Met de nota van wijziging op het Belastingplan 2026 wordt uitvoering gegeven aan de motie van de Tweede Kamerleden Klaver en Kouwenhoven.
Aanpassingen
In de Nota van wijziging op het Belastingplan 2026 zijn de volgende aanpassingen opgenomen:
- de inkomensgrens voor de arbeidskorting wordt bij het eerste knikpunt verlaagd met € 774 en wordt daarmee per 1 januari 2026 vastgesteld op € 11.965;
- de inkomensgrens van de arbeidskorting wordt bij het tweede knikpunt verlaagd met € 1674 en wordt daarmee per 1 januari 2026 vastgesteld op € 25.845;
- de in het Belastingplan 2026 voorgestelde verhogingen van de arbeidskorting van respectievelijk € 25 en € 27 bij het tweede en derde knikpunt vinden geen doorgang;
- het tarief in de eerste schijf wordt met 0,05% minder verlaagd en wordt daarmee per 1 januari 2026 vastgesteld op 35,75%;
- het aangrijpingspunt van het toptarief wordt met € 711 minder verhoogd bij het begin van 2026 waardoor het op € 78.426 uitkomt.
Negatieve inkomensgevolgen
De koopkrachtmaatregelen die zijn opgenomen in het Belastingplan 2025 kunnen, in combinatie met de reguliere indexatie van de arbeidskorting, tot negatieve inkomensgevolgen leiden voor deeltijdwerkers die op jaarbasis minder dan het minimumloon verdienen en waarbij de lonen minder zijn toegenomen dan de algemene loonontwikkeling.
In het Belastingplan 2026 wordt de arbeidskorting beleidsmatig verhoogd. In de motie van de leden Klaver en Kouwenhoven wordt het kabinet verzocht deze inkomensgevolgen voor 2026 ongedaan te maken.
Meer recht op arbeidskorting
Conform de wens van de Tweede Kamer wordt in de nota van wijziging de indexatie van de eerste twee inkomensgrenzen van de arbeidskorting per 2026 zo aangepast dat deze uitkomen op het bedrag wanneer geïndexeerd zou zijn met de volledige tabelcorrectiefactor in 2025 en 2026.
Werkenden met een laag inkomen krijgen hierdoor meer recht op arbeidskorting in 2026 ten opzichte van de standaardsituatie waarin de inkomensgrenzen met het minimumloon zouden zijn geïndexeerd.
De inkomensgrens bij het eerste knikpunt is hierdoor per 2026 € 11.965 en bij het tweede knikpunt € 25.845. Dit is een verlaging van respectievelijk € 774 en € 1.674. Deze aanpassing kost initieel jaarlijks circa € 600 miljoen.
Arbeidskorting verzilveren
De geleidelijke afbouw van de inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK) zorgt ervoor dat een deel van de huishoudens op termijn een groter deel van de arbeidskorting kan verzilveren. Daardoor lopen de kosten van de aanpassing na 2030 op tot € 734 miljoen in 2035 (en zijn vanaf dan structureel).
Om deze budgettaire derving te kunnen dekken, wordt de voorgenomen verhoging van het bedrag van de arbeidskorting uit het Belastingplan 2026 alternatief ingezet. Het ging hier om een verhoging bij het tweede knikpunt met € 25 en derde knikpunt met € 27. Dat levert een bedrag van € 185 miljoen op.
Hiermee wordt ook invulling gegeven aan de motie van de leden Van Hijum en Bikker waarin het kabinet wordt verzocht om het terugdraaien van de verhoging van de arbeidskorting.
Tarief in eerste schijf minder verlaagd
Ook wordt het tarief in de eerste schijf van de inkomstenbelasting minder verlaagd met ingang van 2026. Het tarief in de eerste schijf wordt initieel met 0,05%-punt minder verlaagd, waardoor het in 2026 op 35,75% uitkomt.
Om de structurele kosten op te vangen, wordt het tarief na 2030 in geleidelijke stapjes nog minder verlaagd, tot 0,09%-punt minder in 2035. Dit zorgt voor een opbrengst van € 189 miljoen in 2026 oplopend naar € 311 miljoen in 2035.
Ook wordt het aangrijpingspunt van het toptarief met € 711 minder verhoogd in 2026 waardoor het op € 78.426 uitkomt. Dat levert de resterende budgettaire dekking van € 236 miljoen op in 2026.

Doeltreffend en doelmatig?
De doelstelling van het pakket aan maatregelen is om deeltijdwerkers die op jaarbasis minder dan het minimumloon verdienen meer arbeidskorting te geven in 2026 ten opzichte van de situatie waarin de grenzen op basis van het minimumloon zouden zijn geïndexeerd.
De maatregel is doeltreffend in het zorgen voor een positief inkomenseffect voor deeltijdwerkers onder het minimumloon, zij ontvangen meer arbeidskorting.
De maatregel is beperkt doelmatig omdat hierdoor een groep deeltijdwerkers niet meer door de arbeidskorting wordt gestimuleerd om voltijd te werken omdat het tweede knikpunt op een lager percentage van het wettelijk minimumloon (wml) wordt vastgesteld.
Inkomensgevolgen
De inkomensgevolgen van de nota van wijziging zijn evenwichtig verdeeld over de verschillende groepen.

De aanpassing van de inkomensgrenzen in de arbeidskorting heeft vooral een positief effect voor deeltijdwerkers met een uurloon op of rond het minimumloon, maar dat is in tabel 2 niet goed terug te zien. Dat komt doordat de groep die baat heeft bij de maatregel slechts een klein deel van het totaal aantal mensen beslaat, waardoor het effect van de maatregel niet terug is te zien in de mediane inkomenseffecten.
Tabel 3 toont de wijziging in euro’s van de maatregelen in de nota van wijziging voor verschillende inkomensniveaus. Het maximale voordeel loopt op tot circa € 450 voor inkomens rond het nieuwe tweede knikpunt van de arbeidskorting (€ 25.845). Ter vergelijking: het inkomen van iemand die voltijds op wml-niveau werkt is naar verwachting ruim € 30.000 in 2026.

Nota van wijziging motie Klaver en Kouwenhoven
Uitvoeringstoets nota van wijziging Belastingplan 2026

