
De werkgever is eigenrisicodrager voor de Ziektewet (ZW). De werknemer heeft bij de werkgever gewerkt voor 27,82 uur per week. Op 8 september 2017 is zij vanwege psychische klachten voor dat werk uitgevallen en op 5 februari 2018 is zij ziek uit dienst gegaan. Per die datum heeft UWV de werknemer een uitkering op grond van de ZW toegekend. In augustus 2018 heeft een eerstejaars ZW-beoordeling (EZWb) plaatsgevonden, waarna de ZW-uitkering is voortgezet.
WIA-uitkering aangevraagd
De werknemer heeft op 3 juni 2019 een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) aangevraagd. Naar aanleiding daarvan heeft zij op 22 juli 2019 het spreekuur bezocht van een verzekeringsarts. Deze arts heeft een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) opgesteld.
ZW-uitkering 52 weken doorbetalen
Een arbeidsdeskundige heeft op 15 augustus 2019 het re-integratieverslag beoordeeld en geconcludeerd dat de re-integratie-inspanningen van de werkgever onvoldoende zijn geweest en er geen deugdelijke grond is voor dit verzuim. Met een besluit van 16 augustus 2019 heeft UWV vastgesteld dat de werkgever de ZW-uitkering van de werknemer gedurende 52 weken moet doorbetalen, tot 4 september 2020.
Geen loonsanctie maar ziekengeldsanctie
De Raad stelt voorop dat in het bestreden besluit en ook door de rechtbank is uitgegaan van een onjuist wettelijk kader, omdat geen sprake is van een loonsanctie als bedoeld in artikel 25, negende lid, van de Wet WIA. Het betreft hier een verlenging van het tijdvak waardoor de werkgever als eigenrisicodrager het ziekengeld aan de voormalige werknemer moet betalen, als bedoeld in artikel 26, tweede lid, van de Wet WIA (ziekengeldsanctie). Voor de inhoudelijke beoordeling van het geschil maakt dit geen verschil omdat de bepalingen over ziekengeldsancties en loonsancties, voor zover hier van belang, inhoudelijk overeenkomen.
Verlenging tijdvak ziekengeld betalen
In artikel 26, tweede lid, van de Wet WIA, voor zover hier van belang, is bepaald dat als bij de behandeling van de WIA-aanvraag en de beoordeling van het re-integratieverslag blijkt dat de eigenrisicodrager zonder deugdelijke grond onvoldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht, UWV het tijdvak verlengt gedurende welke de verzekerde recht op ziekengeld heeft op grond van de ZW, opdat de eigenrisicodrager zijn tekortkoming ten aanzien van de re-integratie-inspanningen kan herstellen. De verlenging is ten hoogste 52 weken.
Verrichte re-integratie-inspanningen
Op grond van artikel 65 van de Wet WIA beoordeelt UWV of de werkgever en de verzekerde in redelijkheid hebben kunnen komen tot de re-integratie-inspanningen, die zijn verricht.
In de Beleidsregels beoordelingskader poortwachter heeft UWV een inhoudelijk kader neergelegd voor de beoordeling van de vraag of werkgever en werknemer in redelijkheid konden komen tot de re-integratie-inspanningen die zijn verricht.
Niet in geschil is dat de re-integratie-inspanningen van de werkgever niet tot een bevredigend re-integratieresultaat hebben geleid en dat daarom kon worden toegekomen aan een beoordeling van de re-integratie-inspanningen.
Geen re-integratie-inspanningen in tweede spoor
De gronden waarop het hoger beroep berust, zijn in de kern een herhaling van wat de werkgever in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank wordt gevolgd in haar oordeel dat de werkgever ten onrechte geen re-integratie-inspanningen in het tweede spoor heeft verricht. Het standpunt van de werkgever dat de werknemer feitelijk geen benutbare mogelijkheden had, waarmee een deugdelijke reden bestond op grond waarvan re-integratie-inspanningen geheel achterwege konden worden gelaten, wordt niet onderschreven.
Ruime benutbare mogelijkheden
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 25 februari 2020 gemotiveerd dat in de periode hier in geding bij de werknemer geen sprake was van volledige arbeidsongeschiktheid omdat zij niet voldeed aan de daarvoor geldende criteria. De bedrijfsarts die de werknemer tot en met september 2018 heeft begeleid, heeft de werkgever in 2018 herhaaldelijk ervan op de hoogte gesteld dat de werknemer benutbare mogelijkheden had.
Weliswaar heeft de bedrijfsarts een FML opgesteld met beperkingen, maar de werknemer beschikte ook over ruime benutbare mogelijkheden. Daar is echter steeds niets mee gebeurd in de zin van re-integratie.
Visie nieuwe bedrijfsarts niet in lijn
De nieuwe bedrijfsarts volgt de werknemer vervolgens in haar standpunt dat zij niet belastbaar is omdat de situatie is gestagneerd. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep maakt stagnatie echter niet dat de werknemer van – bij herhaling vastgestelde – vrij ruime benutbare mogelijkheden opeens overgaat in een langdurige situatie van niet belastbaar zijn.
De visie van de nieuwe bedrijfsarts, dat de werknemer niet of nauwelijks belastbaar was, is niet in lijn met de medische beoordelingen door verschillende artsen voordien, de medische beoordeling nadien en het dagverhaal van de werknemer. Ook past deze visie niet bij de medio 2019 bij PsyQ vastgestelde pathologie (meervoudige pathologie, maar geen ernstig invaliderende psychopathologie), aldus de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
Geen adequate insteek voor re-integratie
De stelling van de werkgever dat de werknemer slechts marginale mogelijkheden had en ruimte moest krijgen voor behandeling en herstel, gaat volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep ook niet op. Ten eerste volgde de werknemer maandenlang geen behandeling, omdat zij langdurig op de wachtlijst stond. Ten tweede is vrijstelling van werk om aan herstel te werken geen adequate insteek voor re-integratie, omdat van niet werken geen herstel-bevorderende werking uitgaat, zeker niet bij iemand zoals de werknemer bij wie de psychische problematiek deels bestaat uit de neiging tot vermijden.
Arbeidsmogelijkheden, dan re-integratie-inspanningen
In wat de werkgever heeft aangevoerd, is geen aanknopingspunt voor twijfel gelegen aan deze inzichtelijk gemotiveerde toelichting van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Bovendien volgt uit vaste rechtspraak, dat ook als de arbeidsmogelijkheden beperkt worden ingeschat, maar er strikt genomen geen sprake is van een situatie van geen benutbare mogelijkheden, van een werkgever gevergd kan worden dat hij in enige mate re-integratie-inspanningen verricht. Uitgangspunt is dat als er arbeidsmogelijkheden zijn, de werkgever zich moet inspannen voor re-integratie. Nog daargelaten dat een complexe en onzekere medische toestand bij de werknemer niet is aangenomen, levert een zodanige toestand voor de werkgever geen deugdelijke grond op om re-integratie-activiteiten achterwege te laten.
Inspanningsverplichting
Omdat de werknemer over benutbare mogelijkheden beschikte, hadden alleen al om die reden op zijn minst enige re-integratie-inspanningen verricht moeten worden. Volgens vaste rechtspraak, en anders dan de werkgever lijkt te veronderstellen, betreft het hier een inspanningsverplichting en geen resultaatsverplichting, omdat een positief resultaat op voorhand niet hoeft vast te staan.
UWV heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat de werkgever zonder deugdelijke grond onvoldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht.
Het hoger beroep slaagt niet. Dat betekent dat de ziekengeldsanctie in stand blijft.
Uitspraak Centrale Raad van Beroep, 25 mei 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:1010