Wat geldt er bij de verloning van het levenslooptegoed per 1 november 2021? Hoe zit het met de aangifte loonheffingen? En wat zijn de gevolgen voor de (ex-)werknemer?
De levensloopregeling is per 1 januari 2012 vervallen. Voor deelnemers die op 31 december 2011 een levenslooptegoed hadden van minimaal € 3.000, geldt overgangsrecht. Dit overgangsrecht is nu aangepast.
Met het overgangsrecht konden werknemers tot 1 januari 2022 tegoed opnemen of omzetten in pensioenaanspraken. Maakte de werknemer hier geen gebruik van, dan was op 31 december 2021 het zogenoemde fictieve genietingsmoment. De (ex-)werkgever was inhoudingsplichtig: hij moest loonheffingen inhouden en betalen.
Wat is er veranderd?
Voor levenslooptegoeden, die nog niet zijn opgenomen, wordt het fictieve genietingsmoment vervroegd naar 1 november 2021. Zo worden bestaande levensloopregelingen voor het einde van 2021 afgerond. De instelling waar het levenslooptegoed is ondergebracht, is inhoudingsplichtig.
Als een werknemer (een deel van) het tegoed opneemt vóór 1 november 2021, verandert voor die opname niets. De (ex-)werkgever blijft dan inhoudingsplichtig voor de loonheffingen.
Verloning levenslooptegoed
Bij de verloning van het levenslooptegoed per 1 november 2021 geldt het volgende:
Voor de waarde van alle levenslooptegoeden, die op 1 november 2021 nog op de levenslooprekening staan, is de levensloopinstelling inhoudingsplichtig en zij moet hierover loonbelasting/premie
volksverzekeringen inhouden en hiervoor aangifte loonheffingen doen.
Aangifte loonheffingen
De deelnemer aan de levensloopregeling is op grond van de werknemersverzekeringen geen werknemer van de levensloopinstelling. Voor de aangifte loonheffingen betekent dit:
- de 3 indicaties verzekerd WAO/IVA/WGA, WW en ZW levert de levensloopinstelling aan met ‘N’;
- de rubriek loon SV levert de levensloopinstelling aan met €0;
- de premierubrieken voor de basispremie Aof, de gedifferentieerde premie Whk, de premie AWf
(laag, hoog en herzien), en de premie Ufo vult de levensloopinstelling in met €0; - de rubrieken voor ‘Aanwas in het cumulatieve premieloon’ voor het AWf en het Ufo vult de
levensloopinstelling in met €0.
Het levenslooptegoed is geen bijdrageloon Zvw, zodat hierover geen bijdrage Zvw verschuldigd is. In de aangifte vult de levensloopinstelling beide bijdragerubrieken in met €0. In de loonstaat vermeldt de levensloopinstelling in kolom 12 (bijdrageloon Zvw) €0.
De rubrieken voor ‘Ingehouden bijdrage Zvw’ en ‘Werkgeversheffing Zvw’ vult de levensloopinstelling
allebei in met €0.
Code K (werkgeversheffing)
De levensloopinstelling moet, ondanks dat er geen bijdrage Zvw is verschuldigd, wel de juiste code verzekeringssituatie Zvw opgeven. Voor veel levensloopdeelnemers zal dat code ‘K’ (werkgeversheffing) zijn.
Het is geen bezwaar als de levensloopinstelling deze code voor alle levensloopdeelnemers gebruikt, ook al zou de werkelijke verzekeringssituatie ‘ingehouden bijdrage’ (code M) of ‘niet verzekeringsplichtig’ (code A) zijn. De levensloopinstelling hoeft daar geen nader onderzoek naar te doen.
Geen loonheffingskorting
De levensloopinstelling past geen loonheffingskorting (dus ook geen levensloopverlofkorting) toe bij de inhouding van loonbelasting en premie volksverzekeringen over de levensloopaanspraak. Indien van toepassing, kan de werknemer de heffingskortingen in de aangifte inkomstenbelasting 2021 toepassen.
Waarde in het economisch verkeer
De levensloopinstelling belast op 1 november 2021 de waarde in het economische verkeer van de levensloopaanspraak als loon. De waarde in het economische verkeer is het tegoed vermeerderd met het renterecht tot en met 31 oktober 2021.
Witte of groene tabel?
De levensloopuitkering wordt aangemerkt als loon uit tegenwoordige dienstbetrekking. Dit betekent dat de verloning plaatsvindt tegen de witte tabel (bijzondere beloning).
Is de werknemer op 1 januari 2021 61 jaar of ouder, dan wordt de levensloopuitkering aangemerkt als loon uit vroegere dienstbetrekking (groene tabel voor bijzondere beloning is van toepassing).
Jaarloon
Bij het verlonen van het levenslooptegoed, moet het ‘jaarloon’ voor de tabel bijzondere beloning worden vastgesteld.
Als de levensloopinstelling in 2020 geen loonbelasting en premie volksverzekeringen heeft ingehouden voor de betreffende werknemer/deelnemer aan de levenslooprekening, wordt het jaarloon berekend aan de hand van de waarde in het economische verkeer van de levensloopaanspraak, dan wel aan de hand van deze waarde vermeerderd met andere uitkeringen die in 2021 hebben plaatsgevonden (van alle belaste uitkeringen die de levensloopinstelling aan de persoon gedaan heeft).
Code soort inkomstenverhouding
De ‘Code soort inkomstenverhouding/inkomenscode’ is voor de levensloopinstelling als volgt:
- voor een persoon die op 1 januari 2021 jonger dan 61 jaar is: in alle gevallen code 63 (Overige, niet hiervoor aangegeven, pensioenen of samenloop van meerdere pensioenen/lijfrenten of een betaling op grond van een afspraak na einde dienstbetrekking);
- voor een persoon die op 1 januari 2021 61 jaar of ouder is: code 54 (Opname levenslooptegoed door een werknemer die op 1 januari 61 jaar of ouder is). De levensloopinstelling vult geen code aard arbeidsverhouding in.
Code loonbelastingtabel
De code loonbelastingtabel (van de tabel bijzondere beloningen) die de levensloopinstelling voor personen die in Nederland wonen toepast is:
- voor een persoon die op 1 januari 2021 jonger is dan 61 jaar: code 010;
- voor een persoon die op 1 januari 2021 61 jaar ouder is: code 020.
Gevolgen voor (ex-)werknemer
Voor een (ex-)werknemer kan de inhouding door de levensloopinstelling gevolgen hebben voor de heffing van inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen. De levensloopinstelling kan geen loonheffingskorting toepassen. De (ex-)werknemer kan deze wel verrekenen in zijn aangifte inkomensheffing, als hij daar recht op heeft.
Box 3-vermogen
Het vrijgevallen levenslooptegoed valt in het box 3-vermogen. De vrijstelling van dit levenslooptegoed in box 3 is niet langer van toepassing en met het einde van het overgangsrecht vervallen.
Door het naar voren halen van het moment van vrijvallen naar 1 november wordt voorkomen dat het (hogere) levenslooptegoed vóór belastingheffing als box 3-vermogen in aanmerking wordt genomen. Het verzamelinkomen is door het vrijvallen van het tegoed hoger, dit kan gevolgen hebben voor de heffingskortingen en eventuele toeslagen.
Bronnen: Belastingdienst.nl en Nieuwsbrief Loonheffingen 2021