De aanpassingen van het minimumloon als gevolg van de bijzondere verhoging met 8,05 procent en de reguliere indexatie leiden tot een hoger minimumloon per 1 januari 2023. Na de (wettelijke) afronding bedraagt het bruto minimumloon per 1 januari 2023 € 1.934,40 per maand € 446,40 per week en € 89,28 per dag. Het aanpassingspercentage na afronding en inclusief bijzondere verhoging is 10,15 procent.
In juli 2022 zijn de bruto minimumloon bedragen vastgesteld op:€ 1.756,20 per maand, € 405,30 per week en € 81,06 per dag. Het minimumloon stijgt per 1 januari 2023 dus met € 178,20 per maand, € 41,10 per week en € 8,22 per dag.
Bijzondere verhoging en indexatie
Het Besluit van 3 oktober 2022 tot vaststelling van het wettelijk minimumloon met ingang van 1 januari 2023 vanwege een bijzondere verhoging van 8,05% en de halfjaarlijkse indexatie en tot wijziging van het Besluit inkomensondersteuning AOW-ers om de inkomensondersteuning te verlagen, is op 7 oktober 2022 in het Staatsblad gepubliceerd. (Staatsblad 2022, nr. 381).
Met het besluit wordt het minimumloon met 8,05 procent verhoogd en vervolgens regulier geïndexeerd, dit leidt tezamen tot de minimumloonbedragen per 1 januari 2023. Omdat de bijzondere verhoging per 1 januari 2023 samenvalt met een reguliere indexatie, wordt dit met één algemene maatregel van bestuur (AMvB) geregeld.
Het onafgeronde aanpassingspercentage door reguliere indexatie komt op 1,934 procent. Het (onafgeronde) minimumloon, zoals berekend ten behoeve van de aanpassing per 1 juli 2022, en na doorvoering van de bijzondere verhoging met 8,05 procent, wordt verhoogd met dit percentage. In totaal neemt het brutominimumloon voor personen van 21 jaar en ouder door bijzondere verhoging en reguliere indexatie, en na afronding op meervouden van 60 cent, tussen 1 juli 2022 en 1 januari 2023 toe met 10,15 procent.
De bedragen, genoemd in artikel 8, eerste lid, onderdelen a, b en c, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag worden met ingang van 1 januari 2023 onderscheidenlijk als volgt vastgesteld:
Onderdeel a: € 1.934,40 (per maand);
Onderdeel b: € 446,40 (per week);
Onderdeel c: € 89,28 (per dag).
IOAOW omlaag
Als dekking voor het koppelen van de AOW is onder meer besloten om de Inkomensondersteuning AOW (IOAOW) per 1 januari 2023 te verlagen tot een bedrag van € 5 bruto per maand en – via een wetswijziging – af te schaffen (beoogd) per 1 januari 2025. De verlaging naar € 5 bruto per maand wordt ook geregeld met dit besluit. Het afschaffen van de IOAOW per 2025 is opgenomen in het Belastingplan pakket 2023.
Door dit besluit hoeft niet meer te worden voorzien in de in de hoofdlijnenbrief bijzondere verhoging wettelijk minimumloon aangekondigde wetswijziging voor een bijzondere verhoging van het minimumloon per 1 januari 2024 en 1 januari 2025.
Verhoging minimumloon per 2023 en (antwoorden) Miljoenennota
10,15 procent omhoog
Met de AMvB wordt het minimumloon per 1 januari 2023 met 8,05 procent (extra) verhoogd en vervolgens regulier geïndexeerd. Op basis van de meest actuele raming (Macro Economische Verkenning (MEV) 2023 uit september 2022) komt dit in totaal neer op een stijging van het minimumloon met in totaal 10,15 procent tussen 1 juli 2022 en 1 januari 2023.
Generieke doorwerking
Met de verhoging geregeld in deze AMvB wordt het minimumloon verhoogd met generieke doorwerking op andere regelingen. Het doel is om de basis van het inkomensgebouw versneld te verstevigen. Dit helpt huishoudens met lagere inkomens om de effecten van de uitzonderlijk hoge inflatie beter te kunnen dragen.
Doorwerking bij alle gekoppelde regelingen
De verhoging werkt door in alle aan het minimumloon gekoppelde regelingen. Zo hebben ook ontvangers van een bovenminimale uitkering, bijvoorbeeld een loongerelateerde uitkering voor ziekte of werkloosheid, baat bij het hogere minimumloon.
Gevolgen generieke doorwerking
Een gevolg van de generieke doorwerking is dat doorwerking op regelingen die met name personen met een hoger inkomen raken, bijvoorbeeld de aftoppingsgrens van het aanvullend pensioen of het maximumdagloon, niet wordt voorkomen. Alleen de doorwerking op de grenzen in de arbeidskorting wordt voorkomen.
Voorkomen doorwerking op grenzen arbeidskorting in Belastingplan 2023
Dat is nodig om te voorkomen dat het voordeel van de minimumloonsverhoging voor werknemers die in deeltijd het minimumloon verdienen wordt afgeroomd via een lagere arbeidskorting. Ook voorkomt dit een onbedoelde extra belastingkorting voor bovenmodale inkomens als gevolg van de minimumloonsverhoging. Het voorkomen van doorwerking van de minimumloonsverhoging op de inkomensgrenzen van de arbeidskorting wordt geregeld in het Belastingplan 2023.
Gevolgen loonkosten
Het hogere minimumloon leidt direct tot hogere loonkosten voor werkgevers van minimumloonverdieners. Daarnaast bestaat een verwacht overloopeffect op loonschalen boven het minimumloon, omdat deze werknemers naar verwachting hun looneisen aanpassen.
Dit tezamen leidt ertoe dat de totale loonkosten (inclusief werkgeverspremies en overloopeffect) voor werkgevers stijgen met circa € 2,5 miljard in 2023. Dat valt uiteen in € 1,6 miljard aan hogere brutolonen en € 0,9 miljard aan hogere werkgeverspremies. Dat kan leiden tot lagere winstmarges voor werkgevers, of tot hogere prijzen, indien werkgevers deze hogere loonkosten afwentelen op consumenten.
Gedragsreacties
Het hogere minimumloon kan leiden tot gedragsreacties bij werknemers en werkgevers. Het hogere minimumloon leidt onder normale omstandigheden tot hogere eisen van werkgevers aan de productiviteit van werknemers en prijst sommige werknemers mogelijk uit de markt. Ook kan de toename van de loonkosten op lange termijn ertoe leiden dat werkgevers minder werknemers in dienst nemen. De hogere uitkeringen leiden daarnaast tot een betere terugvalpositie voor werknemers.
Hoogte vakantiebijslag
Bij een bijzondere minimumloonsverhoging moet de minister van SZW nagaan of de ontwikkeling van het niveau van de in cao’s overeengekomen vakantiebijslag een verhoging van de wettelijke minimumvakantiebijslag van 8 procent wenselijk maakt.
Uit onderzoek van het ministerie van SZW op basis van een steekproef van cao’s waaronder in totaal ongeveer 85 procent van de werknemers valt, blijkt dat in de meeste cao’s (93 procent) het vakantiegeld 8 procent bedraagt. Dit sluit zodoende aan bij de hoogte van de wettelijke minimumvakantiebijslag. Er is daarom geen aanleiding om de minimumvakantiebijslag aan te passen.
Minimumloon en minimumjeugdloon
Het aanpassingspercentage na afronding en inclusief bijzondere verhoging is 10,15 procent. De hiermee corresponderende wettelijke minimumjeugdlonen zijn geregeld in het Besluit minimumjeugdloon:
Leeftijd | Staffeling | Per maand | Per week | Per dag |
---|---|---|---|---|
21 jaar en ouder | 100% | 1.934,40 | 446,40 | 89,28 |
20 jaar | 80% | 1.547,50 | 357,10 | 71,42 |
19 jaar | 60% | 1.160,65 | 267,85 | 53,57 |
18 jaar | 50% | 967,20 | 223,20 | 44,64 |
17 jaar | 39,5% | 764,10 | 176,35 | 35,27 |
16 jaar | 34,5% | 667,35 | 154,00 | 30,80 |
15 jaar | 30% | 580,30 | 133,90 | 26,78 |
Minimumjeugdloon voor leerlingen in de bbl
Voor werknemers die werkzaam zijn op basis van een arbeidsovereenkomst die is aangegaan in verband met een beroepsbegeleidende leerweg (bbl) gelden alternatieve staffels, die zijn vastgesteld in het Besluit minimumjeugdloon. Voor leerlingen in de bbl in de leeftijd van 15 tot en met 17 jaar en 21 jaar gelden bovenstaande bedragen. In afwijking van bovenstaande gelden voor leerlingen in de bbl in de leeftijd van 18 tot en met 20 jaar de hiermee corresponderende wettelijke minimumjeugdlonen:
Leeftijd | Staffeling BBL | Per maand | Per week | Per dag |
---|---|---|---|---|
20 jaar | 61,50% | 1.189,65 | 274,55 | 54,91 |
19 jaar | 52,50% | 1.015,55 | 234,35 | 46,87 |
18 jaar | 45,50% | 880,15 | 203,10 | 40,62 |
Volgens artikel 12 van de Wml is het minimum(jeugd)loon naar evenredigheid lager indien de werknemer een kortere arbeidstijd is overeengekomen dan de normale arbeidsduur. Dit is bijvoorbeeld het geval bij deeltijdarbeid.
Geen uniform wettelijk minimumuurloon
De minimumloonbedragen worden uitgedrukt in bedragen per maand, per week en per (werk)dag. Een uniform wettelijk minimumuurloon kent de wet niet. Het uurloon kan per sector verschillen, afhankelijk van het aantal uren dat als normale arbeidsduur geldt. Onder normale arbeidsduur wordt verstaan de arbeidsduur die in de desbetreffende sector gebruikelijk is voor een volledige dienstbetrekking. In de meeste cao’s is deze arbeidsduur voor een fulltime dienstverband gesteld op 36, 38 dan wel 40 uur per week.
Naar aanleiding van een toezegging aan de Tweede Kamer worden de afgeleide minimumuurlonen bij deze normale arbeidsduren in de toelichting gepubliceerd. Onderstaand schema geeft de afgeronde brutobedragen per uur aan, berekend op basis van het wettelijk minimumweekloon bij een arbeidsduur van respectievelijk 36, 38 en 40 uur per week.
Afgeleid brutominimumloon per uur na afronding (naar boven) per 1 januari 2023 bij een gebruikelijke arbeidsduur van 36, 38 en 40 uur is gepubliceerd in tabel 3. Hierbij wordt bij de afronding gebruik gemaakt van een afronding naar boven, om te voorkomen dat er onbedoeld een betaling ontstaat die lager is dan het minimumloon.
Minimumloon bij 36, 38 en 40 uur per week
Brutominimumloon per uur per 1 januari 2023 bij een normale arbeidsduur voor een fulltime dienstverband van:
Leeftijd | 36 uur per week | 38 uur per week | 40 uur per week |
---|---|---|---|
21 jaar en ouder | 12,40 | 11,75 | 11,16 |
20 jaar | 9,92 | 9,40 | 8,93 |
19 jaar | 7,45 | 7,05 | 6,70 |
18 jaar | 6,20 | 5,88 | 5,58 |
17 jaar | 4,90 | 4,65 | 4,41 |
16 jaar | 4,28 | 4,06 | 3,85 |
15 jaar | 3,72 | 3,53 | 3,35 |
Minimumloon bij 36, 38 en 40 uur p.w. – bbl
Brutominimumloon per uur voor werknemers die werkzaam zijn op basis van een arbeidsovereenkomst die is aangegaan in verband met een bbl per 1 januari 2023 bij een normale arbeidsduur voor een fulltime dienstverband van:
Leeftijd | 36 uur per week | 38 uur per week | 40 uur per week |
---|---|---|---|
20 jaar | 7,63 | 7,23 | 6,87 |
19 jaar | 6,51 | 6,17 | 5,86 |
18 jaar | 5,65 | 5,35 | 5,08 |
Financiële gevolgen
Het grootste deel van de uitkeringshoogtes en normen in regelingen van SZW is gekoppeld aan de hoogte van het minimumloon. Via deze koppeling zorgt een hoger minimumloon voor hogere uitkeringslasten in de volgende regelingen: Participatiewetuitkeringen (bijstand, Inkomensvoorziening voor oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), Inkomensvoorziening oudere gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ), loonkostensubsidie (LKS), Bijstand voor zelfstandigen (Bbz), Aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO), Algemene ouderdomswet (AOW), Algemene nabestaandenwet (Anw), overbruggingsuitkering (OBR), Wet inkomensvoorziening oudere werklozen (IOW), Toeslagenwet (TW), Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong), Zelfstandige en zwanger (ZEZ) en de Compensatie Transitievergoeding bij Langdurige Arbeidsongeschiktheid (CTVLAO). De inkomensgrenzen in de huurtoeslag (BZK) en de afbouwgrens van het kindgebonden budget (WKB) zijn ook gekoppeld aan de hoogte van het minimumloon.
