
Niet is gebleken dat de werknemer op staande voet is ontslagen. Dat oordeelt de kantonrechter.
Waar gaat deze zaak over?
De werknemer is op 10 juli 2023 voor bepaalde tijd, namelijk voor de duur van 6 maanden, in dienst getreden bij de werkgever. Het loon bedraagt € 12,55 bruto per uur, exclusief vakantiebijslag en overige emolumenten.
De werkgever heeft het salaris van de werknemer over de over de periode 1 augustus 2023 tot en met 19 september 2023 niet betaald. De werknemer verzoekt in deze procedure dan ook om betaling van zijn loon tot en met 19 september 2023 van in totaal € 2.988,16 bruto.
Daarnaast is de werknemer volgens hem op 20 september 2023 op staande voet ontslagen, zonder dat aan hem een dringende reden is medegedeeld en zonder dat er hoor en wederhoor heeft plaatsgevonden.
De werknemer berust in het ontslag, maar omdat het ontslag niet aan de wettelijke vereisten voldoet, verzoekt hij om betaling van een gefixeerde schadevergoeding van € 2.439,72, de transitievergoeding en een billijke vergoeding. Ook verzoekt hij in het kader van de eindafrekening om betaling van de vakantiebijslag en nog openstaande vakantie-uren.
De werkgever heeft verweer gevoerd en het salaris van de werknemer niet betaald omdat de werknemer de opgestuurde arbeidsovereenkomsten niet heeft ondertekend. Volgens de werkgever is de werknemer niet op staande voet ontslagen, maar heeft de werknemer zelf ontslag genomen.
Salaris t/m 19 september 2023 betalen
De kantonrechter oordeelt dat de werkgever het salaris over de periode 1 augustus 2023 tot en met 19 september 2023 aan de werknemer moet betalen. De werknemer heeft in die periode namelijk werkzaamheden verricht voor de werkgever en daar moet hij voor worden betaald.
Nog los van de discussie of de werknemer de eerste arbeidsovereenkomst die de werkgever had opgestuurd wel of niet heeft ondertekend, is voor het betalen van loon, anders dan de werkgever aanvoert, niet nodig dat er een schriftelijke, ondertekende arbeidsovereenkomst is. Dat de werkgever dit voor de boekhouding nodig heeft mag zo zijn, maar dat is geen reden om geen salaris te betalen als er wel is gewerkt.
Volgens de werknemer heeft hij in augustus 144,5 uur gewerkt en in september 93,6 uur. Dat is door de werkgever niet betwist. Een bedrag van € 2.988,16 bruto wijst de kantonrechter dan ook toe.
Niet op staande voet ontslagen
De werknemer stelt dat hij op 20 september 2023 ten onrechte op staande voet is ontslagen door de werkgever, maar de werkgever betwist dat zij de werknemer heeft ontslagen. De kantonrechter kan gezien deze betwisting niet vaststellen dat de werknemer is ontslagen. Dat heeft de werknemer namelijk niet met stukken onderbouwd. Zo is er bijvoorbeeld geen brief van de werkgever waaruit volgt dat hij de werknemer heeft ontslagen.
Bovendien heeft de werknemer kort na het vermeende ontslag op 26 september 2023 aan de werkgever een brief gestuurd, waarin hij schrijft dat zijn arbeidsovereenkomst op 19 september 2023 is geëindigd en waarin hij aanspraak maakt op het loon van 1 augustus 2023 tot en met 19 september 2023. In deze brief wordt op geen enkele manier gerefereerd naar het feit dat hij (ten onrechte) zou zijn ontslagen.
Geen recht op vergoedingen
Als de werknemer inderdaad op staande voet was ontslagen, ligt het voor de hand dat de werknemer hier een punt van maakt in deze brief. De werknemer is dus kennelijk zelf aanvankelijk ook niet uit gegaan van een ontslag op staande voet. Hij heeft, om welke reden dan ook, per 20 september 2023 niet meer gewerkt en het dienstverband is per die datum geëindigd. Daar zijn partijen het over eens. Omdat niet kan worden vastgesteld dat de werknemer op staande voet is ontslagen, laat staan ten onrechte, heeft hij ook geen recht op een gefixeerde schadevergoeding, een transitievergoeding en een billijke vergoeding.
Vakantiebijslag en resterende vakantie-uren
Wel moet de werkgever in het kader van de eindafrekening de vakantiebijslag over het loon tot en met 19 september 2023 betalen en de resterende vakantie-uren betalen. In juli 2023 heeft de werknemer 132 uur gewerkt, wat neerkomt op een salaris van € 1.656,60 bruto. Dat is door de werkgever niet weersproken.
De werknemer heeft over de maanden augustus 2023 en september 2023 recht op een salaris van € 2.988,16 bruto. In totaal heeft hij dus recht op de vakantiebijslag van 8% over het totale verdiende salaris van € 4.644,76. De vakantiebijslag van 10 juli 2023 tot en met 19 september 2023 van € 371,58 wordt dan ook toegewezen. Daarnaast stelt de werknemer dat hij nog recht heeft op een betaling van 29 niet opgenomen vakantie-uren voor in totaal € 363,95 bruto. Dat heeft de werkgever niet betwist. Dit bedrag is dan ook toewijsbaar.
Wettelijke verhoging en rente
Omdat het loon, de vakantiebijslag en de niet opgenomen vakantie-uren te laat zijn betaald door de werkgever, heeft de werknemer recht op een wettelijke verhoging hierover van maximaal 50%. De werkgever heeft hier geen verweer tegen gevoerd en niet is gebleken dat de werkgever een goede reden had voor het niet betalen van het loon.
De wettelijke verhoging van 50% wijst de kantonrechter dan ook toe. Dat komt neer op een bedrag van € 1.861,85 bruto (50% van het totaal toegewezen bedrag van € 3.723,69 bruto).
De werknemer verzoekt daarnaast nog om betaling van de wettelijke rente over het loon, de vakantiebijslag en de vakantie-uren. De wettelijke rente wordt toegewezen.
Bruto/netto specificatie
De werknemer verzoekt tot slot dat de werkgever de toegewezen bedragen verwerkt op een deugdelijke bruto/netto specificatie, op straffe van een dwangsom. Dit verzoek is toewijsbaar.
Proceskosten
Omdat de werknemer en de werkgever over en weer (on)gelijk hebben gekregen, ziet de kanonrechter aanleiding om de proceskosten te compenseren.
Uitspraak Rechtbank Midden-Nederland, 1 februari 2024, ECLI:NL:RBMNE:2024:7361