De gemiddelde pensioenleeftijd van werknemers lag vanaf 2000 tot en met 2006 rond 61 jaar. Deze steeg vanaf 2007 door regelgeving en wetswijzigingen om werknemers te stimuleren om langer door te werken. Het aandeel werknemers die voor hun 65e verjaardag met pensioen gaan is sindsdien sterk gedaald.
Ook het feit dat de AOW-leeftijd vanaf 1 januari 2013 geleidelijk is gestegen, speelt een rol. In 2018 kregen personen vanaf 66 jaar een AOW-uitkering.
Meer 55+-werknemers
Het aantal personen van 55 jaar of ouder met loon als voornaamste inkomensbron is tussen 2006 en 2018 bijna verdubbeld, mede door maatregelen om vervroegd pensioen te ontmoedigen, de hogere AOW-leeftijd, de toegenomen arbeidsparticipatie van vrouwen en de vergrijzende bevolking.
Er waren in 2018 bijna vier keer zoveel werknemers van 60 tot 65 jaar als in 2006. Het aantal werknemers van 65 jaar of ouder nam sterk toe van 9.000 duizend in 2006 naar 81.000 in 2018.
Het aandeel werknemers die voor hun 65e verjaardag met pensioen gingen, daalde van 88 procent in 2006 naar 34 procent in 2018.
66 jaar
58 procent van de werknemers die in 2018 met pensioen gingen was 65 of 66 jaar, terwijl dat in 2006 nog 10 procent was. Het aandeel 66-jarigen onder de werknemers die met pensioen gingen steeg in 2018 toe tot 38 procent in verband met de verhoging van de AOW-leeftijd naar 66 jaar.
Laagopgeleiden
De gemiddelde pensioenleeftijd van werknemers met een laag opleidingsniveau was in 2018 65 jaar en 6 maanden. Werknemers met een hoog opleidingsniveau gingen gemiddeld op een leeftijd van 64 jaar en 10 maanden met pensioen en middelbaar opgeleiden met 64 jaar en 11 maanden.