De wettelijke leeftijdsgrens van 70 jaar voor ontslag van rechterlijk ambtenaren is een passend en noodzakelijk middel om twee legitieme doelen te behalen:
- het waarborgen van de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht; en
- het bevorderen van de doorstroming binnen de rechterlijke organisatie.
De maximale leeftijdsgrens levert daarom geen verboden leeftijdsonderscheid op, aldus de Centrale Raad van Beroep op 12 augustus 2021.
Het geschil
In de betreffende zaak gaat het om een rechter die als rechter-plaatsvervanger bij de rechtbank Amsterdam werkte. Hij werd met ingang van 1 januari 2020 eervol ontslagen uit zijn ambt van rechter-plaatsvervanger omdat hij de wettelijk gestelde leeftijdsgrens van 70 jaar had bereikt.
De rechter is het niet eens met zijn ontslag. Hij vindt dat hij door toepassing van deze leeftijdsgrens wordt gediscrimineerd.
Vaste ontslagleeftijd = passend middel
De Centrale Raad van Beroep is van oordeel dat de vaste ontslagleeftijd voor rechterlijk ambtenaren een passend middel is om het gewenste doel te bereiken. Rechterlijk ambtenaren worden immers voor het leven benoemd en er is een beperkt aantal plaatsen beschikbaar.
Met de vaste ontslagleeftijd komen functies beschikbaar voor andere, jongere rechterlijk ambtenaren. Dat zorgt voor een evenwichtige en diverse personeelsopbouw van verschillende leeftijden en dat draagt bij aan de kwaliteit van de rechtspraak.
Door een vaste ontslagleeftijd is bovendien het vertrek van rechterlijk ambtenaren te voorzien, zodat tijdig voor opvolging kan worden gezorgd. De maatregel draagt dus bij aan de doorstroming.
Daarnaast zorgt een vaste ontslagleeftijd ervoor dat er geen individuele beslissingen hoeven te worden genomen over oudere rechters. Gelet op de benoeming voor het leven (onafzetbaarheid) draagt dit bij aan het waarborgen van de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht.
Leeftijdsgrens schaadt belangen niet
De Centrale Raad van Beroep is verder van oordeel dat de ontslagleeftijd van 70 jaar niet verder gaat dan noodzakelijk is om de nagestreefde doelen te bereiken: de belangen van de rechterlijk ambtenaren worden niet buitensporig geschaad.
De leeftijdsgrens van 70 jaar is een aantal jaren hoger dan de AOW-leeftijd waarop aanspraak kan worden gemaakt op een ouderdomspensioen. Die leeftijdsgrens maakt het dus mogelijk dat rechterlijk ambtenaren hun loopbaan nog een aantal jaren voort kunnen zetten terwijl zij al een ouderdomspensioen (kunnen) ontvangen.
Tijdelijke verhoging door coronawet
Na het ontslag van de rechter-plaatsvervanger is de Tweede Verzamelspoedwet COVID-19 ingevoerd. Op grond van deze wet mag de betrokken rechter alsnog doorgaan tot de leeftijd van 73 jaar, om de achterstanden weg te werken die door de coronamaatregelen zijn ontstaan. Dit betekent volgens de Centrale Raad van Beroep niet dat de algemene leeftijdsgrens van 70 jaar niet meer actueel is en dat deze leeftijdsgrens niet langer kan worden gehandhaafd. De tijdelijke verhoging van de leeftijdsgrens onder deze spoedwet is namelijk een tijdelijke bijzondere maatregel voor een uitzonderlijke situatie.
De Centrale Raad van Beroep verklaart het beroep van de rechter ongegrond.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt als eerste en enige rechter over geschillen waarbij een rechterlijk ambtenaar of een rechterlijk ambtenaar in opleiding belanghebbende is. Het oordeel in deze zaak is een eindoordeel. Partijen kunnen tegen deze uitspraak dan ook geen hoger beroep instellen.
Uitspraak Centrale Raad van Beroep, 12 augustus 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1803