
Een timmerman heeft op 12 januari 2017, terwijl hij als uitzendkracht werkte voor het bouwbedrijf, een ongeval gehad. Hij is door een gipsen plafond heen gezakt en ongeveer drie meter naar beneden gevallen. Daar heeft hij schade aan overgehouden.
In een door de man gestarte deelgeschilprocedure heeft de kantonrechter in Enschede onder andere vastgesteld dat het bouwbedrijf aansprakelijk is voor het ongeval en het daarbij ontstane letsel en de daaruit voortvloeiende schade moet vergoeden.
Het bouwbedrijf komt in hoger beroep tegen die beslissing. Het hof is het met de beslissing van de kantonrechter eens en zal de beschikking daarom bekrachtigen. Hieronder legt het hof uit waarom het tot dat oordeel komt.
Waarschuwing wel gegeven
In hoger beroep stelt het bouwbedrijf zich allereerst op het standpunt dat hij de waarschuwing om het gipsen plafond niet te betreden wel heeft gegeven en dat hij alleen met die waarschuwing al heeft voldaan aan de zorgplicht. Het hof is echter met de kantonrechter van oordeel dat het bouwbedrijf op dit punt niet in het bewijs is geslaagd.
De hoofduitvoerder van het bouwbedrijf heeft als getuige verklaard dat hij ‘er sterk van overtuigd is dat’ hij de drie timmermannen, waaronder de man in kwestie, heeft gezegd dat de gipsen vloer niet beloopbaar was. Dat vindt weliswaar steun in de verklaring van een timmerman (ook in dienst van het bouwbedrijf), maar volgens hem heeft iemand anders dan de hoofduitvoerder gezegd dat ze wél op het gipsen plafond konden lopen. Onduidelijk is wie dat zou zijn geweest.
Gipsvloer beloopbaar
Volgens de man heeft de hoofduitvoerder hen juist gezegd dat de gipsvloer beloopbaar was en een andere timmerman dacht dat er niets gezegd is over het al dan niet beloopbaar zijn van het plafond. Uit het vervolg van de getuigenverklaring van de hoofduitvoerder valt op te maken dat hij toch met de timmermannen heeft besproken dat ze op de gipsen vloer konden staan, maar daar zou hij bij gezegd hebben dat ze die gipsen vloer dan moesten onderstempelen. Dit laatste vindt geen steun in de verklaringen van de overige drie getuigen.
Teveel onduidelijkheid
Volgens het hof resteert hiermee teveel onduidelijkheid over de vraag of van de zijde van het bouwbedrijf een duidelijke, eenduidige instructie is gegeven dat het gipsen plafond niet (zonder onderstempeling) betreden mocht worden. De overige in het geding gebrachte stukken en verklaringen van de diverse betrokkenen bieden die duidelijkheid ook niet.
De vraag of het bouwbedrijf met alleen die gestelde waarschuwing al zou hebben voldaan aan haar zorgplicht, hoeft daarom niet beantwoord te worden.
Niet bewezen
Ook de stelling dat de instructie is gegeven om de hele sparing van onderaf te dichten, is niet bewezen. Het hof wijst op de getuigenverklaring van de hoofduitvoerder dat voor het deel van de sparing waar het gipsen plafond zich bevond niet van onderaf, vanaf een rolsteiger, kon worden gewerkt.
Met behulp van een rolsteiger
Volgens de hoofduitvoerder heeft hij de instructie gegeven dat op die plaats moest worden gekozen voor overhands werken van bovenaf, dan wel voor werken vanaf het gipsen plafond, met onderstempeling. Ook de andere getuigen hebben niet verklaard dat de gehele sparing vanaf een rolsteiger moest worden gedicht. Uit de overige overgelegde stukken kan ook geen bewijs worden geput voor de stelling dat de instructie zou zijn gegeven om de L-profielen ook ter plaatse van het gipsen plafond met behulp van een rolsteiger te plaatsen. Niet alleen was dat volgens de hoofduitvoerder (degene die de instructies heeft gegeven) niet mogelijk, ook ter mondelinge behandeling kon het bouwbedrijf niet goed uitleggen hoe er vanaf een rolsteiger (gesteld dat die te plaatsen was) reikend over het ten minste 1 meter brede gipsen plafond L-profielen aan de achterliggende betonnen vloer hadden moeten worden bevestigd.
Van bovenaf werken
In hoger beroep heeft het bouwbedrijf subsidiair het standpunt ingenomen dat hij, zoals de hoofduitvoerder als getuige heeft verklaard, de instructie heeft gegeven om ter plaatse van het gipsen plafond van bovenaf te werken (overhands, gezeten op de knieën) dan wel vanaf het (eerst te onderstempelen) gipsen plafond.
