
De rechtbank oordeelt dat de nageheven bedragen aanzienlijk zijn en het gaat om posten die in elk tijdvak terugkeren. Aangezien de werkgever niet de vereiste aangiften loonheffingen heeft gedaan, geldt omkering van de bewijslast. De administratie van de werkgever vertoont dusdanige gebreken dat die niet kan dienen voor de berekening van de af te dragen loonheffingen.
Waar gaat deze zaak over?
Het bedrijf is actief op het gebied van de particuliere beveiliging en fungeert ook als uitzendbureau. De onderneming is in 2012 gestart door de directeur-grootaandeelhouder (dga). Per 1 juli 2015 is de eenmanszaak omgezet in een besloten vennootschap. Per 19 juli 2018 is de de man, die op dat moment werknemer van het bedrijf was, voor 50% aandeelhouder geworden in het bedrijf.
De vader van de dga verzorgt het opmaken en inboeken van de facturen. De dga verzorgt de loonadministratie. De werkgever doet per maand aangifte loonheffingen. Deze aangiften zijn gedaan door de vader van de dga op basis van de aanwezige administratie. Over de jaren 2016-2018 heeft de werkgever de volgende bedragen aan loonheffingen aangegeven en afgedragen:
- 2016: € 17.753;
- 2017: € 25.076;
- 2018: € 99.918.
Bij brief van 27 augustus 2019 heeft de inspecteur van de Belastingdienst een boekenonderzoek aangekondigd.
Met dagtekening 29 juli 2021 heeft de inspecteur het definitieve controlerapport aan de werkgever toegestuurd. Daarbij wordt ook het voornemen om een vergrijp- en een verzuimboete op te leggen medegedeeld.
Maandelijks aangifte loonheffingen doen
De inspecteur heeft onweersproken gesteld dat de werkgever maandelijks is uitgenodigd voor het doen van aangifte loonheffingen. De werkgever heeft toegelicht dat de aangiften in deze tijdvakken werden gedaan door de vader van de dga aan de hand van de administratie.
Terechte correcties
Al in bezwaar heeft de werkgever erkend dat de inspecteur de aangiften op verschillende punten terecht heeft gecorrigeerd. Dit betreft de aansluiting tussen het nettoloon en de financiële administratie voor het jaar 2018, het privégebruik auto voor drie werknemers, een deel van het gebruikelijk loon voor de beide dga’s, de vaste kostenvergoedingen voor de dga’s, het reguliere loon voor de werknemer voordat hij dga werd, de vrijwilligers- en stagevergoedingen en een groot deel van de overschrijding van de vrije ruimte voor de werkkostenregeling. Het totaal van deze, ook volgens de werkgever, terechte correcties betreffen de volgende bedragen per jaar:
- 2016: € 5.593;
- 2017: € 8.795;
- 2018: € 27.713.
Deze bedragen zijn volgens het oordeel van de rechtbank aanzienlijk te noemen. Daarbij gaat het voor een belangrijk deel om posten die in elk tijdvak terugkeren.
Daar komt nog bij dat de administratie van de werkgever voor de loonheffingen voor de betreffende tijdvakken aanmerkelijke lacunes vertoont.
Aanzienlijke bedragen niet afgedragen
Volgens de rechtbank behoorde de werkgever ook te weten dat door de inhoudelijke gebreken in de aangiften aanzienlijke bedragen aan verschuldigde loonheffingen niet zouden worden afgedragen.
De werkgever is immers een beveiligingsbedrijf waarvan de werkzaamheden in hoofdzaak bestonden uit de terbeschikkingstelling van mankrachten. Het bedrijf had zich daarom moeten verdiepen in de toepasselijke regelingen ten aanzien van de loonheffingen en een administratie moeten voeren die geschikt was voor de uitvoering daarvan. Datzelfde geldt voor de boekhouder, wiens kennis en inzicht in dit verband aan de werkgever moeten worden toegerekend.
