Waarom wordt de 30%-regeling niet afgeschaft? Of de aftoppingsgrens bij € 100.000 gelegd? En waarom wordt niet gekozen voor het hanteren van een percentage van 20%?
Uit de evaluatie van de 30%-regeling in 2017 is gebleken dat de 30%-regeling doeltreffend is met betrekking tot het doel om werknemers met een specifieke deskundigheid waar schaarste voor bestaat op de Nederlandse arbeidsmarkt aan te trekken. De gebruikers van de 30%-regeling hebben specifieke deskundigheid die op de Nederlandse arbeidsmarkt schaars is. Ze werken vaak in krapteberoepen en krapteberoepsgroepen. Naast vakspecifieke kennis en vaardigheden gaat het vaak ook om bedrijfs-, cultuur- of taalspecifieke kennis en vaardigheden.
Afschaffing = negatief signaal
De 30%-regeling heeft effect op het aantrekken van deze werknemers. Verder blijkt uit de evaluatie dat de regeling voor een deel van de werkgevers een relevante factor is binnen het Nederlandse vestigingsklimaat.
Afschaffing van de 30%-regeling geeft daarnaast een negatief signaal af richting het internationaal bedrijfsleven dat overweegt te investeren in Nederland. Meerdere omliggende landen kennen
bovendien een vergelijkbare regeling. Het is daarom onverstandig als Nederland als enige land haar fiscale voorziening voor inkomende buitenlandse werknemers zou afschaffen.
Meer aansluiting bij vergoeden daadwerkelijk gemaakte ETK
Dat neemt niet weg dat uit de evaluatie ook naar voren is gekomen dat de 30%-regeling voor ongeveer de helft van de gebruikers een ruimere onbelaste vergoeding lijkt te bieden dan waarvan sprake zou zijn bij vergoeding van de daadwerkelijk gemaakte extraterritoriale kosten (ETK). Gelet hierop heeft het kabinet gekozen voor het beperken van de 30%-regeling door de onbelaste vergoeding binnen de 30%-regeling te maximeren op 30% van het bedrag van de Wet normering topinkomens (WNT-norm, bedrag 2022 € 216.000). Hierdoor zal de 30%-regeling meer aansluiten bij het vergoeden van de daadwerkelijk gemaakte ETK.
Ruime marge boven de grens
Uit de evaluatie komt naar voren dat het forfait binnen de 30%-regeling vanaf een loon van € 100.000 steeds minder goed aansluit bij de daadwerkelijk gemaakte ETK en dat het percentage aan werkelijke kosten dat tegenover het forfait staat kan dalen tot slechts 6%. Door de onbelaste vergoeding binnen de 30%-regeling voor hogere inkomens te maximeren, zal de 30%-regeling beter aansluiten bij het vergoeden van de daadwerkelijk gemaakte ETK. Hoewel voornoemd effect zich voordoet vanaf een loon van € 100.000 kiest het kabinet voor een ruime marge boven deze grens.
Aansluiting bij WNT-nom
Het kabinet kiest ervoor aan te sluiten bij een bestaande norm om de grens te bepalen vanaf waar een minder ruimhartige tegemoetkoming wordt geboden. Het kabinet meent met de aansluiting bij de WNT-norm een dergelijke grens te hebben gevonden. De WNT-norm ligt in 2022 dus op € 216.000. Door hierbij aan te sluiten mag bij toepassing van de 30%-regeling maximaal € 64.800 (30% van € 216.000) onbelast worden vergoed.
Strike aftoppingsgrens niet verstandig
Het kabinet meent dat dit een dermate hoog bedrag aan ETK omvat dat ook ingekomen werknemers met een hoger loon in toereikende mate van de regeling gebruik kunnen maken. Als een minder ruime marge zou worden aangehouden en de regeling vanaf een loon van € 100.000 zou worden afgetopt zal, zoals uit de evaluatie naar voren komt, de regeling naar verwachting minder doeltreffend worden. Het kabinet acht het hanteren van een zeer strikte aftoppingsgrens dan ook niet verstandig.
Omzetten naar 20%-regeling leidt tot andere effecten
Dat geldt ook voor het omzetten van de 30%-regeling in een 20%-regeling. Een dergelijke maatregel zal tot andere effecten leiden dan met de aftoppingsmaatregel is beoogd. De bedoeling is om het forfait beter aan te laten sluiten bij de daadwerkelijk gemaakte ETK, hetgeen bij hogere lonen nu vaak niet het geval is. Door het in aanmerking te nemen bedrag te maximeren bij een
bepaald loonniveau wordt een betere aansluiting met de werkelijke ETK tot stand gebracht.
Andere doelgroep
Bij het verlagen van het percentage van het in aanmerking te nemen forfait wordt allereerst de doelgroep van de maatregel een geheel andere. Niet alleen de groep met een loon boven de aftoppingsgrens (ca. 4.400 personen) wordt geraakt door de maatregel, maar iedere ingekomen werknemer die gebruikmaakt van de 30%-regeling (ca. 67.000 personen).
Minder goede aansluiting bij werkelijke ETK
Daarnaast zou door het verlagen van het in aanmerking te nemen forfait voor de gehele groep met 10%-punt minder goed worden aangesloten bij de werkelijke ETK. Daardoor zullen de daadwerkelijk gemaakte ETK in meer gevallen niet passen binnen de forfaitaire vergoeding waardoor in meer gevallen dan nu de ETK-regeling zal worden toegepast in plaats van de 30%-regeling. Het doel van de 30%-regeling om administratieve lasten te verminderen en op eenvoudigere wijze ETK te kunnen vergoeden, wordt daarmee minder goed bereikt.
