
Wat als UWV nét voor het verstrijken van de wachttijd de werkgever een loonsanctie oplegt? Is UWV dan nog op tijd? UWV heeft in een recente uitspraak van de Centrale Raad van Beroep niet aannemelijk kunnen maken dat het loonsanctiebesluit vóór het einde van de wachttijd is verstuurd.
Re-integratieverplichtingen en verplichte loondoorbetaling werkgever
Wat in de praktijk ‘loonsanctie’ wordt genoemd, staat in de Wet WIA omschreven als ‘verlenging van het tijdvak’. Zie artikel 25 lid 11 Wet WIA:
“Verlenging van het tijdvak als bedoeld in het negende lid vindt niet plaats indien het UWV de beschikking omtrent de toepassing van het negende lid niet geeft voor de afloop van de wachttijd, bedoeld in artikel 23, of indien toepassing is gegeven aan artikel 24 van deze wet (…) voor afloop van het verlengde tijdvak.”
Wat is de situatie?
De werknemer was werkzaam bij de werkgever. Op 6 maart 2017 heeft zij zich ziekgemeld.
De werknemer heeft op 17 december 2018 een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen aangevraagd. Een verzekeringsarts en arbeidsdeskundige van UWV hebben vervolgens onderzoek verricht. UWV heeft op basis daarvan geconcludeerd dat de re-integratie-inspanningen van de werkgever onvoldoende zijn geweest en dat er geen deugdelijke grond is voor dit verzuim. Hierop heeft UWV bij besluit, gedateerd 1 maart 2019, aan de werkgever een loonsanctie opgelegd. UWV heeft de loonsanctie bij het bestreden besluit gehandhaafd.
Uitspraak rechtbank
De rechtbank heeft het beroep van de werkgever ongegrond verklaard. Volgens de rechtbank heeft UWV het loonsanctiebesluit op tijd verzonden. De rechtbank is daarbij uitgegaan van een uiterste verzenddatum van 5 maart 2019 en een ontvangstdatum van 6 maart 2019. Volgens de rechtbank heeft UWV de werkgever terecht een loonsanctie opgelegd, omdat de werkgever zonder goede reden onvoldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht.
Hoger beroep werkgever
De werkgever is het niet eens met de uitspraak van de rechtbank. Hij heeft in hoger beroep opnieuw aangevoerd dat UWV het loonsanctiebesluit niet op tijd, dat wil zeggen: vóór het einde van de wachttijd, heeft verstuurd.
UWV: uitspraak rechtbank bevestigen
UWV heeft verzocht de uitspraak van de rechtbank te bevestigen. Volgens UWV had het loonsanctiebesluit uiterlijk op 4 maart 2019 moeten zijn bekendgemaakt, gelet op bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 12 december 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:3943.
Loonsanctiebesluit van 1 maart 2019
Het loonsanctiebesluit is gedateerd op 1 maart 2019, en volgens UWV ook op diezelfde dag (dus tijdig) bekendgemaakt. Om de tijdige verzending op 1 maart 2019 aannemelijk te maken, heeft UWV een schermprint van het Elektronisch Archief (EA) overgelegd. Hierop is vermeld dat het besluit van 1 maart 2019 op diezelfde datum is gearchiveerd.
Op dezelfde datum verstuurd
Een dergelijke vermelding wordt volgens UWV pas opgenomen als het document is uitgeprint en in een envelop in een bak is gedaan. Deze bak wordt elke dag om 15.00 uur geleegd door een medewerker van facilitaire zaken, die de documenten vervolgens diezelfde dag ter post aanbiedt. Volgens UWV is hiermee aannemelijk gemaakt dat het besluit van 1 maart 2019 op diezelfde datum is verstuurd.
Oordeel Centrale Raad
De Centrale Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep slaagt, omdat niet is komen vast te staan dat het loonsanctiebesluit tijdig, dat wil zeggen: vóór het einde van de wachttijd, is verstuurd.
Op adres geadresseerde ontvangen?
Volgens vaste rechtspraak is het, indien de geadresseerde stelt dat hij een niet-aangetekend verzonden besluit niet heeft ontvangen, aan het bestuursorgaan om aannemelijk te maken dat het besluit wel op het adres van de geadresseerde is ontvangen. Zoals blijkt uit onder meer de uitspraak van de Raad van 5 februari 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:225, geldt deze rechtspraak ook als de ontvangst van een besluit niet wordt betwist, maar de verzenddatum wel.
Niet aangetekend verzonden
Gelet op het verhandelde ter zitting is tussen partijen niet in geschil dat het loonsanctiebesluit – anders dan de rechtbank oordeelde – uiterlijk 4 maart 2019 had moeten zijn verzonden. Verder staat vast dat het loonsanctiebesluit niet aangetekend is verzonden.
Geen deugdelijke verzendadministratie
UWV is er niet in geslaagd om aan de hand van een deugdelijke verzendadministratie aannemelijk te maken dat het besluit is verzonden op 1 maart 2019, of in ieder geval uiterlijk op 4 maart 2019. De Raad heeft eerder geoordeeld dat de vermelding van een besluit in het Elektronisch Archief/Elektronisch Dossier (EAED) geen bewijs is dat het besluit op die dag daadwerkelijk is verzonden.
Niet aannemelijk gemaakt
Uit dit registratiesysteem en ook uit de daarover gegeven toelichting blijkt niet op welke datum het besluit aan de postdienst is aangeboden. UWV heeft ook niet op een andere manier aannemelijk gemaakt dat het besluit van 1 maart 2019 op dezelfde datum, of uiterlijk op 4 maart 2019 per post aan de werkgever is verstuurd.
UWV heeft daarom ook niet aannemelijk gemaakt dat de loonsanctie tijdig is opgelegd. Dit heeft de rechtbank niet onderkend. Alleen hierom slaagt het hoger beroep al. De Raad hoeft wat de werkgever verder heeft aangevoerd daarom niet te bespreken.
Loonsanctiebesluit vernietigd
Dit betekent dat de Raad de aangevallen uitspraak vernietigt, het beroep alsnog gegrond verklaart en het bestreden besluit vernietigt.
Uitspraak Centrale Raad van Beroep, 21 juni 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:1222