Loongerelateerde uitkeringsregelingen
De verhoging van het minimumloon heeft daarnaast diverse effecten in de loongerelateerde uitkeringsregelingen (uitkeringen uit WW, ZW, Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ), Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA), Wet Arbeid en Zorg (WAZO), Wet invoering extra geboorteverlof (WIEG) en de Wet betaald ouderschapsverlof (WBO)).
Hogere prijsniveau
Ten eerste stroomt een deel van de toekomstige uitkeringsgerechtigden in deze regelingen in op een hoger prijsniveau, doordat hun laatstverdiende loon hoger is dan het geval zou zijn zonder minimumloonsverhoging (dit geldt voor personen die op of net boven het minimumloon zitten).
Hoger maximum dag- en premieloon
Ten tweede zorgt de minimumloonsverhoging voor een hoger maximum dag- en premieloon, waardoor een deel van de toekomstige uitkeringsgerechtigden op een hoger prijsniveau instroomt. In dit geval gaat om een groep hoger in het loongebouw.
Hogere uitkeringslasten
Ten derde stijgen de uitkeringen van het gehele zittend bestand in de WW, ZW, WIA, WAO en WAZ mee met het stijgingspercentage van het minimumloon, wat ook leidt tot hogere uitkeringslasten. Dit derde effect is – in tegenstelling tot de andere effecten bovenstaand – niet structureel, doordat het zittend bestand op enig moment in de toekomst volledig is uitgestroomd.
Grenzen LIV en jeugd-LIV
Tot slot werkt de minimumloonsverhoging niet alleen door in de ondergrenzen van het lage-inkomensvoordeel (LIV en jeugd-LIV), maar ook in de bovengrenzen, waardoor er meer banen onder beide regelingen gaan vallen. Dit leidt tot meerkosten in 2024 (vanwege uitbetaling in jaar t+1). Vanaf 2024 worden de grenzen van het LIV door middel van een wetswijziging zo gecorrigeerd dat de verhoging van het minimumloon geen budgettair effect meer heeft in het LIV. Op het J-LIV is er vanaf 2024 geen effect, omdat de regeling wordt afgeschaft.
x € 1 mln. (prijspeil 2022) | 2022 | 2023 | 2024 | 2025 | 2026 | 2027 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
WML-verhoging 2023 via AMvB | 23 | 4.685 | 4.802 | 4.658 | 4.689 | 4.729 | |
w.v. Sociale minimumuitkeringen | 0 | 780 | 827 | 856 | 874 | 894 | |
w.v. Macrobudget | 0 | 432 | 453 | 467 | 480 | 493 | |
w.v. Loongerelateerde uitkeringen | 0 | 1.285 | 1.145 | 1.085 | 1.037 | 995 | |
w.v. Werkgeversregelingen | 0 | 0 | 179 | 0 | 0 | 0 | |
w.v. AOW | 0 | 2.340 | 2.369 | 2.436 | 2.495 | 2.556 | |
w.v. Toeslagen | 23 | 280 | 281 | 281 | 282 | 284 | |
IOAOW verlagen per 2023, afschaffen 2025 | 0 | -855 | -865 | -1.077 | -1.103 | -1.128 |
Tot slot werkt een hoger minimumloon normaliter door in de grenzen van de arbeidskorting, aan inkomstenkant van de Rijksbegroting. Deze doorwerking wordt voorkomen om te verhinderen dat het voordeel van de minimumloonsverhoging voor werknemers die in deeltijd minimumloon verdienen, wordt afgeroomd.
Zie ook:
Kamerbrief halfjaarlijkse indexatie en bijzondere verhoging van het wettelijk minimumloon
Besluit tot wijziging van het wettelijk minimumloon met ingang van 1 januari 2023