De onbelaste reiskostenvergoeding biedt werkgevers de mogelijkheid om maximaal € 0,19 per kilometer voor de reiskosten voor woon-werkverkeer en ander zakelijk verkeer belastingvrij te vergoeden. De onbelaste reisvergoeding gaat per 1 januari 2023 omhoog naar € 0,21 per kilometer en en naar € 0,22 per kilometer per 1 januari 2024.
Onbelaste reiskostenvergoeding per 2023 naar 0,21 euro per kilometer
Differentiatie
De onbelaste reiskostenvergoeding wordt eenvoudig gehouden door op forfaitaire wijze kosten (deels) onbelast te kunnen vergoeden ongeacht de wijze van vervoer. Een differentiatie van de onbelaste reiskostenvergoeding naar vervoerswijze zou complexiteitverhogend werken en op zowel de Belastingdienst als werkgevers een groot beroep doen om, naast de reisafstand en -frequentie, ook de wijze van vervoer te controleren.
Evaluatie
De onbelaste reiskostenvergoeding wordt dit jaar geëvalueerd op doeltreffendheid en doelmatigheid. De resultaten van dit onderzoek worden in de eerste helft van 2023 naar de Tweede Kamer gestuurd.
De regeling voor de onbelaste reiskostenvergoeding is nog niet eerder geëvalueerd. De verhoging van de maximale kilometervergoeding vanaf 2023 kan nog niet worden geëvalueerd in dit onderzoek omdat de effecten van de verhoging op het moment van onderzoek nog niet bekend zijn. De conclusies van het onderzoek hebben echter betrekking op de regeling voor de onbelaste reiskostenvergoeding als geheel en kunnen daarmee ook de hoogte van de kilometervergoeding betreffen. De evaluatie wordt voorzien van een kabinetsreactie waarin het kabinet ingaat op de conclusies en aanbevelingen van het onderzoek.
Reizen met OV vergoeden
Werkgevers kunnen de kosten van het reizen met het OV aan hun werknemers op verschillende manieren vergoeden.
Werkgevers kunnen bijvoorbeeld de werkelijke kosten die werknemers maken voor woon-werkverkeer of zakelijke reizen met het OV volledig onbelast vergoeden (gerichte vrijstelling), ook als deze kosten boven het maximum van € 0,19 per kilometer uitkomen.
Werkgevers kunnen er ook voor kiezen een OV-abonnement te verstrekken of vergoeden, zoals een OV-jaarkaart. Dat kan onbelast voor zover de zakelijke kosten de prijs van het (voordeel)abonnement overtreffen. Ter beschikking gestelde (voordeel)abonnementen vallen onder de nihilwaardering mits deze ook zakelijk worden gebruikt. In deze laatste situatie kan het ter beschikking gestelde abonnement– mits ook sprake is van zakelijk gebruik – onbelast privé worden gebruikt.
Handhaving op de vergoeding van kosten van het reizen met het OV vindt achteraf plaats, bijvoorbeeld door middel van een boekenonderzoek. Een werkgever of werknemer kan ook vooraf, door middel van vooroverleg, zekerheid krijgen over het standpunt van de inspecteur over het voorgestelde vergoeding of verstrekking.
Waarom geen jaarlijkse indexatie?
Waarom heeft het kabinet er niet voor gekozen heeft om het maximum van de onbelaste reiskostenvergoeding van € 0,19 per kilometer automatisch jaarlijks te indexeren. De maximale onbelaste
reiskostenvergoeding geldt ongeacht de wijze waarop de werknemer reist, bijvoorbeeld met de auto, fiets of te voet. De (variabele) kosten van deze verschillende vervoerswijzen ontwikkelen zich niet op eenzelfde wijze en zijn – zoals bij lopen naar het werk – niet gekoppeld aan inflatie.
Bovendien zijn er ook factoren die een positieve ontwikkeling hebben op de kosten, zoals auto’s die zuiniger zijn geworden. Daarnaast zou het nu invoeren van een automatische indexatie voor het maximum van de onbelaste reiskostenvergoeding gepaard gaan met een budgettaire derving. Daarom is er niet voor een indexatie van de maximale onbelaste reiskostenvergoeding gekozen.
Is verhoging hoog genoeg?
Is de voorgestelde verhoging van het maximum van de onbelaste reiskostenvergoeding van € 0,19 per kilometer naar € 0,21 per kilometer per 1 januari 2023 en € 0,22 per kilometer per 1 januari 2024 genoeg om tegemoet te komen aan de daadwerkelijk gemaakte kosten?