Kosten 30%-regeling
In 2020 bedroegen de kosten van de 30%-regeling in Nederland € 1.100 miljoen. Door het verkorten van acht jaar naar vijf jaar van de maximale duur dat van de regeling gebruikgemaakt kan worden, worden de kosten voor 2023 geraamd op € 788 miljoen. Door de voorgestelde aftopping zullen de kosten in Nederland nog verder dalen.
Wanneer geldt de aftopping?
Voor ingekomen werknemers die ná 31 december 2022 voor het eerst de 30%-regeling toepassen geldt de aftopping vanaf 1 januari 2024.
Voor ingekomen werknemers bij wie de 30%-regeling over het laatste loontijdvak van 2022 is toegepast, geldt overgangsrecht. Voor deze groep vindt de aftopping van de 30%-regeling voor het eerst toepassing vanaf 1 januari 2026.
Voor ingekomen werknemers die uiterlijk op 31 december 2020 onder de 30%-regeling vielen, betekent dit dat zij in het geheel niet met de aftopping te maken krijgen, omdat de looptijd van hun beschikking 30%-regeling afloopt vóór 1 januari 2026.
Voor ingekomen werknemers die sinds 2021 of 2022 onder de 30%-regeling vallen, geldt dat zij deels te maken krijgen met de aftopping. Voor deze ingekomen werknemers geldt dat degenen die in 2021 een beschikking hebben ontvangen in (een deel van) 2026, het laatste deel (maximaal een jaar) van de looptijd van hun beschikking, onder de aftopping vallen.
Voor degenen die in 2022 een beschikking hebben ontvangen geldt dat zij in 2026 en (een deel van) 2027, het laatste deel (maximaal een jaar) van de looptijd van hun beschikking, onder de aftopping vallen.
De 30%-regeling en de voorgestelde aftopping binnen deze regeling hebben betrekking op het in de loonbelasting in aanmerking te nemen loon van de ingekomen werknemer, dat uiteindelijk in de inkomstenbelasting in box 1 in de belastingheffing wordt betrokken.
Keuzeregeling partiële buitenlandse belastingplicht
Ingekomen werknemers die gebruikmaken van de 30%-regeling kunnen naar keuze gebruikmaken van de regeling voor partiële buitenlandse belastingplicht. Als een ingekomen werknemer kiest voor toepassing van deze regeling, wordt hij voor de heffing in de inkomstenbelasting voor box 2 en box 3 behandeld als buitenlands belastingplichtige. In een wijziging van die regeling is niet voorzien.
De keuzeregeling partiële buitenlandse belastingplicht maakt het mogelijk dat ingekomen werknemers op wie de 30%-regeling van toepassing is, ondanks dat zij in Nederland wonen, ervoor kunnen kiezen om voor box 2 en box 3 te worden belast als ware zij buitenlands belastingplichtig. Deze regeling heeft als achtergrond ervoor te zorgen dat het Nederlandse fiscale stelsel geen belemmering vormt om in Nederland te komen werken. Dit zal met name aan de orde zijn in de situatie waarin een ingekomen werknemer over relatief veel vermogen en vermogensinkomsten beschikt bijvoorbeeld omdat de pensioenvoorziening die is opgebouwd in het land van herkomst in Nederland als box 3-vermogen in aanmerking kan worden genomen.
Niet afschaffen
Daarmee zal het afschaffen van het keuzerecht voor partiële buitenlandse belastingplicht een negatieve invloed hebben op het Nederlandse vestigingsklimaat en het moelijker maken om bepaalde werknemers uit het buitenland aan te trekken met een specifieke deskundigheid die niet of schaars aanwezig is op de Nederlandse arbeidsmarkt. Het kabinet is op dit moment niet van plan de regeling voor partiële buitenlands belastingplicht af te schaffen.
Mogelijke effecten overgangsrecht
In de uitvoeringstoets heeft de Belastingdienst een inschatting gemaakt van de mogelijke effecten van het overgangsrecht. Daarbij is uitgegaan van de huidige systematiek binnen de loonheffingen waarbij een belanghebbende per loontijdvak – mogelijk tot twaalf keer per elk kalenderjaar – in bezwaar zou moeten gaan als hij het niet eens is met de looptijd van het overgangsrecht. Voorts is in deze uitvoeringstoets een scenario geschetst voor als belanghebbenden op zeer grote schaal over zouden gaan tot het indienen van bezwaar- en beroepschriften.
De aftoppingsmaatregel wordt per 1 januari 2024 ingevoerd en het overgangsrecht loopt voor de groep bestaande gevallen af per 1 januari 2026. Pas daarna zouden de eventuele bezwaar- en beroepsschriften aan de orde zijn.
Zoals in de uitvoeringstoets is aangegeven, wordt in de tussenliggende tijd bezien of de werklast die in het geschetste scenario aan de orde zou kunnen komen met passende maatregelen kan worden voorkomen. Daarbij kan onder meer worden gedacht aan het voorkomen van de genoemde cumulatie van bezwaarschriften per belanghebbende en de daaraan gekoppelde werklast voor de Belastingdienst. Daar zal de komende tijd actief op worden ingezet.
Met die inzet zal naar verwachting kunnen worden voorkomen dat de €33,25 miljoen uit een scenario waar op grote schaal zich gaan voordoen. Daarmee wordt dus ook voorkomen dat er zoveel personeel moet worden geworven. De staatssecretaris zal de Tweede Kamer hier in 2023 van op de hoogte houden.
Antwoorden op Kamervragen uit wetgevingsoverleg Belastingplan 2023
30%-regeling beperken – antwoord op vragen Belastingplan 2023