
De gevorderde hervatting van de loonbetaling en re-integratie van de werknemer wijst de kantonrechter af.
De werknemer had bij de werkgever de functie van magazijnmedewerker. Op 16 januari 2023 hebben partijen een vaststellingsovereenkomst gesloten, waarmee de arbeidsovereenkomst eindigde per 1 april 2023. De werkgever heeft de werknemer die overeenkomst aangeboden, omdat hij van mening was dat er redenen waren om de werknemer op staande voet te ontslaan. Als alternatief is hem de beëindiging met wederzijds goedvinden (dus de vaststellingsovereenkomst) voorgelegd.
Wilsgebrek
De werknemer vindt dat sprake is van een wilsgebrek. Hij heeft de overeenkomst daarom buitengerechtelijk vernietigd en vordert hervatting van de loonbetaling en re-integratie. Hij was (en is) namelijk arbeidsongeschikt.
Spoedeisendheid
De werknemer heeft gesteld dat zijn vordering spoed heeft, omdat hij op dit moment geen recht heeft op een uitkering. Dat is door de werkgever betwist. De werkgever voert aan dat de werknemer in ieder geval een gedeeltelijke WAO-uitkering ontvangt.
Nu vast staat dat de werknemer in ieder geval een (substantieel) deel van zijn inkomen kwijt is, terwijl hij vooralsnog geen recht heeft op een WW- of ZW-uitkering, wordt aangenomen dat deze zaak spoedeisend is.
Aannemelijkheid vordering?
Ook moeten worden onderzocht hoe aannemelijk het is dat de werknemer in een bodemprocedure in het gelijk zal worden gesteld. Dat zal het geval zijn, wanneer in die procedure wordt geoordeeld dat de vaststellingsovereenkomst terecht door hem is vernietigd, vanwege het bestaan van een wilsgebrek.
Dwaling of misbruik omstandigheden?
De werknemer stelt dat sprake is van dwaling of misbruik van omstandigheden. De werkgever heeft hem tijdens ziekte een vaststellingsovereenkomst aangeboden, daarbij is hij onder druk gezet en niet gewezen op de gevolgen, aldus de werknemer. De werkgever betwist dat gemotiveerd.
Geld voor oud ijzer niet afgedragen
In het kader van dit kort geding staat vast dat partijen op 9 januari 2023 een gesprek hebben gehad. Tijdens dat gesprek is de werknemer gevraagd naar contant geld dat hij had ontvangen voor het inleveren van oud ijzer. De werknemer erkent dat hij dat geld niet had afgedragen aan zijn leidinggevende, zoals wel moest, maar mee naar huis heeft genomen.
Voor vaststellingsovereenkomst kiezen
Op 10 januari 2023 heeft de werkgever opnieuw gesproken met de werknemer en hem verteld dat hij het niet afdragen van het geld beschouwde als verduistering en hem daarom op staande voet wilde ontslaan. In plaats daarvan kon de werknemer ook kiezen voor een vaststellingsovereenkomst.
De werknemer heeft de overeenkomst vervolgens meegenomen en zich gewend tot zijn rechtsbijstandverzekeraar. Deze heeft ook contact gehad met de werkgever. Op 13 januari 2023 heeft de partner van de werknemer vervolgens de ondertekende overeenkomst bij de werkgever in de brievenbus gedaan.
Onjuiste voorstelling van zaken?
Voor een geslaagd beroep op dwaling is allereerst van belang dat sprake is van een onjuiste voorstelling van zaken. Uit de stellingen van de werknemer wordt begrepen dat hij stelt dat geen juiste voorstelling had van de gevolgen van de vaststellingsovereenkomst. Volgens de werknemer heeft de werkgever op dit punt zijn mededelingsplicht geschonden.
Wat is er precies besproken?
Voorshands kan de werknemer in dat standpunt echter niet worden gevolgd. Partijen verklaren namelijk allebei anders over de totstandkoming van de overeenkomst en dan met name over de inhoud van het gesprek op 10 januari 2023.
Volgens de werknemer is daarin niets besproken en is hij door de werkgever alleen onder druk gezet om te tekenen.
Volgens de werkgever is daarentegen de vaststellingsovereenkomst met de werknemer artikel voor artikel doorgenomen. Dit betekent dat op dit moment niet kan worden bepaald welke mededelingen de werkgever wel of niet heeft gedaan. Daar komt nog bij dat, zoals gezegd, de werknemer wel een bedenktermijn heeft gekregen en dat hij juridisch advies ging inwinnen.
Verduistering is reden voor ontslag op staande voet
Met betrekking tot het door de werknemer gestelde misbruik van omstandigheden is van belang dat verduistering in het algemeen een reden voor ontslag op staande voet is . Dat de werkgever aan de werknemer heeft medegedeeld dat hij hem verdacht en hem op staande voet wilde ontslaan, maakt nog niet dat hij dus onder druk is gezet om een vaststellingsovereenkomst aan te gaan.
Geen misbruik van omstandigheden
Evenmin maakt de omstandigheid dat de werknemer op dat moment arbeidsongeschikt was dat zonder meer dat sprake is van misbruik van omstandigheden. En ook voor het overige blijkt, uit de informatie die nu voorhanden is, voorshands niet dat sprake is geweest van misbruik van omstandigheden.
Vorderingen afgewezen
In dit kort geding kan daarom niet worden aangenomen dat in een bodemzaak wordt beslist dat de vaststellingsovereenkomst tot stand is gekomen onder invloed van een wilsgebrek en dat de vorderingen van de werknemer zullen slagen. Evenmin is sprake van een zodanig groot belang aan de zijde van de werknemer dat de vordering desondanks moet worden toegewezen. Dit betekent dat de vorderingen van de werknemer worden afgewezen.
Uitspraak Rechtbank Rotterdam, 15 juni 2023, ECLI:NL:RBROT:2023:9295