
De pensioensector werkt hard aan de transitie naar het nieuwe pensioenstelsel. Pensioenfondsen hebben in de Wet toekomst pensioenen (Wtp) tot 1 januari 2028, als het wetsvoorstel dat ziet op de verlenging van de pensioentransitie wordt aangenomen, de tijd gekregen om verantwoord over te stappen naar het nieuwe stelsel.
Mijlpaal voor transitieplan
Om deze overstap te faciliteren is een aantal tussentijdse mijlpalen in de wetgeving opgenomen. De mijlpaal voor het transitieplan waarin sociale partners afspraken maken over overstap naar de nieuwe regeling was 1 januari 2025. In vrijwel alle gevallen is het gelukt om deze mijlpaal te behalen.
De afronding van het transitieplan, en daarbij het einde van de arbeidsvoorwaardelijke fase, is op zichzelf geen indicator voor de hoeveelheid pensioenfondsen die zijn ingevaren naar het nieuwe stelsel.
Uitstel invaardatum
Op 1 januari 2025 zijn ook de eerste drie fondsen overgestapt. In eerdere uitvragen van DNB waren meer pensioenfondsen van plan om op 1 januari 2025 over te stappen. Als redenen voor uitstel van de invaardatum zijn het goed afronden van het implementatieplan en het goed inregelen van de IT zodat de regelingen correct kunnen worden uitgevoerd, genoemd.
Een andere reden voor uitstel van de invaardatum bij pensioenfondsen en -kringen zijn interpretatievragen over de wetgeving. Er zijn verschillende initiatieven om hier zo veel mogelijk duidelijkheid over te scheppen, bijvoorbeeld via handreikingen van de toezichthouder. Een voorbeeld van een good practice is “het stappenplan onderbouwing evenwichtige transitie door pensioenfondsen die beogen in te varen” dat door DNB is uitgebracht in samenspraak met de pensioensector en het ministerie van SZW.
Transitiekosten
Het is niet altijd makkelijk een onderscheid te maken tussen kosten die gerelateerd zijn aan de transitie in het kader van de Wtp en kosten voor vernieuwing en onderhoud aan de uitvoering die er ook zonder de transitie waren geweest. In de praktijk wordt de transitie ook aangegrepen om achterstallig onderhoud uit te voeren. Zo grijpen pensioenuitvoerders de transitie bijvoorbeeld aan om de administratiesystemen te vernieuwen of de datakwaliteit te verbeteren. Deze (incidentele) kosten worden nu gemaakt in samenhang met de transitie, maar waren ook zonder transitie een keer gekomen.
Risicobeheersing
Risicobeheersing en bijbehorende risicobeheersmaatregelen zijn een belangrijk onderdeel van het implementatieplan. Wanneer fondsen het invaarmoment uitstellen tot na de uiterste transitiedatum heeft dit een aantal gevolgen, omdat pensioenuitvoerders per dat moment geen uitvoeringsovereenkomsten en daaraan ten grondslag liggende pensioenregelingen meer kunnen uitvoeren. Die zijn vanaf dat moment in strijd met de wet. Daarnaast vervallen het transitiekader en de faciliteringsmogelijkheden van invaren, en gaat de fiscale pensioenwetgeving niet langer uit van begrenzing op de opbouw. Bij het laatstgenoemde treedt een sanctiebepaling in werking.
Goede duidelijke informatie
Op grond van artikel 48 Pensioenwet is het van belang dat informatie correct, duidelijk, evenwichtig en tijdig is. Daarnaast zijn er informatievereisten specifiek voor de transitie opgenomen in de wet. Pensioenuitvoerders zijn verantwoordelijk voor de uitvoering, de AFM is de betrokken toezichthouder. Bij de uitvoering maakt de pensioenuitvoerder een afweging op basis van onder meer de eigen deelnemerspopulatie, behoefte van doelgroepen, omvang en (economische) omstandigheden van het pensioenfonds.
