
De onderneming had twee aandeelhouders, waaronder de vrouw in kwestie. Door het bedrijf zijn betalingen gedaan aan de vrouw. Hiervoor zijn loonspecificaties verstrekt en is loonheffing afgedragen. De vraag is of er loonaanspraken van de vrouw bestaan, dan wel of de betalingen in werkelijkheid zijn gedaan als geldlening.
Het hof is anders dan de kantonrechter van oordeel dat sprake is van een arbeidsovereenkomst op grond waarvan loon is betaald. Partijen zijn weliswaar ook overeengekomen dat de loonbedragen als geldlening tussen de aandeelhouders moeten worden betrokken als en in hoeverre er een winstuitkering uit de onderneming plaatsvindt. Van dit laatste is geen sprake geweest. De vorderingen van de onderneming wijst het hof daarom af.
Leningsovereenkomst?
Tussen partijen is in geschil of er tussen hen een overeenkomst van geldlening tot stand is gekomen en in het bevestigende geval: wat daarvan de gevolgen zijn.
Met de grieven 1, 2 en 3 betoogt de vrouw dat er tussen haar en de onderneming geen leningsovereenkomst tot stand is gekomen en er voor haar dus geen verplichting bestond de aan haar betaalde bedragen terug te betalen.
Volgens de vrouw betreffen de haar betaalde bedragen loon uit hoofde van een arbeidsovereenkomst en vergoeding van een parkeerkostenvergunningen en gemaakte reiskosten. Dit blijkt volgens haar uit de bankoverschrijvingen en de salarisspecificaties. Deze grieven slagen.
Deugdelijk onderbouwen
De onderneming stelt (a) dat er tussen het bedrijf en de vrouw een overeenkomst van geldlening tot stand is gekomen en (b) dat de vordering(en) tot terugbetaling van de geleende bedragen opeisbaar is/zijn. De onderneming moet deze grondslagen deugdelijk onderbouwen met feiten en omstandigheden.
Stelplicht onderneming
Anders gezegd: de onderneming heeft voor deze feiten en omstandigheden een stelplicht. Als de onderneming de grondslagen niet deugdelijk onderbouwt – dus niet voldoet aan de stelplicht – heeft hij geen vordering. Als de onderneming de grondslagen wel deugdelijk onderbouwt met feiten en omstandigheden, maar de vrouw deze gemotiveerd betwist, moet de onderneming deze feiten en omstandigheden bewijzen.
Inhoud overeenkomst
De kantonrechter heeft terecht tot uitgangspunt genomen dat het antwoord op de vraag of een overeenkomst tot stand is gekomen en wat, bij bevestigende beantwoording van die vraag, de inhoud van die overeenkomst is, afhankelijk is van hetgeen partijen over en weer hebben verklaard en uit elkaars verklaringen hebben afgeleid en in de gegeven omstandigheden redelijkerwijze mochten afleiden.
Geen schriftelijke overeenkomst
Partijen hebben geen schriftelijke overeenkomst van geldlening gesloten. Het hof begrijpt de stellingen van de onderneming zo – evenals de kantonrechter dat terecht heeft gedaan – dat partijen mondeling een overeenkomst van geldlening zijn aangegaan en dat zij verwijst naar het whatsappverkeer tussen mevrouw [X] en Summervilla als bewijs daarvan.
Toelichting van de vrouw
Voor wat partijen zijn overeengekomen is niet alleen dat whatsappverkeer op zichzelf beschouwd relevant, maar ook wat de vrouw daarover bij gelegenheid van de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft gezegd. Deze mededelingen zijn toen niet door de onderneming weersproken. De onderneming was zonder bericht niet ter zitting verschenen. Het hof neemt de toelichting van de vrouw daarom als juist aan. Deze toelichting ligt voor de hand en sluit aan op hoe partijen in de praktijk hebben gehandeld.
Oprichting bedrijf
De vrouw heeft bij de mondelinge behandeling op vragen van het hof geantwoord dat zij en mevrouw [X] begin 2019 hebben afgesproken dat zij zouden gaan samenwerken in een nog op te richten onderneming die haar bedrijf zou maken van het verlenen van diensten als beschermingsbewindvoerder. Daartoe hebben mevrouw [X] en de vrouw de onderneming opgericht.
Werk verricht tegen loon
De vrouw heeft haar bestaande vaste baan opgezegd en is 1 april 2019 met haar werkzaamheden voor het bedrijf begonnen. Zij heeft de maanden april en mei 2019 uitsluitend voor het bedrijf werkzaamheden verricht.
Afgesproken was dat de vrouw loon voor haar werkzaamheden zou ontvangen totdat het bedrijf winst maakte en zij in haar levensonderhoud zou kunnen voorzien van haar winstuitkeringen.
