
De minister heeft op 18 oktober 2024 de Tweede Kamer geïnformeerd over het akkoord ‘Gezond naar het pensioen’ dat is gesloten met werkgevers- en werknemersorganisaties. Hierin zijn afspraken gemaakt over een breed pakket aan maatregelen, waaronder een gezamenlijke agenda voor duurzame inzetbaarheid en een structurele en meer gerichte drempelvrijstelling voor regelingen voor vervroegd uitreden (RVU) met ijkmomenten.
In de afgelopen periode hebben sociale partners en het ministerie van SZW in de Stichting van de Arbeid gezamenlijk gewerkt aan de uitwerking van de afspraken uit het akkoord.
Kabinet en sociale partners hebben afgesproken om de RVU-drempelvrijstelling na 2025 voort te zetten, onder de voorwaarde dat RVU’s beheerst en meer gericht worden ingezet voor werknemers die door de zwaarte van hun werk niet gezond kunnen doorwerken tot de AOW-leeftijd. Gelijktijdig gaan kabinet en sociale partners aan de slag met een agenda voor duurzame inzetbaarheid.
Expertisecentrum zwaar werk
In het akkoord tussen kabinet en sociale partners is afgesproken dat de RVU-regelingen altijd een onderbouwde, afgebakende doelgroep hebben die gericht is op belastende functies of werkzaamheden en gebaseerd op objectieve criteria. Een door SZW erkende derde partij valideert de afbakening van de RVU-doelgroep, zoals vastgesteld door decentrale werkgevers en werknemers in het cao-overleg. TNO gaat deze rol als derde partij vervullen.
TNO zal hiertoe een expertisecentrum zwaar werk inrichten, dat als taak heeft de afbakening van de RVU-doelgroep in cao’s te valideren. Daarnaast heeft het expertisecentrum de taak om een kennisprogramma op te zetten waarmee kennis over zwaar werk, duurzame inzetbaarheid en RVU kan worden ontwikkeld en verspreid.
Agenda duurzame inzetbaarheid
Sociale partners en SZW zijn gezamenlijk bezig met de uitwerking van de beleidsagenda duurzame inzetbaarheid. Hiervoor is het resterende budget van de Maatwerkregeling Duurzame Inzetbaarheid en Eerder Uittreden (MDIEU) beschikbaar gesteld. Zo kan het kabinet vanaf 2026 nog enkele jaren een impuls geven aan het ondersteunen van mensen die niet op gezonde wijze werkend de eindstreep kunnen halen.
Speerpunten van de agenda worden het voorkomen of verlichten van zwaar werk, zo veel mogelijk bij de bron, en waar mogelijk een tijdige overgang van zwaar naar lichter werk. Hierin spelen ook het bestaande arbobeleid en handhaving een belangrijke rol.
Verlofsparen
In het akkoord ‘Gezond naar het pensioen’ is afgesproken ervaren belemmeringen en mogelijke oplossingen rondom verlofsparen nader te onderzoeken. Met gespaard verlof kunnen mensen bijvoorbeeld een tussentijdse periode van verlof opnemen, minder uren werken richting het eind van hun loopbaan, of eerder uittreden. Er wordt echter in de praktijk nog weinig gebruik van gemaakt. Sociale partners geven aan dat de fiscale behandeling bij externe onderbrenging van verlofsaldi het grootste knelpunt is.
Werkgevers- en werknemersorganisaties pleiten ervoor om het mogelijk te maken dat het verloftegoed direct op naam van de werknemer bij een bank (of andere uitvoerder) op een rekening wordt ondergebracht, waarbij onttrekkingen en stortingen via de werkgever lopen. Het kabinet zal samen met sociale partners onderzoeken of een externe verlofspaarrekening mogelijk is die budgettair neutraal en uitvoerbaar is, en waarbij de effecten op de arbeidsmobiliteit worden meegewogen.
Urenbank
In de motie Inge van Dijk c.s. wordt gevraagd of het Duitse systeem voor verlofsparen bij de werkgever (‘urenbank’; Wertguthaben) voor onder meer mantelzorg, in Nederland meerwaarde zou kunnen bieden. De minister concludeert dat het Duitse systeem van een urenbank geen meerwaarde biedt, indien wordt besloten om een externe verlofspaarrekening mogelijk te maken.
Betere gerichtheid RVU
RVU’s moeten alleen daar terecht komen waar dit nodig en verantwoord is. Aangezien de RVU-drempelvrijstelling een generieke fiscale faciliteit is, zijn decentrale sociale partners aan zet om RVU’s gericht en beheerst in te zetten. De nieuwe afspraken die hierover met het kabinet zijn gemaakt gelden voor RVU-regelingen vanaf 2026. Dit betekent dat cao-partijen die nu een RVU kennen opnieuw met elkaar in overleg moeten gaan.
