De hoogte van het bedrag van de subsidieverlening is de uitkomst van: A* x B* x 3 x 1,3 x 0,9.
Constante A: verwachte omzetdaling
De hoogte is allereerst afhankelijk van de verwachte omzetdaling. Als een werkgever in de referentieperiode een omzet had van € 1.000.000 en de verwachting heeft dat zijn omzetdaling € 400.000 betreft, is de verwachte omzetdaling 40%. Hiervoor staat de constante A in de berekening.
De omzetdaling moet minimaal 20 procent zijn om in aanmerking te komen voor de NOW-subsidie
Constante B: loonsom
Vervolgens is de hoogte van de berekening afhankelijk van de loonsom van de werkgever. Het gaat hier om de totale loonsom van werknemers waarvoor de werkgever het loon heeft uitbetaald in het tijdvak. Indien de werkgever in de betreffende maand een loonsom had van € 100.000, bij een loontijdvak van een maand, wordt hiervan uitgegaan voor de constante B in de berekening.
Per werknemer wordt het loon per aangiftetijdvak gemaximeerd op tweemaal het maximale dagloon. Dat
bedrag is vanaf 1 januari 2020 € 9.538.
Voorbeeld voorschot
Een werkgever heeft in de berekening van het voorschot, waarbij wordt uitgegaan van het tijdvak januari 2020, € 3.500.000 loonsom en een verwachte omzetdaling van 25%. Dat leidt tot een verwachte vaststelling van de subsidie van (0,25 x € 3.500.000 x 3 x 1,3 x 0,9) = € 3.071.250 in totaal. Hiervan krijgt de werkgever een voorschot van € 2.457.000.
Vermenigvuldigingsfactoren
Factor 3: de berekening van constante B is gebaseerd op de loonsom gedurende één maand. De subsidie wordt echter verstrekt voor een periode van die maanden. Daarom wordt vermenigvuldigd met de factor drie.
Factor 1,3: de uitkomst van het voorgaande wordt vervolgens vermenigvuldigd met 1,3. Deze factor is een forfaitaire opslag om de loonsom te corrigeren voor de verschillende kosten die de werkgever heeft.
De loonsom bestaat immers uit loon waarover loonbelasting en premies volksverzekering wordt afgedragen. De werkgever heeft daarnaast te maken met andere lasten, zoals pensioenpremies (werkgevers- als werknemersdeel), premies voor de werknemersverzekeringen en vaak een reservering voor het uitbetalen van vakantiegeld. Voor deze componenten tezamen wordt de loonsom daarom vermenigvuldigd met 1,3.
Factor 0,9: in de keuze voor het percentage van 90% komt tot uitdrukking dat het kabinet een afweging heeft gemaakt tussen de verantwoordelijkheid van de overheid en de eigen verantwoordelijkheid van bedrijven.
Hele SV-loon
Het voorschot wordt bepaald op basis van het hele SV-loon. Het is uitvoeringstechnisch niet mogeljik om bij het voorschot onderscheid te maken tussen loon op grond van de dienstbetrekking met werkgever en uitkeringen. Bij de definitieve vaststelling wordt hiervoor gecorrigeerd. Het loon per werknemer dat meer bedraagt dan € 9.538, wordt niet in de loonsom meegenomen.
Aangiftetijdvak januari 2020
In principe wordt aangesloten bij het aangiftetijdvak januari 2020.
Bij een werkgever die zijn werknemers elke vier weken loon uitbetaalt, wordt gekeken naar de eerste volledige vierwekenperiode in 2020. Dan wordt de loonsom in dat aangiftetijdvak verhoogd met 8,33 procent (13/12e) om het loon om te rekenen naar dat van een maand.
Als deze gegevens niet beschikbaar zijn bij het UWV, wordt gekeken naar de gegevens over maand november 2019 of de twaalfde vierwekenperiode van 2019.
Correctie niet mogelijk
Het kan voorkomen dat de gebruikte tijdvakken niet representatief zijn, bijvoorbeeld door groei van de onderneming of seizoenspatronen. Gegeven de benodigde eenvoud van de regeling, die noodzakelijk is om op zeer korte termijn zeer veel aanvragen te kunnen behandelen, is een correctie daarvoor niet mogelijk.
Tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid