dat de werknemer van zijn kant ook enig water in de wijn moet doen omdat hij de belastende situatie in het leven heeft geroepen, kan daarbij overigens zeer wel aan de orde zijn.
De werkgever heeft zich na het bekend worden van de verhuisplannen van de man slechts in beperkte mate ingespannen om voor de daardoor ontstane situatie een passende oplossing te vinden.
Inspanning werknemer
Ook de werknemer zal zich moeten inspannen voor de handhaving van zijn inzetbaarheid en productiviteit, bijvoorbeeld door (maar niet beperkt tot) incidenteel en wanneer dat nodig is (denk aan mogelijke overschrijding van de Atw), te overnachten in de regio Utrecht.
Minder lange werkweek
De werkgever heeft ook een oplossing voor het ontstane probleem gezocht in verkorting van de wekelijkse arbeidsduur van 40 naar 30 uur per week met bijbehorende aanpassing van het salaris. Dat is voor de man een financieel zeer belastende oplossing. Onvoldoende inzichtelijk is gemaakt door het bedrijf dat een dergelijke, zeer belastende, aanpassing van de arbeidsrelatie uiteindelijk de enige mogelijkheid is om de arbeidsovereenkomst met hem te kunnen handhaven.
Geen ontbinding
Al met al is onvoldoende onderbouwd dat voldoende pogingen in het werk gesteld zijn om het gestelde productiviteitsverlies te voorkomen of tot een aanvaardbaar niveau te beperken.
De kantonrechter heeft het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst terecht afgewezen, concludeert het hof.
Uitspraak Hof Arnhem-Leeuwarden, 29 november 2019, ECLI:NL:GHARL:2019:10250