Een op 28 mei 2013 opgerichte bv exploiteert een uitzendbureau voor technisch personeel. Na een bij het uitzendbureau ingesteld strafrechtelijk onderzoek en een doorzoeking waarbij verschillende gegevens in beslag zijn genomen, doet de inspecteur een boekenonderzoek. De FIOD verstrekt de Belastingdienst een spreadsheet genaamd “Metaal lonen 2013“. De inspecteur richt zijn onderzoek met name op de ingediende aangiften loonheffingen voor de periode 28 mei 2013 tot en met 31 december 2013.
De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 17 juni 2022 de naheffingsaanslag loonheffingen verder verminderd tot € 129.037 en de belastingrentebeschikking verminderd naar € 25.511.
De rechtbank oordeelt dat de inspecteur de naheffingsaanslag loonheffingen, zoals die luidt na uitspraak op bezwaar, terecht en niet tot een te hoog bedrag heeft opgelegd. Omdat de bv de vereiste aangiften niet heeft gedaan, is sprake van omkering en verzwaring van de bewijslast.
Meer loon dan waarop loonaangiften zijn gebaseerd
De inspecteur concludeert dat voor alle tijdvakken niet de vereiste aangiften loonheffingen is gedaan, omdat volgens hem de bv meer loon heeft uitbetaald aan de werknemers, dan waarop haar aangiften loonheffingen zijn gebaseerd. Omdat daardoor te weinig loonheffingen zijn geheven moet op grond van artikel 27e van de AWR de bewijslast worden omgekeerd en verzwaard. Dit betekent dat de bv overtuigend moet aantonen dat de opgelegde naheffingsaanslag niet naar het juiste bedrag is vastgesteld.
Niet eens met naheffingsaanslag
De bv is het niet eens met de naheffingsaanslag en stelt voor de rechtbank Zeeland-West-Brabant dat zij de aangiften loonheffingen naar de juiste bedragen heeft ingediend. Volgens de bv is omkering en verzwaring van de bewijslast daarom niet aan de orde. De rechtbank stelt voorop dat de inspecteur voor de onderhavige tijdvakken geen informatiebeschikking heeft genomen. Op grond van artikel 25, lid 3, AWR is omkering en verzwaring van de bewijslast dan alleen aan de orde als de inspecteur aannemelijk maakt dat de bv de vereiste aangifte niet heeft gedaan.
Omkering en verzwaring bewijslast
Volgens de rechtbank moet de inspecteur aan de hand van de normale regels van stelplicht en bewijslast van feiten en omstandigheden aannemelijk maken dat de vereiste aangiften niet zijn gedaan. Onderdeel van zulke feiten en omstandigheden kan zijn dat de administratie zodanige gebreken en tekortkomingen bevat dat deze niet kan dienen als grondslag voor de winst- en omzetberekening en zo ook niet kan dienen voor de vaststelling van de verschuldigde loonheffingen.
Werknemers zijn buiten boekhouding om zwart betaald
De inspecteur verwijst naar de van de FIOD verkregen spreadsheet en stelt zich op het standpunt dat werknemers van de bv buiten de boekhouding om ‘zwart’ zijn betaald. Daarom zijn op de aangiften loonheffingen, waarin geen rekening is gehouden met deze loonkosten, aanzienlijke bedragen aan loonheffingen niet betaald.
De rechtbank overweegt dat de bv geen concrete verifieerbare verklaring heeft gegeven voor de geconstateerde verschillen tussen haar administratie en het bij haar aangetroffen spreadsheet. Op basis daarvan is het naar het oordeel van de rechtbank aannemelijk dat de bv werknemers buiten de administratie om ‘zwart’ lonen heeft betaald. De bv voerde aan: “kan het niet zijn dat de sheet voor controle dient en dat deze nog niet af was”. Dat deze spreadsheet niet van de bv is of dat het gaat om een kladstuk, acht de rechtbank zonder nadere onderbouwing van de bv echter ongeloofwaardig.
Loonadministratie voldoet niet aan gestelde eisen
De rechtbank acht de gebreken in de administratie van zodanige aard en omvang dat de gevoerde loonadministratie niet voldoet aan de in artikel 52, lid 1, AWR gestelde eisen en dus niet kan dienen als grondslag voor het doen van de aangiften loonheffingen. Omdat dat wel is gebeurd, kan de bv niet de vereiste aangiften hebben gedaan en heeft zij dat dan ook niet gedaan, zodat de bewijsregel van artikel 27e van de AWR moet worden toegepast. Dat betekent dat, als de inspecteur de loonheffingen redelijk heeft geschat, op de bv de bewijslast rust om overtuigend aan te tonen dat en in hoeverre de naheffingsaanslag onjuist was.
Schatting naheffingsaanslag moet redelijk zijn
De rechtbank overweegt dat de naheffingsaanslag niet naar willekeur mag worden vastgesteld, maar moet berusten op een redelijke schatting. De inspecteur moet zijn schatting zodanig met feitelijke stellingen onderbouwen dat die schatting de redelijkheidstoets kan doorstaan.
Naar het oordeel van de rechtbank is de naheffingsaanslag zoals deze luidt na uitspraak op bezwaar gebaseerd op een redelijke schatting. De inspecteur heeft daarbij aansluiting gezocht bij de bevindingen uit het boekenonderzoek. Deze resultaten zijn gebaseerd op concrete aangetroffen stukken en cijfermatige discrepanties in de boekhouding van de bv.
De rechtbank oordeelt dat de bv niet overtuigend heeft aangetoond dat de naheffingsaanslag, zoals die luidt na uitspraak op bezwaar, te hoog is vastgesteld. De naheffingsaanslag is terecht opgelegd, aldus het oordeel van de rechtbank.
Uitspraak Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 26 november 2024, ECLI:NL:RBZWB:2024:8064