Als cao-partijen wel kiezen voor een RVU-regeling vanaf 2026, moeten zij hun RVU-doelgroep afbakenen aan de hand van de centrale afspraken. Om op basis van objectieve criteria tot een onderbouwde afbakening van belastende functies of werkzaamheden voor de RVU-doelgroep te komen, heeft TNO een kader ontwikkeld.
Het expertisecentrum zwaar werk van TNO zal na de zomer operationeel zijn. Vanaf dan kunnen cao-partijen de onderbouwde afbakening van hun RVU-doelgroep bij het expertisecentrum van TNO indienen.
RVU-regeling alvast aanpassen
De afspraken uit het akkoord vragen van cao-partijen om hun RVU-regeling en de doelgroep opnieuw onder de loep te nemen. Waarschijnlijk is op 1 januari 2026 een groot deel van de RVU-regelingen nog niet door TNO beoordeeld. Dit lijkt onontkoombaar, omdat cao-partijen allemaal rond dezelfde periode aan de gerichtheid van hun RVU werken en validering zullen vragen. Alle tijdelijke RVU-regelingen lopen immers eind 2025 af. Dit leidt tot een concentratie aan werk voor het expertisecentrum vanaf eind 2025.
Cao-partijen kunnen echter hun RVU-regeling alvast aanpassen aan de hand van de nieuwe afspraken uit het akkoord en het kader van TNO, ook als ze nog in de wachtrij voor validatie staan. Daarbij kunnen zij bijvoorbeeld afspreken dat herziening van de doelgroep na een jaar mogelijk is, als de validatie is afgerond en daar aanleiding toe is.
Uitvoering RVU vanaf 2026
Om cao-partijen in Nederland handvatten te geven bij de uitvoering van hun RVU-regeling vanaf 2026, hebben het ministerie van SZW en sociale partners de handreiking RVU geactualiseerd in lijn met de afspraken uit het akkoord.
In deze handreiking wordt onder meer aandacht gevraagd voor de mogelijke gevolgen voor de uitbetalingen van RVU-uitkeringen aan ex-werknemers wanneer de werkgever failliet gaat en deze geen voorziening heeft getroffen voor de doorbetaling van RVU’s. De handreiking beschrijft oplossingen om dit risico af te dekken en de uitbetaling van RVU-uitkeringen veilig te stellen.
Daarnaast hebben sociale partners en kabinet herbevestigd dat samenloop van RVU met WW onwenselijk is. De RVU is namelijk bedoeld als mogelijkheid voor oudere werknemers met zwaar werk om op eigen initiatief vervroegd uit het arbeidsproces te treden. Daarom is afgesproken dat cao-partijen in hun cao-afspraak over RVU vastleggen dat het dienstverband aantoonbaar vrijwillig en op initiatief van de werknemer wordt beëindigd.
Verder gaat SZW samen met het ministerie van Financiën bezien of en hoe het aansturen op een periodieke uitbetaling passend is in de fiscale wetgeving. Een RVU-uitkering die voor de hele RVU-periode in één keer wordt uitbetaald is namelijk onwenselijk voor de werknemer. Zo heeft dit meestal een ongunstig effect op belastingen en toeslagen en vraagt dit veel van het doenvermogen van de ex-werknemer.
Wetswijziging RVU-drempelvrijstelling
Het ministerie van SZW werkt op dit moment in samenwerking met het ministerie van Financiën aan de wetswijziging om de RVU-drempelvrijstelling structureel voort te zetten met ijkmomenten. Van Hijum verwacht dit wetsvoorstel na de zomer als onderdeel van het Belastingplan 2026 bij de Tweede Kamer te kunnen indienen.
Daarnaast is in het akkoord afgesproken dat kabinet en sociale partners parallel manieren gaan ontwikkelen voor een betere borging van de gerichtheid en beheersbaarheid van de RVU. Bijvoorbeeld door te onderzoeken of het mogelijk is om via een aanpassing van de wet op de loonbelasting (of in ander dan fiscale wetgeving) te komen tot een uitvoerbare fiscale regeling die uitsluitend gericht is op werknemers met zwaar werk.
Kamerbrief uitwerking akkoord ‘Gezond naar het pensioen’
Handreiking voor uitvoering Regelingen voor vervroegd uittreden (RVU’s) vanaf 2026