De hoogte van de daadwerkelijk gemaakte kosten hangt in grote mate af van de woon-werkafstand en het vervoermiddel waarmee de reis wordt afgelegd. Niet in alle gevallen zullen de kosten zijn gestegen, bijvoorbeeld door de keuze voor een ander (zuiniger of goedkoper) vervoermiddel of een korte reisafstand. Het kabinet is zich ervan bewust dat niet voor alle vervoersmodaliteiten zich eenzelfde kostenstijging heeft voorgedaan: voor een deel is de verhoging van het maximum wellicht te weinig en voor een ander deel is de verhoging niet nodig.
Generieke stijging
Een generieke stijging van het maximum van de onbelaste reiskostenvergoeding van € 0,19 per kilometer sluit echter het beste aan bij de huidige uitvoeringsstructuur van de onbelaste reiskostenvergoeding, waarbij de vervoerswijze niet relevant is voor de hoogte van de vrije vergoeding. De maatvoering van de verhoging naar € 0,21 per kilometer per 1 januari 2023 en € 0,22 per kilometer per 1 januari 2024 is bepaald door de wens om het maximum van de onbelaste reiskostenvergoeding te verhogen gegeven de beschikbare budgettaire ruimte (coalitieakkoord en Voorjaarsnota).
Gevolgen verhoging voor keuze tussen OV en auto
Wat zijn de gevolgen van de verhoging van de onbelaste reiskostenvergoeding voor de keuze voor een al dan niet langere woon-werkafstand en voor de keuze tussen auto en openbaar vervoer
om die afstand af te leggen?
De onbelaste kilometervergoeding wordt met maximaal € 0,03 per kilometer verhoogd. De keuze van woon- en werklocatie is afhankelijk van veel verschillende factoren, waaronder de situatie op de woning- en arbeidsmarkt en persoonlijke omstandigheden. Hetzelfde geldt voor de keuze van werknemers voor een vervoermiddel.
Uit het Landelijk Reizigersonderzoek blijkt dat vooral gemak, reistijd en flexibiliteit een doorslaggevende rol spelen bij de vervoermiddelkeuze. In een enquête van Motivaction naar reisgedrag en reiskostenvergoedingen geeft 5% van de ondervraagde werknemers aan dat ze van plan zijn om meer met de auto te reizen wanneer hun werkgever de reiskostenvergoeding verhoogt, 4% zou in dat geval meer met het OV reizen en 6% meer met de fiets.
Het effect van een beperkte verhoging van de reiskostenvergoeding voor zowel auto als openbaar vervoer op de woon-werkafstand en de keuze tussen auto en openbaar vervoer is daarom naar
verwachting beperkt. In de evaluatie van de onbelaste reiskostenvergoeding die in 2023 naar de Kamer gestuurd zal worden, worden de gevolgen van onder meer een verhoging van de onbelaste reiskostenvergoeding verder worden onderzocht.
Onderzoek naar gebruik onbelaste reiskostenvergoeding – € 0,21 per 2023
Waarop is stijging reiskostenvergoeding gebaseerd?
De leden van de fractie van het CDA vragen waarop de stijgingen van de onbelaste reiskostenvergoeding naar € 0,21 en € 0,22 zijn gebaseerd. De verhoging van de onbelaste reiskostenvergoeding is ingegeven door de stijging van de kosten voor woon-werkverkeer en het feit dat de maximale onbelaste reiskostenvergoeding sinds 2006 niet is gewijzigd.
In het coalitieakkoord en de Voorjaarsnota is € 200 miljoen beschikbaar gesteld voor een verhoging van de onbelaste reiskostenvergoeding in 2023 en € 400 miljoen vanaf 2024. Voor uitwerking van de verhoging is geraamd welke stijging van de maximale vergoeding binnen dit budget mogelijk is.
Beschikbaar gestelde budget
De verhoging van de onbelaste reiskostenvergoeding is vormgegeven binnen het hiervoor beschikbaar gestelde budget. Daarbij is de randvoorwaarde dat een verhoging met delen van centen op korte termijn niet mogelijk is voor de systemen van de Belastingdienst. De overschrijding van het budget voor 2023 met eenmalig € 18 miljoen kon opgelost worden binnen het inkomstenkader. Voor de structurele verhoging van de kilometervergoeding vanaf 2024 is gekozen voor een verhoging met € 0,03 omdat een verhoging met € 0,04 niet mogelijk is binnen het beschikbare budget. Hiervoor zou aanvullend structureel € 36 miljoen per jaar nodig zijn waarvoor dekking moet worden gezocht.
Nota naar aanleiding van het verslag – Belastingplan 2023
Ramingstoelichting bij Belastingplan 2023 – onbelaste reiskostenvergoeding