
Het rapport Buitenlandse arbeidskrachten en loonheffingen wil inzicht geven in de loonheffingsvraagstukken die zich kunnen voordoen in een internationale context. De focus ligt op situaties waarin de werkgever in het buitenland gevestigd is en actief wordt in Nederland.
Wet- en regelgeving
Het rapport bevat geen nieuw beleid maar geeft vooral een beschrijving van de wet- en regelgeving en rechtspraak per 1 januari 2022 en de bijbehorende praktijk. Ontwikkelingen na deze datum zijn slechts bij uitzondering meegenomen. Het rapport geeft antwoord op vragen over de heffing van loonbelasting en de sociale zekerheidsverplichting.
In het rapport staan vraagstukken die zich in de praktijk voordoen. Aan de hand van een casus krijg je duidelijkheid over de wet- en regelgeving.
Waar gaat het rapport over?
Het rapport bestaat uit zeven hoofdstukken. Na de inleiding in hoofdstuk 1 zien de hoofdstukken 2 en 3 vooral op de nationale wet- en regelgeving. Het centrale thema in deze hoofdstukken is onder welke voorwaarden een in het buitenland gevestigde werkgever in Nederland niet is vrijgesteld van inhouding van loonbelasting als bedoeld in de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB).
Vaste inrichting
De eerste vraag is of een onderneming die buiten Nederland is gevestigd en activiteiten in Nederland verricht, inhoudingplicht voor de Wet LB heeft. Daarvoor is bijvoorbeeld een vaste inrichting in Nederland nodig. Als de inspecteur wenst tot heffing over te gaan, zal hij aannemelijk moeten maken dat er voor de buitenlandse onderneming sprake is van een vaste bedrijfsinrichting in Nederland met behulp waarvan de werkzaamheden van een onderneming geheel of gedeeltelijk in Nederland worden uitgeoefend.
Wanneer een niet in Nederland gevestigde werkgever niet over een vaste inrichting in Nederland beschikt, kan hij toch nog inhoudingsplichtig voor de Wet LB zijn. Deze fictie geldt echter uitsluitend in situaties waarin sprake is van het ter beschikking stellen van arbeid (TBA).
OESO-modelverdrag
De hoofdstukken 4 en 5 besteden aandacht aan de regels in internationaal verband. Hoofdstuk 4 legt daarbij het accent op de toepassing van het verdragsartikel over niet-zelfstandige arbeid in het OESO-Modelverdrag (OESO-MV). Hoofdstuk 5 legt het accent op de regels over internationale premieheffing.
Wanneer een werknemer (1) minder dan 183 dagen in de werkstaat verblijft en (2) zijn beloning niet wordt gedragen door een werkgever in de werkstaat en (3) de beloning niet ten laste komt van een vaste inrichting van de werkgever in de werkstaat, ontbreekt op grond van artikel 15 van het OESO-MV een voldoende band met de werkstaat en heeft de woonstaat het (exclusieve) heffingsrecht over het arbeidsinkomen.
De loonbelasting is een voorheffing op de inkomstenbelasting. Dit betekent dat ook als niet wordt toegekomen aan heffing van loonbelasting er toch nog sprake kan zijn van heffingsbelang,
namelijk voor de inkomstenbelasting. Een voorbeeld is de situatie dat een buitenlandse werkgever geen vaste inrichting of vaste vertegenwoordiger in Nederland heeft en dus niet inhoudingsplichtig voor de Wet LB is, maar zijn in het buitenland woonachtige werknemer wel meer dan 183 dagen in Nederland verblijft.
Internationale premieheffing
De centrale vraag bij grensoverschrijdende arbeid steeds is of en in hoeverre een werknemer in Nederland verzekerd is. De Europese verordening inzake sociale zekerheid (V 883/2004) is bij het
beantwoorden van die vraag vaak een belangrijke bron.
Bij detachering en het werken in meer lidstaten gelden specifieke aanwijsregels en bijbehorende voorwaarden. Een belangrijk bewijsstuk onder V 883/2004 is de zogeheten A1-verklaring.
Wanneer de internationale regels voor een werknemer de Nederlandse sociale verzekeringswetgeving (sv-wetgeving) aanwijzen, moet de nationale wetgeving nog altijd worden toegepast. De nationale wet bepaalt namelijk pas of sprake is van verzekerings- en premieplicht, dus of een in het buitenland gevestigde werkgever in Nederland ook daadwerkelijk premies of bijdragen is verschuldigd. Zo is op grond van de nationale regels een in het buitenland gevestigde werkgever inhoudingsplichtig voor de werknemersverzekeringen wanneer: (1) er sprake is van een werknemer die verzekerings- en premieplichtig is voor de werknemersverzekeringen en (2) er een werkgever in de zin van de werknemersverzekeringen is. Het begrip inhoudingsplichtige uit de Wet LB is hierbij dus niet relevant.
Buitenlands loon naar NL-maatstaven herrekenen
Aansluitend op de beschrijving van de nationale en internationale regels die bepalen of Nederland over het loon van de werknemers van een buitenlandse werkgever kan en mag heffen, besteedt
hoofdstuk 6 aandacht aan de vraag welk loon op grond van de Wet LB in de heffing mag worden betrokken.
Lastige onderwerpen die worden besproken zijn: de kwalificatie van bijdragen van de werkgever en de werknemer aan buitenlandse sociale verzekeringen, aan een buitenlandse aanvullende
pensioenregeling , en buitenlandse kostenvergoedingen. Met name de toepassing van de werkkostenregeling op buitenlandse kostenvergoedingen komt in de praktijk regelmatig voor. Te denken valt aan de mogelijke toepassing van de gerichte vrijstelling voor extraterritoriale kosten voor werknemers die tijdelijk naar Nederland worden uitgezonden. Ook de cafetariaregeling komt aan de orde. Het gaat dan om aanpassingen binnen de arbeidsvoorwaarden waarbij de werknemer afziet van (belast) loon en in plaats daarvan een onbelaste ET-vergoeding of ET-verstrekking ontvangt.
Invordering
Het invorderingsdeel in hoofdstuk 7 zoomt in op de invorderingsaspecten die om de hoek komen kijken bij internationale situaties.
Inhoudsopgave
Het rapport bevat de volgende hoofdstukken:
Hoofdstuk 1 – Inleiding
Hoofdstuk 2 – Vaste inrichting
Hoofdstuk 3 – De fictieve vaste inrichting voor de Wet LB: ter beschikking stellen van arbeid (TBA)
Hoofdstuk 4 – Artikel 15 OESO-Modelverdrag (OESO-MV)
Hoofdstuk 5 – Internationale premieheffing
Hoofdstuk 6 – Buitenlands loon naar Nederlandse maatstaven herrekenen
Hoofdstuk 7 – Invordering
Rapport Buitenlandse arbeidskrachten en de loonheffingen
Kom naar de cursus Internationaal / grensoverschrijdend werken op 13 maart 2023 (middag) met docent Hans Tabak.