De werkgever heeft ter zitting nog naar voren gebracht dat hij in de opstartfase niet altijd heeft nagedacht over de gevolgen van zijn handelen (bijvoorbeeld de aanschaf van werkkleding zonder logo voor haar werknemers) voor de loonheffingen. Dat maakt het voorgaande echter niet anders, omdat hij zich van die gevolgen wel bewust had moeten zijn.
De rechtbank komt tot de slotsom dat de werkgever voor alle tijdvakken in de jaren 2016-2018 niet de vereiste aangifte heeft gedaan.
Betaalbewijs overgelegd?
De werkgever stelt zich op het standpunt dat de in de loonjournaalpost opgenomen bedragen aan loonheffingen wel degelijk zijn afgedragen. Hiervan is ook een betaalbewijs overgelegd.
De inspecteur brengt naar voren dat de werkgever volgens de loonjournaalpost in de boekhouding in het jaar 2016 een bedrag van € 26.427 aan loonheffingen moest afdragen. De werkgever heeft echter naar aanleiding van de initieel ingediende loonaangiften slechts een bedrag van € 9.129 afgedragen en vervolgens nog eens een bedrag van € 8.624 op een naheffingsaanslag van 9 augustus 2019. Dit betekent dat nog een bedrag openstond van € 8.674 dat terecht is nageheven. Een betaalbewijs voor dit bedrag is nooit overgelegd.
Verzuimboete terecht opgelegd
De inspecteur heeft volgens de rechtbank overtuigend aangetoond dat de werkgever de loonheffingen die op aangifte moesten worden afgedragen gedeeltelijk niet (binnen de termijn) heeft betaald. Dat betekent dat de verzuimboete terecht is opgelegd, tenzij sprake is van afwezigheid van alle schuld. De werkgever heeft zich daarop echter niet beroepen.
De werkgever meent dat het verschil tussen de uitbetaalde bedragen en nettobedragen volgens de loonadministratie verwaarloosbaar klein is. Bovendien hoeft het hier niet te gaan om (netto) lonen, maar kan het ook (intermediaire) kosten betreffen. De werkgever betoogt nog dat in deze post geen rekening is gehouden met niet-uitbetaald loon, dat wil zeggen loon dat wel is verantwoord in de loonadministratie maar niet tot uitbetaling is gekomen.
Salarisstroken overleggen niet nodig
Verder is de berekening mede gebaseerd op loonvoorschotten, waarvan de werkgever heeft gesteld dat deze contant zijn terugbetaald. Daarvoor is ook een kasmutatie aangemaakt. Dat dat niet op persoonsniveau valt terug te leiden is volgens de werkgever geen bezwaar. De werkgever biedt aan alle salarisstroken te overleggen, om te laten zien dat de voorschotten nadien niet zijn verrekend.
De inspecteur voert aan dat de werkgever de stelling dat het verschil tussen de uitbetaalde bedragen en de loonadministratie kan worden verklaard door vergoeding van (intermediaire) kosten niet met bewijsstukken heeft onderbouwd.
Tussen partijen is niet in geschil dat de uitbetaalde lonen volgens de financiële administratie hoger zijn dan de netto uitbetaalde lonen volgens de loonadministratie. De rechtbank heeft in dit verband geen aanleiding gezien om de werkgever in de gelegenheid te stellen alle opgestelde salarisstroken in het geding te brengen.
Het feit dat de werkgever daarmee had willen onderbouwen – namelijk dat geen contante voorschotten zijn verrekend met het loon – kan namelijk niet bijdragen tot de conclusie dat het verschil tussen de netto uitbetaalde lonen en de in de loonadministratie verantwoorde netto lonen geen belastbaar loon vormt.
Meer uren gewerkt dan verantwoord
In de administratie van de werkgever ontbreekt een registratie van de uren die werknemers hebben gewerkt voor verschillende opdrachtgevers. Daardoor kan geen verband worden gelegd tussen de in de loonadministratie verantwoorde uren en de gefactureerde bedragen. De berekeningen in het controlerapport bevatten naar het oordeel van de rechtbank inderdaad aanwijzingen dat de werknemers van de werkgever aanzienlijk meer uren hebben gewerkt dan verantwoord in de loonadministratie.