De minister vindt het erg belangrijk dat deelnemers goed geïnformeerd worden. Als de AFM constateert dat er verbetering mogelijk is, dan is dat een handschoen voor de pensioenuitvoerders om op te pakken. Ook vindt hij het belangrijk dat er vanuit de overheid algemene informatie over pensioen en te meer ten aanzien van het gewijzigde pensioenstelsel beschikbaar is. Om deze reden zijn verschillende antwoorden op vragen over pensioen en de gehele transitie te vinden op websites zoals rijksoverheid.nl en pensioenduidelijkheid.nl.
Stijgende transitiekosten
De stijging van de kosten in verband met de transitie was voorzien en is onderbouwd in de memorie van toelichting van het wetsvoorstel van de Wtp. Nu vallen de gemaakte kosten nog ruim binnen de bandbreedtes zoals gesteld in de memorie van toelichting. Voor deze gemaakte kosten wordt een overstap naar een ander en toekomstbestendig pensioenstel gerealiseerd. Sinds het maken van de achterliggende berekeningen is sprake is geweest van (forse) inflatie, onder andere op lonen en diensten zoals IT-dienstverlening. Er bestaat nog geen eenduidig beeld of de transitiekosten van de transitie hoger zijn dan vooraf gedacht.
De transitiekosten zijn namelijk uitvoeringskosten van pensioenfondsen, waarbij het niet altijd makkelijk is een onderscheid te maken tussen kosten die gerelateerd zijn aan de transitie in het kader van de Wtp, en kosten voor vernieuwing en onderhoud aan de uitvoering die ook zonder de transitie waren gemaakt. Deze uitvoeringskosten worden gemaakt ten behoeve van het pensioenfonds en haar pensioendeelnemers en komen, zoals gebruikelijk is bij kosten gemaakt door pensioenfondsen, ten laste van de pensioendeelnemers.
Van Hijum blijft de ontwikkeling van de kosten monitoren en rapporteert daarover in de voortgangsrapportages monitoring Wtp. Het beeld van de kosten na de transitie zal echter pas ontstaan nadat een groot deel van de fondsen is overgestapt naar de nieuwe pensioenregeling. Daarbij hangen de kosten deels samen met het, in de pensioenregeling door sociale partners, afgesproken serviceniveau. De kosten na transitie moeten dan ook in samenhang met het beoogde serviceniveau worden bezien.
Werkgevers en pensioenadviseurs aan zet
In de laatste Voortgangsrapportage monitoring Wet toekomst pensioenen van eind januari 2025 is aangegeven dat de werkgevers en pensioenadviseurs nu aan zet zijn. Met het uitstel van de uiterste transitiedatum krijgen ook zij meer tijd om de pensioenregeling te wijzigen en de transitie beter over de tijd te spreiden. De minister heeft werkgevers en pensioenadviseurs opgeroepen om met hun pensioenuitvoerder goede afspraken te maken over de planning, zodat de transitie gespreid kan verlopen en piekbelasting wordt voorkomen.
Bewustwording en actie stimuleren
Op dit moment worden vanuit het ministerie van SZW gesprekken gevoerd met werkgeversorganisaties, Verbond van Verzekeraars, AFM en adviseurs voor nadere initiatieven. De urgentie wordt door alle partijen gezien. Verschillende partijen nemen al initiatieven om bewustwording en actie te stimuleren. Zo werken VNO-NCW en MKB-Nederland aan een vouchertraject, waarmee werkgevers tegen lagere kosten een adviseur kunnen inschakelen voor de omzetting van hun verzekerde regeling. Ook andere partijen zetten zich in om hun achterban te informeren over de risico’s van uitstel en het belang van tijdige actie.
Invaren
Tot dusver verwacht 77% van de pensioenfondsen in te varen. Dit zijn 123 fondsen/kringen. Een kleiner deel (37) geeft aan niet in te varen. Een deel van deze fondsen verwacht te liquideren. 26 fondsen zijn van plan om dit binnen 5 jaar te doen. Daarnaast is een deel van de fondsen/kringen al gesloten of is er sprake van een bijzondere situatie zoals een bijstortingsverplichting van de werkgever die komt te vervallen als men invaart naar het nieuwe pensioenstelsel.