Na hersteldmelding en daarop volgende periode van zes weken, waarin is gewerkt en de gemeente niet kenbaar heeft gemaakt dat de werknemer niet de bedongen werkzaamheden zou verrichten, valt de werknemer opnieuw uit. Het gaat hier om een nieuwe ziekteperiode, geen samentelling. Door de werknemer gemaakte kosten van deskundigenonderzoek komen in dit geval, als buitengerechtelijke kosten, voor rekening van de gemeente. Dat oordeelt het hof.
Nieuwe of doorlopende ziekteperiode?
De werknemer is sinds 15 juli 2002 bij (de rechtsvoorgangster van) de gemeente in dienst. Hij is op 8 augustus 2017 arbeidsongeschikt gemeld. Nadat de werknemer door de gemeente volledig arbeidsgeschikt werd gemeld, heeft de werknemer vanaf 2 september 2019 zijn werkzaamheden weer volledig hervat. Op 16 oktober 2019 heeft de werknemer zich opnieuw ziek gemeld. Partijen zijn in eerste aanleg en hoger beroep verdeeld over de vraag of per 16 oktober 2019 een nieuwe ziekteperiode is gestart of dat sprake is van een doorlopende ziekteperiode vanaf 8 augustus 2017.
Rechter: nieuwe loondoorbetalingsverplichting
De kantonrechter heeft bij deelvonnis van 11 mei 2021 op vordering van de werknemer voor recht verklaard dat de ziekmelding van de werknemer op 16 oktober 2019 een nieuwe ziekmelding betreft, waaraan een nieuwe loondoorbetalingsverplichting is gekoppeld in de zin van artikel 7:3 CAR UWO c.q. artikel 7.1. cao Gemeenten. De kantonrechter heeft de zaak voor het overige (waaronder de loonvordering) aangehouden. Van het eindoordeel in dit deelvonnis is de gemeente in hoger beroep gekomen.
In hoger beroep
In hoger beroep heeft de gemeente gevorderd dat het hof het vonnis vernietigt en de vorderingen van de werknemer alsnog afwijst en dat de werknemer wordt veroordeeld om al hetgeen de gemeente ter uitvoering van het vonnis aan de werknemer heeft voldaan, vermeerderd met de wettelijke rente, aan de gemeente terug te betalen, waarbij de werknemer wordt veroordeeld in de kosten van beide instanties.
Hof: nieuwe ziekteperiode
Het hof is net als de kantonrechter van oordeel dat vanaf 16 oktober 2019 een nieuwe ziekteperiode is gestart. Er is geen reden voor samentelling met de aan 2 september 2019 voorafgaande periode van arbeidsongeschiktheid. Daarom wijst het hof de vorderingen van de gemeente af.
Het hof gaat uit van de volgende feiten. Tot 1 januari 2020 zijn de tussen partijen geldende arbeidsvoorwaardelijke afspraken vastgelegd in een schriftelijk aanstellingsbesluit op basis van de destijds vigerende CAR-UWO. Met de invoering van de Wnra per 1 januari 2020 is op de arbeidsverhouding het privaatrechtelijke arbeidsrecht van toepassing en geldt arbeidsvoorwaardelijk de cao Gemeenten.
Voor beide regelingen voor en na 1 januari 2020 geldt dat zij een dalend percentage salaris kennen naarmate de ziekte langer voortduurt, tot 70 procent van het salaris na twee jaar ziekte tot einde dienstverband, maar met een volledig salaris over de uren dat de werknemer zijn arbeid, passende arbeid of werkzaamheden verricht of scholing volgt in het kader van re-integratie.
Samentelling bij onderbreking minder dan vier weken
Perioden van ongeschiktheid wegens ziekte worden op grond van artikel 7:3 lid 11 van de CAR-UWO en op grond van artikel 7:629 lid 10 BW samengeteld indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen (met een hier niet ter zake doende bijzondere regeling voor ziekte, onderbroken door zwangerschaps- en bevallingsverlof).
Hersteldmelding
De werknemer heeft voor zijn hersteldmelding gewezen op het advies van de bedrijfsarts van 2 september 2019, het driegesprek en de daaropvolgende hersteldmelding door de gemeente. Volgens het hof heeft de werknemer daarmee aangevoerd wat redelijkerwijs van een werknemer bij een beroep op een betermelding mag worden verwacht.
Deskundigenoordeel
Vanwege de latere betwisting hiervan door de gemeente en de door haar aangekondigde korting op het salaris, heeft de werknemer op 20 mei 2020 zelfs nog om een deskundigenoordeel van het UVW verzocht, waaraan met het verzekeringsgeneeskundige rapport van 23 juni 2020 is voldaan. Weliswaar kan de gemeente worden nagegeven dat de werknemer in genoemde aanvraag niet letterlijk de vraag aan het UWV heeft voorgelegd of hij arbeidsgeschikt was in de periode van 2 september tot 16 oktober 2019, maar volgens het deskundigenoordeel van 23 juni 2020 heeft het UWV de vraag wel als zodanig opgevat – “betreft deskundigenoordeel (on)geschiktheid tot werken” – en zich daarover uitgesproken.
Nieuwe ziekmelding
Het UWV oordeelt dat sprake is van een nieuwe ziekmelding per 16 oktober 2019 (met een nieuwe wachttijd) na de beëindiging van de vorige ziekteperiode op 2 september 2019. Aldus bevestigt het UWV (de juistheid van) de betermelding door de werknemer per 2 september 2019 en niet de door de gemeente beweerde (doorlopende) arbeidsongeschiktheid.
Tegenover deze gemotiveerde onderbouwing door de werknemer van zijn stelling dat hij in de periode van 2 september tot 16 oktober 2019 arbeidsgeschikt was, heeft de gemeente niet voldaan aan de op haar rustende stelplicht van haar stelling dat de werknemer in die periode nog steeds arbeidsongeschikt was.
Uitspraak Hof Amsterdam, 3 mei 2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:1339