Bij winst wordt loon geldlening
Als de onderneming winst zou maken, zou het bedrag van de alsdan door het bedrijf gedane loonbetalingen omgezet worden in een geldlening van het bedrijf aan de vrouw en zou de vrouw het desbetreffende bedrag aan het bedrijf terugbetalen uit de winstuitkeringen die zij als aandeelhouder zou ontvangen.
Einde samenwerking
Eind mei 2019 heeft de vrouw besloten niet verder samen te willen werken met mevrouw [X]. Deze samenwerking ervoer de vrouw als moeizaam. De onderneming maakte op dat moment nog geen winst, ook al omdat de werkzaamheden van de vrouw niet door de onderneming werden gedeclareerd maar door een vennootschap van (de echtgenoot van) mevrouw [X].
In de bijna twee maanden dat de vrouw voor het bedrijf heeft gewerkt, heeft zij een veelvoud aan omzet gegenereerd van de haar uitbetaalde loonbedragen.
Strekking overeenkomst
Het hof is het met de kantonrechter eens dat uit het whatsappverkeer blijkt dat er tussen partijen een overeenkomst van geldlening was gesloten. Het hof komt echter wel tot een ander oordeel dan de kantonrechter over de strekking van deze overeenkomst.
Arbeidsovereenkomst
Deze strekking is dat de vrouw en mevrouw [X] zijn overeengekomen dat de vrouw op basis van een arbeidsovereenkomst voor de onderneming werkzaam zou zijn en daarvoor loon zou ontvangen, maar dat deze loonbedragen in mindering zouden strekken op wat de vrouw zou toekomen als winst bij de verdeling van de winst tussen hen als aandeelhouders. Dit sluit aan op wat in het whatsappverkeer is besproken over het niks ‘uitnemen’ van geld uit de onderneming.
Pas geldlening bij winstuitkering
Bij deze bedoeling is het loon van de vrouw een (terug te betalen) voorschot op de winstuitkering, dat wil zeggen: een kwestie tussen uitsluitend de aandeelhouders en niet een kwestie tussen partijen in deze procedure. Pas als bedoelde winstuitkering zou plaatsvinden is sprake van een geldlening van de onderneming aan de vrouw.
Loon en vergoedingen betaald
Aan deze bedoeling is ook uitvoering gegeven. De vrouw heeft gewerkt voor de onderneming en de onderneming heeft loon en vergoedingen aan haar betaald en daarbij loonspecificaties verstrekt. Dat in het whatsappverkeer door mevrouw [X] wordt gezegd dat sprake is van een “lening van de onderneming aan jou” maakt dit niet anders.
Werkzaamheden tegen loonbetaling
Niet goed is in te zien waarom in het geval van een onvoorwaardelijke geldlening door de vrouw voor het ontvangen loon daadwerkelijk werkzaamheden zijn verricht waardoor zij inkomsten voor de onderneming heeft gegenereerd. Het betalen van loon is bij een arbeidsovereenkomst de tegenprestatie van de onderneming voor de door de werknemer verrichte arbeid. Deze gang van zaken past niet bij een onvoorwaardelijke geldlening en het bedrijf heeft niet overtuigend onderbouwd waarom het toch wel klopt.
Die onderbouwing is niet gegeven als wordt aangenomen dat de arbeidsovereenkomst ook tot doel had de eventuele aanspraken van de vrouw op een WW-uitkering veilig te stellen en het uiteindelijk de bedoeling was dat de vrouw als ondernemer en niet als werknemer zou functioneren.
Geen onvoorwaardelijke geldleningsovereenkomst
De conclusie van het voorgaande is dat er tussen partijen geen onvoorwaardelijke geldleningsovereenkomst tot stand gekomen is omdat aan de voorwaarde waaronder die tot stand zou komen – het maken van winst door het bedrijf – niet is voldaan. Dit betekent dat de vorderingen van de onderneming uit een overeenkomst van geldlening niet toewijsbaar zijn.
Bij deze uitkomst faalt de voorwaardelijk incidentele grief. Met deze grief betoogt de onderneming dat de kantonrechter ten onrechte heeft overwogen dat de onderneming aan de vrouw loon verschuldigd is geweest. Het hof komt toe aan deze grief, die dus faalt, omdat de voorwaarde waaronder deze is ingesteld is vervuld.
Terugbetalen
Het principaal hoger beroep slaagt. Het hof vernietigt het bestreden vonnis, wijst de vorderingen van de onderneming af en veroordeelt de onderneming aan de vrouw het door haar ter uitvoering van het vonnis betaalde bedrag, te vermeerderen met wettelijke rente, terug te betalen.
Uitspraak Hof Den Haag, 31 januari 2023, ECLI:NL:GHDHA:2023:48