Schatting niet onredelijk
De inspecteur heeft op basis van die aanwijzingen een schatting gemaakt van het ontbrekende loon. Het controlerapport verschaft feitelijke aanknopingspunten waaruit volgens de rechtbank kan worden afgeleid dat deze schatting niet onredelijk en dus niet willekeurig is.
Gebruikelijk loon
De inspecteur heeft het gebruikelijk loon voor het jaar 2016 gebaseerd op het loon van de meest verdienende werknemer bij de werkgever (€ 51.670). De inspecteur is bij de berekening van het gebruikelijk loon voor de jaren 2017 en 2018 uitgegaan van een vacature voor regiomanager bij een gemiddeld groot beveiligingsbedrijf (75% * € 67.000). Dat is volgens hem de meest vergelijkbare dienstbetrekking voor een directeur-grootaandeelhouder bij een regionaal beveiligingsbedrijf als de werkgever.
De inspecteur is voor het jaar 2016 terecht uitgegaan van het loon van een vrouw, die in dat jaar de meest verdienende werknemer was bij de werkgever.
Voor de jaren 2017 en 2018 is de rechtbank van oordeel dat de werkgever wel heeft doen blijken dat de door de inspecteur gehanteerde referentiefunctie van regiomanager bij een gemiddeld groot beveiligingsbedrijf niet de meest vergelijkbare dienstbetrekking is.
Het door de rechtbank vastgestelde gebruikelijk loon is telkens hoger dan het aangegeven gebruikelijk loon, zodat de correcties van de inspecteur deels in stand blijven.
De rechtbank vermindert de naheffingsaanslag daarom tot € 181.946 -/- € 5.714 = € 176.232.
Geen opzet, wel grove schuld
De inspecteur heeft volgens de rechtbank niet overtuigend aangetoond dat het aan (voorwaardelijk) opzet van de werkgever is te wijten dat de belasting die voor het door hem gecorrigeerde loon in geld op aangifte had moeten worden afgedragen niet is betaald.
De inspecteur is wel erin geslaagd overtuigend aan te tonen dat de overige onjuistheden in de aangiften van de werkgever aan zijn grove schuld te wijten zijn. Bij grove schuld kan gedacht worden aan afkeurenswaardige slordigheid of ernstige nalatigheid.
Ernstige lacunes
De werkgever had redelijkerwijs moeten of kunnen begrijpen dat zijn gedrag tot gevolg kon hebben dat te weinig belasting zou worden afgedragen. Volgens de rechtbank is aan deze vereisten voldaan. De administratie van de werkgever vertoont ernstige lacunes. Met name het ontbreken van een kasadministratie, urenstaten en (voor een deel van de naheffingsperiode) planningsoverzichten is voor een organisatie als die van de werkgever, waarin gebruik wordt gemaakt van flexibele arbeidscontracten en regelmatig contante betalingen worden gedaan, zeer onzorgvuldig te noemen. Voor deze administratie was primair de dga verantwoordelijk.
Zonder deze administratie vielen ook voor de werkgever zelf de aangiften loonheffingen niet op juistheid te controleren. Uit het schuldonderzoek dat de inspecteur heeft gedaan komt overigens ook naar voren dat niemand uit de organisatie van de werkgever heeft gecontroleerd of de juiste afdracht heeft plaatsgevonden op basis van de loonadministratie.
Geen specifieke fiscale deskundigheid
De werkgever heeft het doen van de aangiften loonheffingen toevertrouwd aan de vader van de dga en blindelings op diens kennis van bovengemiddeld ingewikkelde fiscale regelingen vertrouwd, terwijl deze een mulo-opleiding heeft gevolgd en een praktijkdiploma boekhouden had en dus niet over specifiek fiscale deskundigheid beschikte. Onder die omstandigheden is aan de werkgever een aan opzet grenzende onachtzaamheid te verwijten en had hij kunnen en moeten begrijpen dat zijn gedrag tot gevolg kon hebben dat te weinig loonheffingen zouden worden afgedragen.
De werkgever moet een vergrijpboete betalen van € 10.401.
Uitspraak Rechtbank Noord-Holland, 19 december 2024, ECLI:NL:RBNHO:2024:13861