
Het kabinet verhoogt het minimumjeugdloon voor jongeren van 16 tot en met 20 jaar. Deze verhoging zorgt voor een substantiële verbetering van het minimumloon voor jongeren. Deze stap is vooral van belang voor de jongeren die voor hun bestaan afhankelijk zijn van het minimumjeugdloon. Daarnaast leidt de verhoging tot een geleidelijke en evenwichtige opbouw van de staffel (zie tabel 1). De verhoging gaat in per 1 januari 2027.

Sinds 1974
Het minimumjeugdloon is onderdeel van het wettelijk minimumloon. Doel van het wettelijk minimumloon is om werknemers te verzekeren van een beloning die gezien de algehele welvaartssituatie als aanvaardbare tegenprestatie voor de verrichte arbeid kan worden beschouwd. Sinds 1974 garandeert het minimumjeugdloon minimumrechtsbescherming voor jeugdigen vanaf 15 jaar die op een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht werkzaam zijn. Het minimumjeugdloon vormt een variatie op het reguliere minimumloon.
Toereikend loon
Het kabinet vindt een toereikend loon voor jongeren belangrijk. Er zijn nu te veel jongeren die van hun loon afhankelijk zijn voor hun bestaan, die van dat loon niet kunnen rondkomen. Daarom besluit het kabinet tot een verhoging. Het kabinet houdt wel vast aan een variatie op het minimumloon voor jongeren, omdat het belang van toereikendheid voor jongeren anders weegt dan voor werkenden van 21 jaar en ouder.
Leeftijdsgrenzen 15 en 20 jaar
Het kabinet houdt vast aan een minimumjeugdloon dat geldt voor jongeren van 15 tot en met 20 jaar. Voor werknemers van 21 jaar en ouder blijft het reguliere minimumloon gelden. Dit is in lijn met de huidige wet. De ondergrens van het minimumjeugdloon ligt bij de leeftijd van 15 jaar. Het kabinet ziet in de verkenning geen aanleiding om dit te heroverwegen. De grens tussen het minimumjeugdloon en het reguliere minimumloon houdt het kabinet op 21 jaar.
Hogere percentages
Hoe ouder je wordt, hoe hoger het loon waar je minimaal recht op hebt.
Het kabinet kiest voor een lineaire oploop van de percentages. Op die manier verlopen de overgangen van de ene naar de andere leeftijd geleidelijk. Dit beperkt de prikkel voor werkgevers om afscheid te nemen van jeugdige werknemers die een jaar ouder worden.
Effecten voor werkgevers
Op voorhand zijn de effecten voor werkgevers moeilijk in te schatten. De verhoging van het minimumjeugdloon leidt naar verwachting tot een combinatie van hogere personeelskosten voor werkgevers en een licht hogere inflatie.
Hogere personeelskosten
Op korte termijn na invoering in 2027 zal de verhoging leiden tot hogere personeelskosten. Het grootste deel van dit effect zal plaatsvinden bij supermarkten en andere werkgevers in de detailhandel.
Het is op voorhand niet duidelijk in welke mate ondernemers de extra personeelskosten kunnen en zullen doorberekenen in de prijzen. De verwachting is dat ondernemingen op korte termijn de extra personeelskosten proberen door te berekenen. Bij volledige doorberekening stijgen de prijzen in de winkel naar schatting met ordegrootte 0,5 tot 1,5 procent.
Sommige ondernemers bieden nu al een hogere vergoeding dan het minimumjeugdloon en worden daardoor niet met extra personeelskosten geconfronteerd. Het is echter niet gezegd dat winkeliers extra personeelskosten volledig en duurzaam kunnen doorberekenen aan klanten. Het is ook mogelijk dat de extra kosten uiteindelijk ten koste gaan van het bedrijfsresultaat en/of leiden tot een aanpassing van het verkoopproces.
Met name in grensregio’s kan het voor consumenten aantrekkelijker worden om in buurlanden boodschappen te doen. Dergelijke effecten kunnen ook overwegingen vormen voor bestaande winkeliers om hun onderneming te beëindigen.
Minimumjeugdloon in EU-landen
Onder de EU-lidstaten met een wettelijk minimumloon heeft een minderheid een minimumjeugdloon of de mogelijkheid om onder voorwaarden een korting op het loon van minderjarigen toe te passen. Het huidige minimumjeugdloon in Nederland is lager dan in naburige landen met een minimumjeugdloon. Dit geldt voor de bedragen in euro per uur, en ook voor de percentages van het reguliere minimumloon. Met de verhoging zal het minimumjeugdloon in Nederland voor 16- tot en met 20-jarigen meer in overeenstemming worden gebracht met de omliggende landen. Het verschil in percentages en de hoogte van het bedrag per uur blijft bestaan.
Afschaffing bbl-staffel
De minister van OCW wil de bbl-staffel afschaffen. Het minimumloon voor studenten in de bbl voor 18-, 19- en 20-jarigen wordt hiermee gelijkgetrokken met het minimumjeugdloon. De verlaagde bbl-staffel is in 2017 ingevoerd om werkgevers te stimuleren om meer leerwerkplekken voor bbl-studenten aan te bieden.
Een deel van de bbl-studenten loopt echter tegen structurele financiële knelpunten aan die hun leerloopbaan onder druk zetten. Bbl-studenten werken vaak vier dagen per week, maar hebben op grond van de wet in ruil daarvoor geen recht op een volledig minimumjeugdloon. Dit maakt hen financieel kwetsbaar. De lage beloning maakt hen vatbaar voor financiële stress. Dit leidt tot verhoogde uitvalrisico’s en ongelijkheid ten opzichte van voltijdstudenten.
In het actieplan ‘Voorkomen voortijdig schoolverlaten’ staat dat financiële prikkels om de opleiding te verruilen voor werk moeten worden verkleind. Dit helpt om ongediplomeerde uitstroom tegen te gaan. Een passende vergoeding voor stages en bbl-leerbanen helpt hierbij.
Vervolgstappen
Het minimumjeugdloon gaat per 1 januari 2027 omhoog. Verhoging vereist wijziging via Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) ter aanpassing van de staffel in het Besluit minimumjeugdloon, artikel 2. Deze wordt aangepast conform tabel 1.
Afschaffing van de bbl-staffel vereist ook een wijziging via AMvB. Artikel 3 van het Besluit minimumjeugdloon moet worden aangepast. Dit is tegelijkertijd met de verhoging van het minimumjeugdloon te regelen.
Kamerbrief Kabinetsreactie op verkenning wettelijk minimumjeugdloon