De werkgever heeft telkens één auto ter beschikking gesteld aan twee werknemers gelijktijdig waarbij niet is na te gaan wie, wanneer, tijdens welke rit met welk doel, naar of van werk, privé of zakelijk, de auto bestuurt en gebruikt.
Verder komt het voor dat een andere werknemer, niet behorende tot het vaste tweetal de bestelauto bestuurt of meerijdt. Daarmee is de bestelauto doorlopend afwisselend in gebruik bij twee of meer werknemers van wie bezwaarlijk is vast te stellen of en aan wie die auto ter beschikking is gesteld.
Wat is de situatie?
Bij een aannemersbedrijf werken ongeveer 20 tot 30 werknemers.
In het hoger beroep van de Inspecteur is in geschil of de aannemer voor de bestelauto’s de eindheffing doorlopend afwisselend gebruik mag toepassen.
Tussen partijen is niet in geschil dat de bestelauto’s overdag in verband met de aard van het werk doorlopend afwisselend gebruikt worden door twee werknemers. In geschil is alleen of sprake is van een situatie van dermate afwisselend gebruik dat bezwaarlijk kan worden vastgesteld aan wie de bestelauto ter beschikking is gesteld.
Mee naar huis
De bestelauto’s worden na het werk mee naar huis genomen door één van de werknemers en niet achtergelaten op een afgesloten bedrijfsterrein. De werknemers nemen de bestelauto’s ’s avonds mee naar huis, omdat zij ‘s ochtends direct naar de opdracht rijden en niet verzamelen bij het aannemersbedrijf.
De twee vaste werknemers bepalen onderling wie de bestelauto mee naar huis neemt. Meestal is dat de persoon die het verste weg woont van de opdracht die op dat moment wordt uitgevoerd en de ander ophaalt en thuisbrengt. In de praktijk betekent dit dat de busjes soms één of twee weken niet van eigenaar wisselen maar komt ook met regelmaat voor dat de busjes elke dag van werknemer wisselen, omdat er ook (opvolgend) veel kleine klussen worden uitgevoerd.
Rechtbank: bezwaarlijk
De rechtbank oordeelt dat door deze manier van werken het bezwaarlijk is voor de werkgever om vast te stellen aan wie de respectievelijke bestelauto’s feitelijk – en mede – voor privédoeleinden ter beschikking zijn gesteld. Dat de werkgever per bestelauto een gebruiksovereenkomst heeft gesloten met twee werknemers doet daar niet aan af. De in artikel 31, eerste lid, onder d, van de Wet LB gemaakte uitzondering is daarom van toepassing. De naheffingsaanslag moet worden verminderd.
Als de bestelauto vanwege de aard van het werk doorlopend afwisselend door twee of meer werknemers wordt gebruikt wordt het privégebruik door middel van een eindheffing van € 300 bij de werkgever belast.
Inspecteur in hoger beroep
Volgens de inspecteur is onder de gegeven omstandigheden geen sprake van doorlopende afwisselend gebruik.
De werkgever heeft per bestelauto twee werknemers aangewezen die de auto voor hun ritten van huis naar het werk en weer terug mogen gebruiken, waarbij het werk zich op steeds wisselende adressen bevindt. De auto mag beperkt privé worden gebruikt waarbij voor iedere werknemer een grens geldt van 500 kilometer per jaar.
Twee werknemers, één auto
In feite heeft de werknemer daarmee één auto ter beschikking gesteld aan twee werknemers gelijktijdig waarbij voor haar niet is na te gaan wie, wanneer, gedurende welke rit met welk doel, naar of van werk, privé of zakelijk, de auto bestuurt en gebruikt. Verder komt het voor dat een andere werknemer, niet behorende tot het vaste tweetal de bestelauto bestuurt of meerijdt.
De Inspecteur stelt dat sprake is van een door de werkgever vast te stellen volgtijdelijk gebruik gedurende een bepaalde periode door één werknemer en daarna door een andere werknemer van dezelfde auto de regeling eindheffing wisselend gebruik niet geldt.
Niet één werknemer aanwijsbaar
Het Hof maakt op dat niet één werknemer kan worden aangewezen aan wie de auto ter beschikking is gesteld en voor wie door middel van het bijhouden van een rittenadministratie de werkgever zou kunnen bewijzen dat deze niet meer dan 500 kilometer in privé heeft gereden.
Verder kan niet van beide werknemers worden nageheven voor het privégebruik van dezelfde auto omdat niet kan worden bepaald gedurende welk deel van een heffingstijdvak wie de beschikking en de mogelijkheid tot privégebruik heeft. Daar komt bij dat met regelmaat ook nog een derde gebruik maakt van de auto.
De twee vaste werknemers bepalen onderling wie de bestelauto mee naar huis neemt. Meestal is dat de persoon die het verste weg woont van de opdracht die op dat moment wordt uitgevoerd en de ander ophaalt en thuisbrengt.
Onderlinge afspraken
De Inspecteur heeft aangevoerd dat de regeling toepassing mist omdat de werkgever gemakkelijk kan vaststellen wie de bestelauto ’s avonds mee naar huis neemt. Dit berust op de aanname dat alleen privéritten plaats zullen vinden door degene die de bestelbus mee naar huis neemt. Deze aanname is onjuist; een werknemer kan onderling met de ander afspraken maken over het gebruik van de auto en de privéritten.
Meer dan 500 kilometer
De Inspecteur heeft verder aangevoerd dat de eindheffingsregeling afwisselend gebruik toepassing mist omdat de bestelauto’s in privé voor meer dan 500 kilometer kunnen worden gebruikt, de aannemer op het privégebruik geen controle toepast, dat de bestelauto’s ’s avonds niet op het bedrijfsterrein van de werkgever blijven staan en dat de auto’s dus ongelimiteerd in privé zouden kunnen worden gebruikt.
Geen voorwaarde
De Inspecteur gaat eraan voorbij dat geen van deze omstandigheden door de wetgever als voorwaarde is gesteld voor de toepassing van de eindheffingsregeling, aldus het hof.
Wanneer zou blijken dat de werknemers met de bestelauto’s niet meer dan 500 kilometer per jaar zouden rijden, is de forfaitaire bijtelling niet van toepassing en wordt aan het bepaalde in artikel 31, eerste lid, onderdeel d, Wet LB 1964 niet toegekomen. Dat is ook het geval wanneer de bestelauto’s ‘achter het hek van het bedrijfsterrein’ blijven staan, dus buiten werktijd niet gebruikt kunnen worden.
Gelet op de in uitspraak van de Rechtbank vermelde geschiedenis van de eindheffingsregeling afwisselend gebruik is toepassing hiervan in dit geval in overeenstemming met het doel en strekking te weten: een praktische regeling te geven voor dit soort gevallen.
Hof: regeling toepasbaar
Het hof concludeert dat de bestelauto doorlopend afwisselend in gebruik is bij twee of meer werknemers van wie bezwaarlijk is vast te stellen of en aan wie die auto ter beschikking is gesteld. De werkgever mag daarom de regeling van art. 31, lid 1, onderdeel d, Wet LB 1964 (eindheffing doorlopend afwisselend gebruik) toepassen. Het hof verwerpt het hoger beroep van de Inspecteur.
Uitspraak Hof Den Haag, 19 november 2019, ECLI:NL:GHDHA:2019:3152
Zie Eindheffing doorlopend afwisselend gebruik bestelauto’s in Handboek Loonheffingen 2019