
De bedrijfsarts had– zonder overleg met de werkgever – niet zonder meer tot de conclusie kunnen komen dat de werknemer geschikt was voor het eigen werk. De bedrijfsarts heeft ook ter zitting niet inzichtelijk kunnen maken hoe hij tot die conclusie was gekomen zonder te weten wat het eigen werk van de werknemer precies inhield.
Daarnaast is het Tuchtcollege van de Gezondheidszorg van oordeel dat de spreekuurrapportage van de bedrijfsarts onduidelijk en tegenstrijdig is. De werknemer wordt in de rapportage geschikt gevonden (of mogelijk geschikt?) voor eigen werk, terwijl niet duidelijk is wat het eigen werk inhoudt. In de rapportage is verder vermeld dat de werknemer het met de conclusie (geschikt voor eigen werk) eens is, terwijl dit niet het geval was. De bedrijfsarts krijgt van het Tuchtcollege een waarschuwing opgelegd.
Wat speelt er in deze zaak?
De werknemer werkt als bakwagen-/trailerchauffeur (winkeldistributie) voor een transportbedrijf. Hij is na ziekmeldingen in verband met pijnlijke, vermoeide voeten gezien door de bedrijfsarts (arbodienstverlener voor het transportbedrijf). De werknemer is niet tevreden over het handelen van de bedrijfsarts in dit kader.
De vraag is of de bedrijfsarts de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht worden. De
norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende bedrijfsarts. Bij de beoordeling wordt
rekening gehouden met de voor de zorgverlener geldende beroepsnormen en andere professionele
standaarden. Dat een zorgverlener beter anders had kunnen handelen is niet altijd genoeg voor een
tuchtrechtelijk verwijt.
Twee klachtonderdelen zijn gegrond. Het betreft geschikt voor eigen werk en onvolledig opgestelde rapportages.
Geschikt voor eigen werk
In de door de bedrijfsarts opgestelde spreekuurrapportage van het consult is vermeld dat de werknemer drie werkdagen voltijds kan werken in het eigen werk. Dit terwijl voor de bedrijfsarts niet duidelijk was wat het eigen werk van de werknemer op dat moment precies inhield (trailer- of bakwagenchauffeur of allebei). De inhoud van het eigen werk van de werknemer was nog onderwerp van gesprek met de leidinggevende van de werknemer, zoals is vermeld in de spreekuurrapportage.
Uit de spreekuurrapportage in samenhang gelezen met de aantekeningen van de bedrijfsarts in het medisch dossier blijkt dat de bedrijfsarts beperkingen bij de werknemer zag, maar ervan uit ging dat de werknemer bepaalde lichtere winkeldistributie in aanwezigheid van een bijrijder wel kon doen. De bedrijfsarts wist op dat moment echter niet of het werk van de werknemer op die manier (voor drie dagen per week) kon worden ingevuld.
De bedrijfsarts had daarom – zonder overleg met de werkgever – niet zonder meer tot de conclusie kunnen komen dat de werknemer geschikt was voor het eigen werk. De bedrijfsarts heeft ook ter zitting niet inzichtelijk kunnen maken hoe hij tot die conclusie was gekomen zonder te weten wat het eigen werk van de werknemer precies inhield. Het klachtonderdeel is gegrond.
Onvolledige rapportages
Het college is van oordeel dat de spreekuurrapportage van de bedrijfsarts onduidelijk en tegenstrijdig is. de werknemer wordt in de rapportage geschikt gevonden (of mogelijk geschikt?) voor eigen werk, terwijl niet duidelijk is wat het eigen werk inhoudt. In de rapportage is verder vermeld dat de werknemer het met de conclusie (geschikt voor eigen werk) eens is, terwijl dit niet het geval was. Dit klachtonderdeel is gegrond.
De bedrijfsarts krijgt op grond van deze twee klachten een waarschuwing opgelegd.