Geen instructie voor aanlijnen
De man heeft hiertegen aangevoerd dat zelfs als zou worden aangenomen dat de hoofduitvoerder heeft gezegd dat overhands of vanaf het gipsen plafond moest worden gewerkt, nog steeds niet zodanige aanwijzingen zijn verstrekt als redelijkerwijs nodig waren om een arbeidsongeval te voorkomen. Niet is door de hoofduitvoerder immers de instructie gegeven dat de man en zijn collega’s zich moesten aanlijnen, terwijl dit uit veiligheidsoogpunt wel noodzakelijk was.
Geen mondelinge instructie nodig
Het hof volgt dit verweer. Het bouwbedrijf heeft niet gesteld dat hij de timmermannen mondeling heeft geïnstrueerd om zich, als zij van bovenaf (overhands dan wel vanaf het gipsen plafond) zouden werken, aan te lijnen, terwijl dit aanlijnen ook in de visie van het bouwbedrijf en de hoofduitvoerder, uit veiligheidsoogpunt wel nodig was. Het bouwbedrijf stelt slechts dat voor het aanlijnen geen mondelinge instructie nodig was omdat uit de in het geding gebrachte toolboxmeetingverslagen blijkt dat de man eerder geïnstrueerd was hoe hij op hoogte moest werken, namelijk met gebruik van een harnas en aanlijnen.
Instructie tijdens toolboxmeetings onvoldoende
Volgens het hof is deze algemene instructie tijdens toolboxmeetings echter onvoldoende. Het antwoord op de vraag welke aanwijzingen de werkgever moet geven, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waaronder de aard van de werkzaamheden, de kans dat zich een ongeval zal voordoen, de ernst die de gevolgen van een ongeval kunnen hebben en de mate van de bezwaarlijkheid van de te nemen veiligheidsmaatregelen.
Afhankelijk van voormelde omstandigheden is de werkgever niet alleen verplicht om op de gevaren afgestemde instructies geven, maar moet hij ook toezien op de naleving daarvan. Daarbij moet de werkgever ermee rekening houden dat werknemers wel eens nalaten de voorzichtigheid in acht te nemen die ter voorkoming van ongelukken geraden is.
Risico op val van 3 meter
In dit geval ging het om een serieus risico op een val van drie meter, met een grote kans op ernstig letsel tot gevolg. Niet voor niets stonden er leuningen en een rood-wit afzetlint om de hele sparing heen – het hof laat in het midden wie dit heeft geplaatst – en is vanwege het risico op een val van zo’n drie meter hoogte, aanlijnen aangewezen.
Bedrijf had mondelinge instructie moeten geven
Omdat de kans op een val bij het werken vanaf de betonnen rand of vanaf het gipsen plafond (ook als het onderstempeld zou zijn geweest) aanzienlijk was, de mogelijke gevolgen van een val zeer groot waren, die risico’s voor het bouwbedrijf kenbaar waren en hij er ook op bedacht had moeten zijn dat de timmermannen niet uit zichzelf een harnas zouden gaan halen en zich zouden aanlijnen, had het bouwbedrijf een mondelinge instructie moeten geven om dat te doen. Dat was in het geheel niet bezwaarlijk voor het bedrijf geweest omdat de hoofduitvoerder toch al met de timmermannen sprak over het vullen van deze bewuste sparing.
Deze mondelinge instructie was des te meer aangewezen omdat dit de enige sparing was die niet (volledig) met behulp van een rolsteiger kon worden gedicht. Daarnaast was een op de situatie afgestemde instructie over het gebruik van een valharnas in dit geval temeer noodzakelijk omdat, zoals de man onweersproken heeft verklaard tegenover de Arbeidsinspectie en zoals in het inleidende verzoekschrift is aangevoerd, er ter plaatse geen mogelijkheid was om het valharnas aan vast te maken.
Niet voldaan aan zorgplicht
Door te vertrouwen op algemene instructies uit een (kennelijk op 9 juni 2016 gehouden) toolboxmeeting over veilig werken op hoogte, heeft het bouwbedrijf niet de aanwijzingen verstrekt als redelijkerwijs nodig was om te voorkomen dat de man in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade leed.
Uit het voorgaande volgt dat de kantonrechter terecht heeft geconcludeerd dat het bouwbedrijf niet heeft voldaan aan de zorgplicht zoals bedoeld in artikel 7:658 BW en dat het bouwbedrijf aansprakelijk is voor de gevolgen van het de man op 12 januari 2017 overkomen ongeval.
Uitspraak Hof Arnhem-Leeuwarden, 15 maart 2022, ECLI:NL:GHARL:2022:2000